ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8581

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107046 / JE RK 09-18
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling voor minderjarige kinderen na uithuisplaatsing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 4 september 2009, hebben de ouders van drie minderjarige kinderen een verzoek ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling. De kinderen, geboren in 2003, 2005 en 2006, zijn sinds 2006 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De ouders hebben de William Schrikker Groep (WSG) verzocht om een schriftelijke aanwijzing te geven over de omgangscontacten met hun kinderen. De WSG heeft echter niet binnen de wettelijke termijn gereageerd, wat door de kinderrechter werd gekwalificeerd als een fictieve weigering om een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdens de zitting op 4 september 2009 werd de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter hoorde de ouders, hun advocaat, de grootvader van de kinderen, pleegouders en een vertegenwoordiger van de WSG. De ouders stelden dat er sprake was van een ongeoorloofde beperking van de contacten met hun kinderen, en vroegen om een regeling die hen zou toestaan om de kinderen eenmaal per vier weken een dag bij zich te ontvangen.

De kinderrechter oordeelde dat de WSG op goede gronden had voorgesteld om de omgangsregeling te beperken tot eenmaal per twee maanden, met begeleiding van medewerkers van de WSG en NOVO. De kinderrechter vond het in het belang van de kinderen om de contacten zorgvuldig en geleidelijk op te bouwen, gezien hun kwetsbaarheid. De omgangsregeling werd vastgesteld en zal na een half jaar worden geëvalueerd. De kinderrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 107046 / JE RK 09-18
beschikking kinderrechter d.d. 4 september 2009
inzake
[de ouders],
wonende te [adres],
verzoekers,
hierna te noemen de ouders,
advocaat: mr. M. Wierts,
tegen
William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
zetelende te 1112 XC Diemen, Dalsteindreef 69,
hierna te noemen WSG.
PROCESGANG
Op 11 december 2008 heeft de advocaat van de ouders de WSG verzocht een schriftelijke aanwijzing te geven omtrent de omgangscontacten tussen verzoekers en hun minderjarige kinderen:
* [kind 1], geboren in de gemeente [***] [in 2003],
* [kind 2], geboren in de gemeente [***] [in 2005],
* [kind 3], geboren in de gemeente [***] [in 2006].
Op 8 januari 2009 hebben de ouders een verzoek ingediend tot vervallenverklaring van de aanwijzing, gedateerd 7 januari 2009.
Op 4 februari 2009 is ter griffie van de rechtbank een brief met bijlage ontvangen, afkomstig van de advocaat van de ouders.
Op 6 februari 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, waarna is besloten de beslissing op het verzoek voor de duur van zes maanden aan te houden. In overleg met partijen is nadien besloten om de zaak aan te houden tot de tweede week van september 2009.
Op 4 september 2009 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren voortgezet. Gehoord zijn daarbij: de ouders, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat, de [naam grootvader], grootvader van de minderjarigen, de familie [***] pleegouders van [kind 1 en kind 2], de familie [***], pleegouders van [kind 3], en de heer W. van Engelen, namens de WSG.
De advocaat van de ouders heeft een pleitnota overgelegd.
OVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- [kind 1 en kind 2] zijn sinds 14 september 2006 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst en bij beschikking d.d. 4 september 2009 is de termijn van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing laatstelijk verlengd tot 14 september 2010;
- [kind 3] is op 18 april 2007 onder toezicht gesteld en sinds 3 oktober 2007 is hij uit huis geplaatst. Bij beschikking d.d. 4 september 2009 is de termijn van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 september 2010;
- op 11 december 2008 heeft de advocaat van de ouders de WSG verzocht een schriftelijke aanwijzing te geven omtrent de omgangscontacten tussen verzoekers en hun minderjarige kinderen.
Beoordeling kinderrechter
De kinderrechter stelt vast dat, ondanks het verzoek van de advocaat daartoe, namens de WSG niet binnen de wettelijke termijn van twee weken van artikel 1:260, tweede lid, BW, een nieuwe schriftelijke aanwijzing is gegeven omtrent de omgang tussen de ouders en hun kinderen. De kinderrechter concludeert dat er sprake is van een zogenoemde fictieve weigering een besluit te nemen, in de zin van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het niet of niet tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld met een afwijzing van het verzoek, waarvan beroep kan worden ingesteld bij de kinderrechter.
Ter zitting is door de WSG alsnog een - voorstel tot een - aanwijzing gegeven, inhoudende dat de ouders eenmaal per twee maanden alle drie de kinderen tegelijk bij hen thuis ontvangen, gedurende twee uur. De omgang zal worden begeleid door een medewerker van de WSG en een medewerker van de NOVO. Bij een proefcontact hebben de ouders de kinderen ook gelijktijdig gezien, hetgeen positief is verlopen. Er waren onnodig veel begeleiders bij dit proefcontact aanwezig, zodat dit in het vervolg dient te worden voorkomen. In de periode hiervoor hebben de ouders de kinderen afzonderlijk gezien, maar het verdient de voorkeur van de WSG om de bezoeken van de kinderen gelijktijdig te laten plaatsvinden.
De advocaat heeft, namens de ouders, gesteld dat er sprake is van een ongeoorloofde beperking van de contacten tussen de ouders en de kinderen. Sinds de kinderen uit huis zijn geplaatst is er slechts zeer beperkt contact geweest tussen hen en de ouders. Als gevolg van wisseling en ziekte van gezinsvoogden is de omgangsregeling nooit goed op gang gekomen, waarvan de ouders (en de kinderen) het slachtoffer zijn geworden. Inmiddels zijn er een aantal omgangsmomenten geweest, die positief zijn verlopen. De ouders verzoeken de kinderrechter daarom een regeling vast te stellen, inhoudende dat zij gerechtigd zijn de kinderen eenmaal per vier weken een dag bij zich te ontvangen, welke regeling na een half jaar uitgebreid kan worden naar een regeling met een overnachting, dan wel een andere regeling welke de rechtbank redelijk en billijk acht.
De kinderrechter is van oordeel dat de WSG, na afweging van alle betrokken belangen op goede gronden tot het voorstel is gekomen. De WSG heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van de kinderen is dat de omgang vooralsnog beperkt is in frequentie en duur. Het is in het belang van de kinderen dat het contact met de ouders zorgvuldig en geleidelijk aan weer wordt opgebouwd, mede gelet op het feit dat de kinderen zeer kwetsbaar zijn. De kinderrechter wijst er daarbij op dat namens de WSG is voorgesteld de omgangsregeling na een half jaar te evalueren, waarna opnieuw kan worden bekeken op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de omgang tussen de ouders en hun kinderen.
De kinderrechter ziet aanleiding om een omgangsregeling vast te stellen, overeenkomstig het voorstel van de WSG, nu haar dit in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt, ingevolge artikel 1:263, tweede lid, BW.
BESLISSING
stelt vast de volgende omgangsregeling:
de ouders zijn gerechtigd om hun minderjarige kinderen [kind 1], [kind 2] en [kind 3] eenmaal per twee maanden bij hen thuis te ontvangen, gedurende twee uur, welke omgang zal worden begeleid door een medewerker van de WSG en een medewerker van de NOVO;
bepaalt dat de omgangsregeling, zoals hierboven vastgesteld, na een half jaar wordt geëvalueerd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven te Groningen op 4 september 2009 door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.