ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8581
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling voor minderjarige kinderen na uithuisplaatsing
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 4 september 2009, hebben de ouders van drie minderjarige kinderen een verzoek ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling. De kinderen, geboren in 2003, 2005 en 2006, zijn sinds 2006 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De ouders hebben de William Schrikker Groep (WSG) verzocht om een schriftelijke aanwijzing te geven over de omgangscontacten met hun kinderen. De WSG heeft echter niet binnen de wettelijke termijn gereageerd, wat door de kinderrechter werd gekwalificeerd als een fictieve weigering om een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Tijdens de zitting op 4 september 2009 werd de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter hoorde de ouders, hun advocaat, de grootvader van de kinderen, pleegouders en een vertegenwoordiger van de WSG. De ouders stelden dat er sprake was van een ongeoorloofde beperking van de contacten met hun kinderen, en vroegen om een regeling die hen zou toestaan om de kinderen eenmaal per vier weken een dag bij zich te ontvangen.
De kinderrechter oordeelde dat de WSG op goede gronden had voorgesteld om de omgangsregeling te beperken tot eenmaal per twee maanden, met begeleiding van medewerkers van de WSG en NOVO. De kinderrechter vond het in het belang van de kinderen om de contacten zorgvuldig en geleidelijk op te bouwen, gezien hun kwetsbaarheid. De omgangsregeling werd vastgesteld en zal na een half jaar worden geëvalueerd. De kinderrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af.