RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 373833 \ CV EXPL 08-5339
Vonnis d.d. 14 april 2009
[A.],
wonende te [adres],
eiser, gemachtigde mevr.mr. S. van Gessel, advocaat te Veendam
(postbus 125, 9640 AC),
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Q.] B.V.,
kantoorhoudende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde mr. P.H.F. Yspeert, advocaat te Groningen
(postbus 1182, 9701 BD).
Eiser, hierna [A.], heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd gedaagde, hierna te noemen [de BV], te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 229.711,91 bruto en € 4.969,49 netto met rente, met veroordeling van gedaagde kosten van het geding,
[de BV] heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [A.] in de kosten van het geding.
Partijen hebben respectievelijk gerepliceerd en gedupliceerd waarna vonnis is bepaald.
1. Als gesteld en niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist kan van het volgende worden uitgegaan.
[A.] is op 1 oktober 1990 in dienst getreden bij [de BV], aanvankelijk in functie van verkoopmedewerker en sinds 2000 als verkoopmanager. Op 30 september 2006 is een schriftelijke arbeidsovereenkomst opgemaakt. Daarin staat vermeld dat op de arbeidsovereenkomst de CAO Metalelektro van toepassing is. Het laatstgenoten salaris bedroeg € 5.816,00 bruto per maand te vermeerderen met 8 % vakantiegeld.
[Q.] BV maakt deel uit van het [Q.] concern bestaande uit een aantal vennootschappen. De hoofdvestiging is in [adres] en daarnaast zijn er zustervennootschappen in Duitsland en Hongarije. Het bedrijf is het familiebedrijf van de familie [A.]. Vader [A.] senior heeft het bedrijf in 1972 opgericht. In het bedrijf waren naast [A.] zijn vader, zijn broer en zijn echtgenote werkzaam. Momenteel zijn ongeveer 50 werknemers bij [de BV] in dienst. [A.] had volledige volmacht om [de BV] te vertegenwoordigen. Hij heeft, net als zijn broer, in 2005 een bonus van € 15.000,-- netto en in 2006 een bonus van € 10.000,-- netto ontvangen.
Tussen partijen is in 2007 een arbeidsconflict ontstaan. De arbeidsovereenkomst is op verzoek van [A.] door de kantonrechter per 1 januari 2008 ontbonden wegens gewichtige redenen. Daarbij is aan [A.] een vergoeding toegekend van € 213.500,00 bruto.
De standpunten van partijen
2. [A.] stelt dat hij jarenlang gedurende 6 dagen 7 uur per week bij [de BV] heeft gewerkt, terwijl hij een arbeidscontract had voor 40 uur. Uit het door hem overgelegde urenoverzicht blijkt dat hij vanaf het jaar 2002 in totaal 2230 overuren heeft gemaakt. Op grond van het bepaalde in de van toepassing zijnde CAO Metalektro komt hem terzake een bedrag van € 93.297,17 bruto inclusief 8 % vakantietoeslag toe.
[A.] stelt daarnaast dat hij jarenlang niet in de gelegenheid is gesteld om voldoende vakantiedagen op te nemen. Zijn vakantiedagen werden door [de BV] sinds 1994 niet meer bijgehouden. Hij heeft een overzicht opgesteld over de periode van 1994 tot en met 2007 waaruit blijkt dat het saldo van niet opgenomen verlofdagen in totaal 274,5 dagen en 3 uren bedraagt. Daarin zijn ook begrepen ATV-dagen. De weinige vakantiedagen die hij heeft kunnen opnemen zijn steeds ten laste gekomen van het oude saldo, zodat het verlof- en ATV-saldo van de laatste 5 jaren onaangetast is gebleven. Hij heeft op grond van het bepaalde in artikel 7:641 BW recht op uitbetaling van de niet-opgenomen vakantiedagen, dit tegen het laatst geldende uurloon van € 33,30 bruto vermeerderd met 8 % vakantietoeslag hetgeen neerkomt op een bedrag van € 59.844,10 bruto.
[A.] maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke verhoging, wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten die hij heeft moeten maken omdat [de BV] heeft geweigerd aan haar verplichtingen te voldoen.
3. [de BV] stelt primair dat de onderhavige zaak moet worden gezien in het kader van de familieverhoudingen. Er is inmiddels niet alleen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, maar ook van - naar het zich laat aanzien - onherstelbaar beschadigde familieverhoudingen. Zij kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de astronomische navordering een soort van wraakactie is.
Voor het conflict is nooit gesproken over overuren of vakantiedagen. [A.] hield de vakantiedagen van zijn verkopers op het uur nauwkeurig bij, maar hield voor zover [de BV] weet zelf geen administratie bij van zijn eigen uren. In het familiebedrijf werd heel informeel over de werktijden van de familieleden gedacht. [A.] ging op vakantie of nam een uurtje vrij wanneer hij wilde en was hij thuis - in de bedrijfswoning naast het bedrijf - dan kwam hij, ook al was hij zelf niet ingeroosterd, vaak in de verkoophal. [A.] kan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, gegeven deze in een familiebedrijf normale situatie, waarin nooit over vakantiedagen of werkuren werd gesproken, achteraf geen vordering terzake van overuren of niet genoten vakantiedagen instellen.
[de BV] stelt daarnaast dat [A.] ten onrechte een beroep op artikel 4.14 van de CAO Metalelektro doet. Niet die cao, maar de CAO voor het Hoger Personeel in de Metalelektro is van toepassing. In die cao staat geen regeling voor betaling van overuren. Dat is logisch, want bij hogere functies past geen “9 tot 5 mentaliteit”. Bovendien is in de sinds 1 januari 2005 in haar bedrijf geldende arbeidsvoorwoorden uitdrukkelijk bepaald dat voor medewerkers met indirecte functies overuren deel uit maken van de functie.
[de BV] verzoekt subsidiair de uit te betalen uren ex aequo et bono vast te stellen en matiging toe te passen.
De beoordeling van het geschil
3. Tussen partijen is allereerst in geschil of op hun arbeidsovereenkomst de CAO Metalektro of de CAO voor het Hoger Personeel in de Metalelektro van toepassing is. De cao voor het hogere personeel is algemeen verbindend verklaard zodat indien de arbeidsovereenkomst onder de werkingssfeer van deze cao valt, de verwijzing in de arbeidsovereenkomst naar de "gewone" cao niet relevant is. Ten aanzien van die werkingssfeer is in artikel 1.2 bepaald dat de cao van toepassing is op arbeidsovereenkomsten gesloten door werkgevers in de Metalelektro met medewerkers die een functie vervullen boven het niveau van de in de CAO Metalelektro opgenomen functies. De stelling van [A.] dat hij niet onder de CAO voor het Hoger Personeel kan vallen omdat bij [de BV] elke vorm van functiewaarderingsysteem ontbreekt, moet worden verworpen. De functie (verkoopmanager) en het salaris van [A.] (€ 5.816,00 bruto per maand) gaan de functies van de CAO Metalelektro in ieder geval ver te boven. Gezien het voorgaande is artikel 4.14 van de CAO Metalelektro niet van toepassing en moet de daarop gebaseerde vordering van [A.] worden afgewezen. De CAO voor het Hoger Personeel in de Metalelektro kent immers een dergelijke bepaling niet.
4. De uitbetaling van niet opgenomen vakantie- en ATVdagen is door de gemachtigde van [A.] gevorderd bij brief van 27 maart 2008, dus nadat de arbeidsovereenkomst tussen partijen was ontbonden. Niet gesteld of gebleken is dat [A.] de kwestie van de niet opgenomen dagen eerder aan de orde heeft gesteld. Weliswaar blijkt uit de brieven die [A.] en [A.] Sr. in de zomer van 2007 gewisseld hebben dat naast alle andere problemen ook de vakantie een probleem was, maar uit die correspondentie blijkt ook dat de relatie tussen [A.] en [de BV], ook wat de vakantie betreft, niet was als die van een gewone werknemer en werkgever. Vakanties en andere vrije dagen werden kennelijk (althans voordat de conflicten ontstonden) in onderling overleg opgenomen wanneer dat kon en zonder dat daarbij aan de orde kwam of er nog dagen openstonden of niet. Deze gang van zaken blijkt ook uit het feit dat sinds 1994 van de vakantie- en ATV-dagen niet, zoals dat wel werd gedaan bij de andere werknemers, een administratie werd bijgehouden. [A.] rept in de hierboven genoemde correspondentie dan ook niet van een tegoed aan vakantiedagen, laat staan dat er sprake is van de overzichten die kennelijk pas na het einde van de arbeidsovereenkomst ter kennis van [de BV] zijn gebracht.
Het is duidelijk dat partijen, althans voor dat de conflicten ontstonden, hun relatie meer zagen als een familie- dan als een arbeidsrelatie. [A.] was de beoogde opvolger van zijn vader, met alle rechten en plichten van dien. Daarbij hoorde kennelijk beschikbaar zijn als dat nodig was, maar aan de andere kant ook meedelen in de winst als het goed ging met het familiebedrijf. Zo hebben [A.] en zijn broer een bonus van € 10.000,-- netto in 2005 en van € 15.000,-- netto in 2006 ontvangen. Van dergelijke winstuitkeringen aan andere personeelsleden is geen sprake.
[A.] heeft zich, naar uit alles blijkt, tot 2007, zonder problemen in deze gang van zaken kunnen vinden. Hij was er van op de hoogte, en vond het kennelijk net zo normaal als [de BV], dat zijn uren vanaf 1994 niet werden geadministreerd. Hij heeft nooit aanspraak gemaakt op nog openstaande vakantiedagen of zelfs maar laten weten dat hij zich daarop rechten voorbehield. Aan de andere kant heeft hij ook voorrechten uit zijn positie, zoals bonussen genoten. Onder deze omstandigheden mocht [de BV] er naar het oordeel van de kantonrechter op vertrouwen dat zij niet achteraf met vakantieaanspraken van [A.] zou worden geconfronteerd. Daarbij komt dat de opstelling van [A.] heeft bijgedragen aan de situatie dat [de BV] geen (tegen)bewijs kan leveren doordat zij de administratie van de door hem genoten vakantie of ATV niet heeft bijgehouden.
Gezien het voorgaande acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [A.] thans nog vakantie- of ATV-aanspraken jegens [de BV] geldend kan maken. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5. Hoewel [A.] in het ongelijk wordt gesteld zal de kantonrechter de proceskosten compenseren omdat de relatie tussen partijen in materiele zin als een familierelatie kan worden beschouwd. Iedere partij dient daarom haar eigen kosten te dragen.
wijst af de vorderingen van [A.];
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R. van Baak-Klijnsma, kantonrechter, en op
14 april 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.