RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670239-09 (promis)
datum uitspraak: 5 oktober 2009
raadsman: mr. B.P.M. Canoy
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats & -datum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 september 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2009 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade,
[slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
een mes heeft gehaald en/of gepakt en/of (vervolgens) met dat mes een of
meermalen stekende/zwaaiende bewegingen naar, althans in de richting van, die
[slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] een steekwond heeft opgelopen aan (de
linkerzijde van) zijn borst (ter hoogte van de ribbenkast),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 juni 2009 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
een mes heeft gehaald en/of gepakt en/of (vervolgens) met dat mes een of
meermalen stekende/zwaaiende bewegingen naar, althans in de richting van, die
[slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] een steekwond heeft opgelopen aan (de
linkerzijde van) zijn borst (ter hoogte van de ribbenkast),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Groningen,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk,
mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, (na een mes te hebben gehaald/gepakt) met dat
mes die [slachtoffer] in de borst heeft gestoken en/of geraakt, tengevolge waarvan
[slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie wijst daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte die in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Daarnaast wijst de officier van justitie op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Daarnaast is het mes overgedragen aan de politie en heeft de politie een stukje van het heft van het mes aangetroffen op de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden. Voorts bevindt zich in het dossier een medische verklaring over de steekwond.
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. Zij voert daartoe het volgende aan: Verdachte is het slachtoffer min of meer toevallig tegengekomen in de vroege ochtend. Volgens de verklaringen van de getuigen begint verdachte te schelden. Vervolgens is verdachte weggelopen en heeft bewust een mes opgehaald. Daarmee nam verdachte afstand maar ging opnieuw en nu gewapend de confrontatie aan. Dit was een weloverwogen keuze van verdachte. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op het slachtoffer [slachtoffer].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn voor de conclusie dat verdachte het slachtoffer een verwonding heeft toegebracht. Het primair tenlastegelegde kan echter niet worden bewezen nu geen sprake was van voorbedachte rade. Verdachte heeft het mes opgehaald om het slachtoffer een lesje te leren. Daarmee bedoelde verdachte dat hij zich ten opzichte van het slachtoffer slechts wilde profileren omdat hij zich gekrenkt voelde. Op deze manier wilde hij laten zien dat er met hem niet te sollen viel. Hij was niet van plan om iemand daarmee iemand te steken dan wel te verwonden.
Verdachte heeft er bewust voor gekozen om een mes te halen en de confrontatie aan te gaan maar daardoor is er nog geen sprake van voorbedachte rade. Dat verdachte eerst een steen naar het slachtoffer heeft gegooid duidt er op dat hij niet vanaf het begin van plan was het mes te hanteren. Verder is verdachte niet doorgegaan nadat het slachtoffer was verwond.
Het slachtoffer is ook op verdachte afgekomen en zij zijn om elkaar heen gedraaid. Verdachte heeft geen stekende bewegingen gemaakt maar zwaaiende bewegingen om het slachtoffer van zich af te houden. Daarin schuilt wel een risico om iemand te verwonden en dat verwijt kan verdachte dan ook worden gemaakt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 14 juni 2009, opgenomen op pagina 10 van dossier nr. 2009073600 d.d. 24 juli 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
Op 14 juni 2009 ben ik neergestoken door [verdachte]. [verdachte] heeft vier maanden bij mij in huis gewoond. Ik heb hem ruim een maand geleden uit mijn woning gezet. Hij was hier niet blij mee. Ik krijg nog een maand huur van hem. Afgelopen nacht was ik op stap en ik trof twee vriendinnen. Buiten in de Peperstraat zag ik [verdachte] lopen. Hij wilde weer met me praten maar daar had ik geen zin in. Ik zei iets van"Steek het in je reet, ik heb je geld niet nodig". Hij liep eerst weg maar kwam gelijk weer terug. Hij pakte toen iets uit zijn jaszak en kwam op mij af. Hij had iets blinkends in zijn hand en maakte stekende bewegingen in mijn richting. Toen hij wegliep voelde ik dat het nat werd op mijn buik en toen zag ik dat er veel bloed op mijn shirt zat en dat ik geraakt moest zijn. Ik heb een steekwond opgelopen aan de linkerzijde van mijn borst ter hoogte van mijn ribbenkast.
Een proces-verbaal d.d. 19 juni 2009, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Ik kwam die zaterdag [slachtoffer](opnieuw) tegen. Hij was met twee vrouwen. Ik werd boos en ben bij Papengang 26 naar binnen gelopen. Ik heb daar een mes gepakt en ben terug gelopen naar [slachtoffer]. We zijn gaan vechten. Ik heb daarbij [slachtoffer] geraakt met het mes. Het was een roze mes. Ik wilde [slachtoffer] een lesje leren. Ik heb het mes een keer laten vallen. Ik pakte het mes weer op en daarna ben ik gaan vechten met het mes en heb ik [slachtoffer] gestoken. Ik heb ongeveer 6 keer geprobeerd hem te raken."
Een proces-verbaal d.d. 16 juni 2009, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]
Ik zag dat [slachtoffer] een woordenwisseling kreeg met een Antilliaanse man. Ik hoorde dat de Antilliaanse man tegen [slachtoffer] begon te schelden. Ik hoorde dat de Antilliaanse man riep iets in de trant van "kom dan gaan we vechten voor de camera's". Hij had een steen in zijn rechterhand. Even later zag ik dat hij een mes vasthield. Hij zwaaide hiermee een aantal keren in de richting van [slachtoffer]. Hij liep weg en ging een steeg in richting de Oosterstraat. Daarna zag ik een bloedvlek op de voorkant van het shirt van [slachtoffer]".
Een proces-verbaal d.d. 19 juni 2009, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]
De man hield aldoor een hand in zijn jaszak. Hij riep "kom voor die camera" en ik zag dat hij een baksteen oppakte van de grond. Hij hield deze boven zijn hoofd en gooide deze vervolgens naar [slachtoffer]. De man en [slachtoffer] draaiden rondjes om elkaar heen waarbij ze elkaar probeerden te schoppen en te slaan. De man viel telkens aan en [slachtoffer] verdedigde zich. Ik zag dat de man een mes vasthield in zijn rechterhand. Het viel op de grond. Ik zag toen dat het handvat lilapaars was en ongeveer 20 cm was. Hij pakte het mes en ging weer achter [slachtoffer] aan. De man probeerde [slachtoffer] meerdere malen te steken. Toen zag ik bloed bij [slachtoffer].
Een medische verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 14 juni 2009, opgemaakt door M. Vonk, op pagina 18 van voornoemd dossier
Het betreft hier een slachtoffer met een steekwond in de borst. De wond is slechts anderhalve cm diep waardoor geen vitale organen zoals long of hart geraakt zijn. De vorm van de wond duidt erop dat dit met een scherp voorwerp is toegebracht.
De eigen waarneming van de rechtbank van de cd-rom met beelden van de steekpartij
Op deze beelden is te zien dat verdachte het slachtoffer op een gewelddadige manier aanvalt en daarbij doelgericht en met kracht stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer maakt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank, kort samengevat, de volgende feitelijke gang van zaken af. Tussen verdachte en aangever (het latere slachtoffer) waren er onderlinge spanningen onder meer omdat [slachtoffer] verdachte, die bij hem een kamer huurde, uit zijn huis had gezet. In de nacht van vrijdag op zaterdag zijn verdachte en aangever elkaar tijdens het uitgaan in de stad tegengekomen en is het tussen hen tot een handgemeen gekomen.
Verdachte is op 14 juni 2009 in de vroege ochtenduren aangever [slachtoffer] wederom tegengekomen in de binnenstad van Groningen. Tussen verdachte en aangever is een woordenwisseling ontstaan. Verdachte is naar het huis van een kennis aan de [adres] gelopen en heeft daar een mes opgehaald. Verdachte is vervolgens naar aangever terug gelopen en is begonnen met vechten. Verdachte heeft daarbij een steen in de richting van aangever gegooid en heeft vervolgens met het mes zeer doelgericht en met kracht meerdere stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer gemaakt. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer met het mes geraakt, als gevolg waarvan het slachtoffer een steekwond in de borst heeft opgelopen.
Onder deze omstandigheden en in aanmerking nemende de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring is, naar het oordeel van de rechtbank, het handelen van verdachte het gevolg geweest van een tevoren door hem genomen besluit en heeft verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 juni 2009 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade,
[slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, en na kalm beraad en rustig overleg,
een mes heeft gehaald -vervolgens- met dat mes stekende/zwaaiende bewegingen naar die
[slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] een steekwond heeft opgelopen aan (de
linkerzijde van) zijn borst (ter hoogte van de ribbenkast),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 18 augustus 2009, opgemaakt door drs. F. Luteijn, klinisch psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die is te omschrijven als chronisch middelengebruik (cannabis). Daarenboven is er bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling en deze kan omschreven worden als zwakbegaafdheid. Er is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis hoewel er een aantal aspecten zijn die daarop wijzen zoals zijn langdurig criminele gedrag, zijn wisselingen in wat hij zegt, zijn egoïsme en wantrouwen. De psycholoog concludeert dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en stelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte vast dat het bewezenverklaarde aan verdachte volledig kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, er voor gepleit een gevangenisstraf op te leggen waarvan een fors deel voorwaardelijk zal zijn. De raadsman heeft er in dit kader op gewezen dat verdachte hulp nodig heeft voor zijn agressie problematiek. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op het rapport van de Reclassering en de psychologische rapportage.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 21 augustus 2009 en het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 juni 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals op de dagvaarding vermeld en dat door verdachte is erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft in de vroege ochtend van 14 juni 2009 op straat een woordenwisseling gehad met het slachtoffer. Verdachte heeft zich vervolgens van een mes voorzien en is daarmee op zeer agressieve wijze op het slachtoffer afgelopen. Verdachte heeft met het mes in zijn hand het slachtoffer aangevallen en heeft meerdere keren met kracht en doelgericht stekende bewegingen naar het slachtoffer gemaakt. Hij heeft daarbij het slachtoffer geraakt waarbij het slachtoffer gewond is geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt verdachtes handelen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte heeft geprobeerd een mens van het leven, het hoogste goed, te beroven. Gezien de op cd-rom vastgelegde beelden van bewakingscamera's in de binnenstad van Groningen enerzijds en de door forensisch geneeskundige Vonk (voornoemd) in diens medische verklaring gegeven conclusies anderzijds, mag het een wonder heten dat verdachtes handelen enkel in een poging heeft geresulteerd.
Daarbij betrekt de rechtbank dat door het feit, nu het op de openbare weg in het uitgaansgebied en onder het oog van veel publiek is begaan, niet alleen bij het slachtoffer maar ook in de gehele samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg zijn gebracht.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte eerder voor een soortgelijk delict en ook voor andere geweldsdelicten is veroordeeld.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier is gevorderd, passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 825,- waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd. De schade ten aanzien van de jas en het t-shirt komen niet voor vergoeding in aanmerking nu deze geen gelijkenis vertonen met de jas en het t-shirt van het proces-verbaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich ten aanzien van de jas en het t-shirt kan vinden in het standpunt van de officier van justitie. Voor wat betreft de vergoeding van de immateriële schade heeft de raadsman betoogd dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu de confrontatie niet uitsluitend aan verdachte is te wijten en er daarom sprake is van culpa in causa.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 825,-, zodat de rechtbank de vordering tot dat bedrag zal toewijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het bedrag van € 146,95 in de vordering, welk bedrag de jas en het t-shirt betreft, niet in aanmerking komt voor toewijzing, nu in de vordering wordt verwezen naar een jas en
een t-shirt die het slachtoffer bij het misdrijf niet heeft gedragen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Het beroep op 'culpa in causa' verwerpt de rechtbank. Voor zover hiermee is bedoeld een beroep op artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek te doen, overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 825,-- (zegge achthonderdenvijfentwintig Euro);
veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 825,-- (zegge achthonderdenvijfentwintig Euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis; toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 825,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Laman, voorzitter, E.W. van Weringh en P.H.M. Smeets, in tegenwoordigheid van mr. T.J. de Wind, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2009.