RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670241-09 (PROMIS)
datum uitspraak: 24 september 2009
raadsman: mr. D.C. Keuning
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te Groningen,
thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel,
Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 september 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (in parkeergarage
Kleine Peperstraat staande) auto (merk/type Fiat Cinquecento) heeft weggenomen
een autoradiocdspeler (merk Pioneer), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 02 april 2009 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (op of
aan de Paterswoldseweg staande) mountainbike/fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
(feit 1)
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2009027307-1, d.d. 18 maart 2009, opgenomen in dossier nr. 2009027307-09, d.d. 15 juni 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], aangeefster (pag. 20-22).
De bekennende verklaringen door verdachte afgelegd tegenover de politie, zoals vermeld in het proces-verbaal nr. 2009027307-8 d.d. 15 juni 2009, opgenomen op pagina 28-29 in dossier nr. 2009027307-09, d.d. 15 juni 2009, alsmede de bekennende verklaringen die verdachte heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
(feit 2)
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2009032849-8, d.d. 3 april 2009, opgenomen in dossier nr. 2009032849-1, d.d. 3 april 2009, inhoudende de verklaring van S. [slachtoffer 2], aangever (pag. 23-24).
De bekennende verklaringen door verdachte afgelegd tegenover de politie, zoals vermeld in het proces-verbaal nr. 2009032849-8, d.d. 3 april 2009, opgenomen op pagina 23 in dossier nr. 2009032849-1, d.d. 3 april 2009, alsmede de bekennende verklaringen die verdachte heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2009 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een in parkeergarage
Kleine Peperstraat staande auto (merk/type Fiat Cinquecento) heeft weggenomen
een autoradiocdspeler (merk Pioneer), toebehorende aan [slachtoffer 1],
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
door middel van braak en inklimming;
hij op 2 april 2009 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
aan de Paterswoldseweg staande mountainbike/fiets, toebehorende aan [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2. Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd zich zorgen te maken over het welzijn van verdachte die een gedesoriënteerde indruk maakt. De verdediging vraagt zich af of dit veroorzaakt wordt door de detentie die verdachte thans ondergaat. De verdediging hoopt dat verdachte na zijn detentie zelf een situatie vindt, waarin hij weer aan zichzelf kan werken en de juiste stappen kan nemen. Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, acht de verdediging een straf, gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, op zijn plaats.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en uit het Afloopbericht Toezicht van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 3 juni 2009, het uittreksel justitiële documentatie van 3 april 2009 waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen van na te melden duur.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich (wederom) schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten. Verdachte heeft met zijn handelen maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en heeft daarnaast materiële schade berokkend aan één van zijn slachtoffers.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte aangeboden hulp afwijst dan wel negeert. Ook de, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, aangeboden hulp heeft verdachte van de hand gewezen.
De rechtbank acht een vrijheidsstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op het vorenstaande, dan ook passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 oktober 2009.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.J. Bastin, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. Tholen, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2009.