ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ2222

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110079
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gesloten machtiging voor minderjarige met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen

Op 3 juni 2009 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen de zaak van een 11-jarig meisje behandeld, dat onder toezicht stond van het Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ). De moeder van het meisje had een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling, terwijl BJZ een machtiging tot gesloten plaatsing vroeg. Het meisje, dat kampt met ernstige gedragsproblemen en een hechtingsstoornis, verblijft op dat moment in een kinderpsychiatrische kliniek. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de moeder zich grote zorgen maakt over de ontwikkeling van haar dochter en dat zij niet in staat is om de zorg voor haar te dragen. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder en de problemen van het meisje erkend, maar oordeelde dat het verzoek tot gesloten plaatsing onvoldoende onderbouwd was. Er was geen overtuigend bewijs dat een gesloten setting noodzakelijk was voor het meisje, gezien haar jonge leeftijd en de recente ontwikkelingen in haar behandeling.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling toe te wijzen, omdat er voldoende bewijs was dat andere middelen in het vrijwillige kader niet hadden gewerkt. De kinderrechter heeft ook een machtiging tot uithuisplaatsing in een residentiële AWBZ-instelling verleend, in het belang van de verzorging en opvoeding van het meisje. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van de minderjarige, waarbij de kinderrechter benadrukte dat het belangrijk is om te onderzoeken waar het meisje het beste behandeld kan worden zonder haar onnodig te belasten.

De uitspraak werd gedaan door kinderrechter M.P. den Hollander, in aanwezigheid van griffier C.J.A. Joosse. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 110079 / JE RK 09-425
beschikking kinderrechter d.d. 3 juni 2009
inzake
* [minderjarige],
geboren in de gemeente Amsterdam [in 1997],
kind van:
[de vader],
wonende te [adres]
en
[de moeder],
wonende te [adres] .
De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 25 mei 2009 heeft het Bureau Jeugdzorg Groningen een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, gedateerd 14 mei 2009, tot verlening van een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden, met toepassing van artikel 29b, lid 2, sub c, van de Wet op de jeugdzorg.
Op 3 juni 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de minderjarige [minderjarige], bijgestaan door de ambtshalve aan haar toegevoegde advocaat mr. A.M. Crouwel, de moeder en mevrouw B.S. Mulder namens het Bureau Jeugdzorg Groningen (hierna: BJZ).
Ter zitting is door de moeder een mondeling verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] en heeft BJZ haar verzoek tot verlening van een machtiging tot gesloten plaatsing gewijzigd in een verzoek tot plaatsing van [minderjarige] in een AWBZ-instelling.
OVERWEGINGEN
Standpunt BJZ
Het verzoek tot gesloten geplaatsing van [minderjarige] is gedaan omdat zij feitelijk niet meer te handhaven is in een open setting. [minderjarige] kampt met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen; zij houdt zich niet aan afspraken, is fysiek agressief en onttrekt zich aan de hulpverlening. [minderjarige] heeft een medegroepsgenoot mishandeld en groepsleiding zodanig aangevallen dat fixatie nodig was.
Moeder kan [minderjarige] thuis niet meer aan. [minderjarige] gaat volledig haar eigen weg, liegt en bedriegt en trekt zich niets van moeder aan. Moeder vindt dat [minderjarige] ergens opgevangen moet worden en een behandeling krijgt. Als het in het belang van [minderjarige] is dat zij gesloten behandeld moet worden, stemt moeder daar mee in. Het is de verwachting dat [minderjarige] op dit moment niet te handhaven is in een open setting. Een tussenstap door middel van een gesloten plaatsing is nodig.
Ter zitting is door BJZ het volgende naar voren gebracht.
Moeder is een zeer betrokken moeder, wier kind bij Accàre geplaatst is, maar voor wie BJZ zonder ondertoezichtstelling in feite weinig kan doen. Moeder heeft veel steun nodig, terwijl het de vraag blijft -ofschoon er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden- of [minderjarige] gezien haar "profiel" wel op haar plek zal zijn in een gesloten setting als 'Het Poortje'.
Standpunt minderjarige [minderjarige]
[minderjarige] (11 jaar) bevestigt dat ze in de kinderpsychiatrische kliniek van Accàre verblijft. Ze wil niet naar 'Het Poortje'. Daar zitten alleen maar oudere kinderen dan zij en de groepen zijn er groot. [minderjarige] kan dat niet hanteren. [minderjarige] vindt het nu goed gaan. Eerst was ze heel agressief, maar nu heeft ze geleerd daar mee om te gaan. Op school gaat het ook goed; dat komt volgens [minderjarige] omdat ze wel iedere dag naar school moet, maar de schooldagen korter zijn. [minderjarige] gaat heel graag naar het logeerhuis waar ze het fijn vindt, maar ze heeft begrepen dat dat gaat stoppen. [minderjarige] heeft vernomen dat [naam vader] niet haar biologische vader is, maar dat moeder voor haar op zoek wil gaan naar haar biologische vader.
Door de advocaat van [minderjarige] wordt naar voren gebracht dat haar na een gesprek met de begeleiding van [minderjarige] in Accàre duidelijk is geworden dat de mogelijkheid bestaat dat kinderen daar een half jaar tot een jaar verblijven.
Plaatsing van [minderjarige] in 'Het Poortje' is absoluut niet geëigend voor een zo jong kind als [minderjarige] is. Er zitten alleen kinderen die ouder zijn dan [minderjarige] en in een andere levensfase verkeren. Daarnaast doet [minderjarige] haar best en lukt het haar steeds beter haar agressiedoorbraken te hanteren. Er is weliswaar een verklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, maar deze is gebaseerd op een beeld dat reeds van haar bestond. Bovendien heeft de gedragswetenschapper haar niet onderzocht.
Op de 'In Betweengroep' zijn kinderen geplaatst die wel de leeftijd van [minderjarige] hebben.
De advocaat van [minderjarige] staat achter een ondertoezichtstelling.
Standpunt moeder
Moeder geeft aan al jaren bezig te zijn om voor [minderjarige] de juiste hulpverlening te vinden. Dat is tot nu toe niet gelukt. [minderjarige] heeft een hulpverleningsgeschiedenis achter de rug in het vrijwillige kader. [minderjarige] kan moeilijk met emoties omgaan. Ze heeft gedragsmatige agressieregulatietherapie gehad (stoplichten) waarbij ze beginnende boosheid aanvoelt komen en daarmee om leert gaan. Dat is moeilijk voor haar. [minderjarige] interpreteert dingen anders. Moeder maakt zich grote zorgen om [minderjarige] en is bang dat ze tussen de wal en het schip dreigt te raken. Moeder vecht voor haar dochter, ziet in dat zij gelet op haar eigen problematiek (borderline) niet goed genoeg toegerust is om het gedrag van [minderjarige] voor langere tijd te kunnen hanteren en hoopt eigenlijk op een geschikt pleeggezin met mensen met een sterke ruggengraat die [minderjarige] de structuur en veiligheid kunnen bieden die ze nodig heeft.
Moeder verzoekt ter zitting om een ondertoezichtstelling uit te spreken in de hoop dat [minderjarige] beter geholpen kan worden. Moeder wenst dan dezelfde gezinsvoogd (Marcel) als een ander kind van haar heeft. De (juridische) vader van [minderjarige], [naam vader], is telefonisch akkoord gegaan met het ter zitting mondeling gedane verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige].
Beoordeling door de kinderrechter
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er grote zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige]. Er is sprake van ernstige opgroei en opvoedingsproblemen.
[minderjarige] is bekend in de kinder- en jeugdpsychiatrie met een hechtingsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling met daarnaast veel gedragsproblemen. [minderjarige] en haar moeder hebben aangegeven dat het niet wenselijk is dat [minderjarige] weer bij moeder gaat wonen. Moeder kan de zorg voor [minderjarige] niet aan; [minderjarige] gaat volkomen haar eigen gang, liegt en bedriegt en is moeilijk vatbaar voor correcties.
De kinderrechter zal evenwel het verzoek om een machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg afwijzen. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor [minderjarige], gelet op haar leeftijd (11 jaar) en constitutie, noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
[minderjarige] verblijft thans in een leefgroep van de kinderkliniek voor Kinderpsychiatrie van het UCKJP Accàre. Zij is daar sedert 19 maart 2009 opgenomen voor nadere diagnostiek en het maken van een inschatting of zij plaatsbaar is in een pleeggezin.
Accàre heeft [minderjarige] bij brief van 23 april 2009 aangemeld bij bjz omdat Accàre - gezien eerdere ervaringen binnen de jeugdzorg - het zeer de vraag acht of het mogelijk is om [minderjarige] in een open setting te behandelen en of zij plaatsbaar is in een pleeggezin. Accàre geeft in haar brief aan dat zij, na zorgvuldig intern overleg, met moeder en [minderjarige] en overleg met
mw. K. Bartol van bjz, denkt dat [minderjarige] in aanmerking komt voor opname en behandeling in 'Het Poortje'. Het wordt niet haalbaar geacht dat [minderjarige] via een plaatsing in de "In Between groep" wordt geplaatst in een pleeggezin. De brief van Accàre vormt de grondslag van het onderhavige schriftelijke verzoek van bjz.
De kinderrechter acht het schriftelijke verzoek van bjz onvoldoende onderbouwd omdat uit de brief van Accàre onvoldoende de noodzaak van een gesloten plaatsing blijkt. Uit de brief blijkt immers dat kennelijk nog niet is geprobeerd om het toekomstperspectief van [minderjarige] zo helder mogelijk te krijgen. Dit klemt te meer nu uit die brief tevens blijkt dat Accàre tot een plaatsing gesloten heeft geadviseerd zonder dat zij kennis heeft genomen van de eerdere verslagen van de perioden dat [minderjarige] opgenomen is geweest in de jeugdzorg. Voorts is ter zitting gebleken dat er in het geheel nog geen contact heeft plaatsgevonden met 'Het Poortje' teneinde te onderzoeken of [minderjarige] inderdaad in aanmerking zou kunnen komen voor een opname en behandeling aldaar. Gelet op de voorgeschiedenis van [minderjarige] - met al diverse plaatsingen achter de rug- en haar zeer jonge leeftijd had dat, alvorens tot een advies te komen tot plaatsing bij "Het Poortje" wel in de rede gelegen.
Ten slotte is de kinderrechter er niet van overtuigd geraakt dat een gesloten plaatsing op dit moment noodzakelijk is. Uit het verslag van Accàre van 20 april 2009 blijkt immers dat er voor [minderjarige] vrij recent een behandelingsplan is opgesteld ten einde haar te leren om haar agressie beter te reguleren, maar dat er nog te weinig tijd is geweest om een goed gevolg te kunnen geven aan dit agressieregulatieplan.
De kinderrechter is van oordeel dat de komende periode dient te worden onderzocht en duidelijk dient te worden waar [minderjarige], op een voor haar zo min mogelijk belastende wijze, het beste zou kunnen worden behandeld en geplaatst. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] (wederom) van instelling naar instelling gaat.
De kinderrechter zal de ter zitting door de moeder verzochte ondertoezichtstelling toewijzen nu uit haar verklaringen, alsmede van die van de gehoorde personen, genoegzaam blijkt dat de voorwaarde, in artikel 254, lid 1, Boek 1, Burgerlijk Wetboek, voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld. Vast is komen te staan dat andere middelen in vrijwillig kader hebben gefaald om te voorkomen dat de minderjarige in haar zedelijke en geestelijke belangen wordt bedreigd.
Het is van belang dat de moeder, de vader en [minderjarige] hulp en ondersteuning krijgen bij de keuzes die moeten worden gemaakt.
De kinderrechter is gelet op het vorenstaande tevens van oordeel dat het ter zitting gewijzigde verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een residentiële (AWBZ) instelling noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. Zij zal dat verzoek dan ook toewijzen
BESLISSING
stelt de minderjarige [minderjarige] met ingang van heden, onder toezicht en draagt de ondertoezichtstelling op aan het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) te Groningen, p/a Postbus 1203 voor een termijn van 1 jaar;
verleent voorts machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een residentiële AWBZ-instelling, met ingang van heden, voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van C.J.A. Joosse, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2009.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.