ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8575
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse opheffing van ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen op 4 september 2009 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige. Het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling werd ingediend door het bureau jeugdzorg Groningen op 4 augustus 2009, met als doel de ondertoezichtstelling van de minderjarige op te heffen. Dit verzoek was onderbouwd met een hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de moeder, mevrouw B.M. van der Schoor, en vertegenwoordigers van het bureau jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De minderjarige was ook aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in de periode voorafgaand aan de zitting in staat is gebleken haar opvoedingsverantwoordelijkheden en pedagogisch gezag te handhaven. De moeder heeft een stabiele thuissituatie gecreëerd, wat van groot belang is voor de ontwikkeling van de minderjarige. Bovendien heeft zij blijk gegeven van openheid voor advies en ondersteuning, en weet zij haar weg binnen de hulpverlening te vinden indien nodig.
Op basis van deze bevindingen heeft de kinderrechter, in overeenstemming met de standpunten van het bureau jeugdzorg en de Raad, geoordeeld dat de grond voor de ondertoezichtstelling niet langer bestaat. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige op te heffen, met ingang van de datum van de uitspraak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.