ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8577

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111427 / JE RK 09-624
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 september 2009 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door Stichting Bureau Jeugdzorg Groningen (bjz) op 30 juni 2009. De schriftelijke aanwijzing betrof de omgangsregeling tussen de moeder en haar drie minderjarige kinderen, die sinds 10 april 2008 uit huis geplaatst waren. De aanwijzing beperkte de moeder tot een omgang van één uur per vier weken met het oudste kind en 45 minuten per vier weken met de jongere kinderen, met specifieke data tot 7 juli 2010. Bjz had deze aanwijzing gegeven naar aanleiding van signalen van seksueel overschrijdend gedrag van de partner van de moeder, wat leidde tot zorgen over de veiligheid van de kinderen.

De moeder was het niet eens met de aanwijzing en verzocht de kinderrechter deze te vervallen te verklaren. De kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen, omdat bjz niet had overlegd met de moeder over de redenen voor de beperkingen in de omgangsregeling. De kinderrechter stelde vast dat de aanwijzing niet voldeed aan de vereisten van zorgvuldigheid zoals vastgelegd in de Algemene Wet bestuursrecht (Awb), met name de artikelen 3:46, 3:47 en 4:8. De kinderrechter concludeerde dat de motivering van de aanwijzing pas ter zitting was gegeven en dat er geen overleg had plaatsgevonden met de moeder over de beperkingen die aan de omgang waren gesteld.

Op basis van deze overwegingen heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder toegewezen en de schriftelijke aanwijzing van bjz vervallen verklaard. Deze beslissing benadrukt het belang van zorgvuldigheid en overleg in beslissingen die de rechten en het welzijn van minderjarigen aangaan.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 111427 / JE RK 09-624
beschikking kinderrechter d.d. 15 september 2009
in het verzoek van
[moeder],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen: moeder,
advocaat mr. E. van Bommel,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Groningen,
zetelende te 9725 BE Groningen, Waterloolaan 1,
verweerster,
hierna te noemen bjz,
vertegenwoordigd door mevrouw B.M. van der Schoor.
strekkende tot het vervallen verklaren van een schriftelijke aanwijzing.
PROCESGANG
Op 30 juni 2009 heeft bjz een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de minderjarige kinderen:
? [kind 1], geboren in de gemeente [***] [in 1999],
? [kind 2], geboren in de gemeente [***] [in 2006],
? [kind 3], geboren in de gemeente [***] [in 2007].
Op 14 juli 2009 is ter griffie ontvangen het verzoek van moeder tot vervallen verklaring van de aanwijzing van bjz.
Op 28 augustus 2009 is ter griffie van de rechtbank een brief met bijlagen ontvangen van de advocaat van de moeder.
Op 4 september 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de moeder, bijgestaan door haar raadsvrouw, de heer [***], de pleegvader van [kind 3], mevrouw [***], de pleegmoeder van [kind 2], en mevrouw B.M. van der Schoor, namens bjz.
Bjz heeft ter zitting - met toestemming van de advocaat van de moeder - aanvullende stukken overgelegd, te weten een tweetal, door bjz aan de [partner van de moeder] en aan de advocaat van de moeder, verzonden brieven.
OVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- [kind 1], [kind 2] en [kind 3] zijn sinds 10 april 2008 uit huis geplaatst;
- bij beschikking d.d. 25 mei 2009 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen laatstelijk verlengd, met ingang van 30 mei 2009 voor de duur van een jaar;
- op 30 juni 2009 heeft bjz een schriftelijke aanwijzing gegeven, waarin is vastgelegd dat de moeder één keer per vier weken een uur met [kind 1] en één keer in de vier weken 45 minuten met [kind 2] en [kind 3] mag doorbrengen, waarbij data zijn genoemd tot 7 juli 2010.
Beoordeling kinderrechter
De kinderrechter stelt vast dat bjz op 30 juni 2009 een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. De moeder geeft aan dat zij zich niet kan verenigen met hetgeen daarin is bepaald. Het verzoek tot vervallen verklaring is ter griffie ontvangen binnen twee weken na dagtekening van de aanwijzing, zodat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek.
Op grond van artikel 1:258, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient een schriftelijke aanwijzing te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter op grond van artikel 3:2 Awb te beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
De advocaat van de moeder heeft geconstateerd dat de schriftelijke aanwijzing van bjz slechts een summiere omgangsregeling bevat, waarbij bovendien de partner van de moeder, de [partner van de moeder], niet betrokken is. In de aanwijzing staat uitdrukkelijk vermeldt dat het bezoek enkel voor de moeder geldt; het is niet toegestaan dat de [partner van de moeder] aanwezig is tijdens de bezoekregeling. De reden die bjz hiervoor geeft is gelegen in het vermoeden dat de [partner van de moeder] betrokken is (geweest) bij seksueel misbruik en hij mogelijk strafbare feiten jegens minderjarige kinderen zou hebben gepleegd. De moeder is van mening dat, nu er slechts sprake is van een vermoeden en bjz bovendien niet met haar heeft besproken dat haar partner niet bij de bezoekregeling mag zijn, de aanwijzing niet voldoende zorgvuldig is gegeven.
Overigens heeft de moeder ter zitting benadrukt dat voor haar - uiteraard - de veiligheid van de kinderen voorop staat.
Bjz heeft ter ondersteuning van de schriftelijke aanwijzing aangevoerd dat in een periode van twee jaar (zomer 2007-zomer 2009) zes verschillende signalen van seksueel overschrijdend gedrag van de [partner van de moeder] zijn gemeld. Deze signalen zijn afkomstig van - onder meer - twee minderjarige meisjes, een ouder van één van deze meisjes heeft een en ander bevestigd. Verder komen de signalen van diverse dienst- en hulpverleners aan wie de meisjes verteld hebben over betasting en seksueel misbruik. Ook via de politie is een melding binnengekomen van een derde jongere die aangaf ongewenst aangeraakt te zijn, maar waarvan er tot op heden geen aangifte is gedaan.
Bjz is van mening dat er, gelet op het vorenstaande, sprake is van dusdanige signalen van onveiligheid dat er geen sprake kan zijn van een uitgebreidere omgangsregeling. Bjz heeft voort in belangrijke mate laten meewegen de ervaringen van de betreffende kinderen in de opvoedsituatie bij de ouders en wat dit voor hen heeft betekend in hun ontwikkeling, alsmede de ervaringen met de moeder waar het gaat om het realiseren van een veilige opvoedsituatie. De kinderen zijn reeds twee maal uit huis geplaatst vanwege een onveilige opvoedingssituatie. Voorts vindt bjz het handelen van de moeder zeer zorgelijk. Zij lijkt te ontkennen dan wel te bagatelliseren dat er sprake is van een onveilige situatie, hetgeen een risico op zich is. Zij blijft haar partner steunen en kiest voor hem en niet voor haar kinderen, ondanks de signalen. Dat de moeder sinds enige tijd niet meer samenwoont met de [partner van de moeder], zoals ter zitting door de advocaat is aangevoerd, neemt niet weg dat de moeder nog steeds een relatie met hem heeft.
De kinderrechter is van oordeel dat de aanwijzing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Ingevolge artikel 3:46 en 3:47, eerste lid, Awb dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering en dient de motivering te worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Dat is slechts anders indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. In casu was daar geen sprake van en is de motivering eerst ter zitting vermeld. Voorts dient ingevolge artikel 4:8, eerste lid, Awb, voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende, die de beschikking niet heeft aangevraagd, naar verwachting bedenkingen zal hebben, de belanghebbende in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, indien de beschikking steunt op feiten en belangen die de belanghebbende betreffen en deze gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt. Ter zitting is gebleken dat bjz niet met de moeder heeft overlegd over het voornemen en de redenen om een schriftelijke aanwijzing te geven met daarin ook opgenomen de beperking dat de [partner van de moeder] niet bij de bezoeken aanwezig mag zijn. Ten slotte behoort een schriftelijke aanwijzing pas dan te worden gegeven, indien door middel van overleg en overreding de gewenste medewerking van de betrokkene niet wordt verkregen. Niet is gebleken dat een dergelijk overleg heeft plaatsgevonden.
Gelet op het vorenoverwogene is de kinderrechter dan ook van oordeel dat het verzoek van de moeder om de aanwijzing vervallen te verklaren dient te worden toegewezen.
BESLISSING
verklaart de schriftelijke aanwijzing van bjz van 30 juni 2009 vervallen.
Deze beslissing is gegeven te Groningen op 15 september 2009 door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.