RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 420725 VV EXPL 09-117
Vonnis in kort geding d.d. 24 september 2009
B., wonende te [adres],
eiser, hierna B. te noemen,
gemachtigde mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen,
A., handelend onder de naam Santana, gevestigd te 9711 JB Groningen, A-Kerkhof ZZ,
gedaagde, hierna A. te noemen,
gemachtigde mr. M. Schuring, advocaat te Groningen.
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft B. gevorderd dat A. bij wijze van voorlopige voorziening wordt veroordeeld tot betaling van:
- het salaris betreffende de periode van 15 mei 2009 tot en met september 2009 ad € 8.056,80 bruto, te vermeerderen met het nadien verschuldigde maandelijkse salaris tot aan de dag van de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, te voldoen op de gebruikelijke wijze en tijdstippen;
- de wettelijke verhoging ad € 4.028,40 bruto;
- de buitengerechtelijke incassokosten ad € 952,--;
- de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- de kosten van deze procedure.
De mondelinge behandeling is gehouden op 10 september 2009, tegelijk met de behandeling van het door B. aanhangig gemaakt voorwaardelijk ontbindingsverzoek. Partijen en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, A. mede aan de hand van de door zijn gemachtigde opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Tenslotte is vonnis is bepaald op heden.
1.1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2. B. is sedert 1 april 1999 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij (de rechtsvoorganger van) van Santana in dienst, laatstelijk in de functie van bedrijfsleider tegen een salaris van € 1.790,40 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
1.3. Bij brieven van 14 maart 2008 en 7 juli 2008 is B. door de gemachtigde van A. gewaarschuwd om niet langer te spelen op de kansspelautomaten van Santana.
1.4. Op zondagmiddag 17 mei 2009 te omstreeks 17.20 uur heeft B. op zijn vrije dag vanachter de bar van Santana een fles Bacardi in een plastic zak gedaan en vervolgens meegenomen.
1.5. De gemachtigde van A. heeft B. bij brief van 18 mei 2009 op staande voet ontslagen. Als ontslagreden is daarbij aangevoerd diefstal van een fles Bacardi uit Santana.
1.6. A. heeft sedert 18 mei 2009 geen salaris meer aan B. betaald.
1.7. Bij brief van 20 mei 2009 heeft B. de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn salaris.
1.8. Bij beschikking d.d. 3 juli 2009 van de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk ontbonden per 1 augustus 2009, onder toekenning van een vergoeding aan B. ten laste van A. van € 37.706,-- bruto.
1.9. A. heeft gebruik gemaakt van de bij voornoemde beschikking geboden gelegenheid om het verzoek uiterlijk op 10 juli 2009 in te trekken.
2.1. Het onderhavige geschil komt neer op de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van een dringende reden die het op 18 mei 2009 gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. Voor zover van belang zal hierbij bij de beoordeling nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.
3.1. B. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vorderingen.
3.2. Voor toewijzing van de door B. gevorderde voorzieningen is van belang het antwoord op de vraag of er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter later zal oordelen dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden.
Deze vraag dient te worden beantwoord op basis van de thans gepresenteerde feiten en omstandigheden. De kantonrechter overweegt daaromtrent als volgt.
3.3. Voor de werkgever worden krachtens het bepaalde in 6:678 BW als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.4. De kantonrechter stelt voorop dat wil er sprake kan zijn van een terecht gegeven ontslag op staande voet, de in de ontslagbrief van 18 mei 2009 opgegeven reden aan dat ontslag ten grondslag moet liggen. De door A. ter zitting gestelde kennelijke aanvullende reden met betrekking tot het gokgedrag van B., zal de kantonrechter derhalve buiten beschouwing laten.
3.5. Thans rijst de vraag of de in de brief van 18 mei 2009 genoemde reden het ontslag op staande voet kan dragen. Deze vraag dient naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter bevestigend te worden beantwoord. Zij overweegt daartoe als volgt.
3.6. Vaststaat dat B. een fles Bacardi vanachter de bar van Santana heeft weggenomen terwijl hij die dag geen dienst had. Of B. dit nu al dan niet heimelijk heeft gedaan kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden worden gelaten. B. ontkent dat hij het oogmerk had om de fles Bacardi te stelen. Hij stelt dat hij op verzoek een fles Bacardi heeft uitgeleend aan een collega horecaondernemer, te weten Q., eigenaar van eetcafé Turkey and Chicken te Groningen, en dat het normaal en gebruikelijk is dat horecaondernemers, in geval van nood, drank van elkaar lenen en dat A. dit bovendien niet heeft verboden. A. ontkent dat het in Santana gebruikelijk is om drank uit te lenen aan andere horecaondernemers, zodat dit dan ook niet is toegestaan, nog daargelaten dat Q. niet eens een collega is en hij Q. bovendien niet kent.
3.7. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gebruikelijk was in Santana om in geval van nood drank uit te lenen aan een collega horecaondernemer. Voor zover dat wel gebruikelijk zou zijn, had B. daarvan in ieder geval melding moeten doen aan A., dan wel aan een dienstdoende collega werknemer dan wel door middel van het achterlaten van een notitie. Vaststaat dat B. hiermee in gebreke is gebleven en dat A. pas na verloop van 10 dagen na het voorval op de hoogte is gesteld van de persoon van de betreffende collega horecaondernemer.
3.8. Weliswaar heeft B. aangevoerd dat de fles is geretourneerd, maar dat maakt het niet anders. Bovendien komt de door B. gestelde gang van zaken met betrekking tot deze retournering, de kantonrechter ongeloofwaardig voor. Zo hebben Q. en zijn collega werknemer R. ten behoeve van B. een schriftelijke verklaring afgelegd en daarnaast heeft hijzelf ter zitting een verklaring afgelegd. In onderlinge samenhang beschouwd zijn deze verklaringen zodanig innerlijk tegenstrijdig, dat de kantonrechter hieraan geen waarde zal hechten. Zo verklaart Q. dat hij de fles Bacardi de volgende dag heeft geretourneerd, maar daarentegen verklaart R. dat zij gezien heeft dat B. de fles zelf heeft geretourneerd. B. heeft ter zitting verklaard dat, nadat hij de fles bij Q. had afgeleverd, A. hem telefonisch heeft verzocht de fles zo spoedig mogelijk te retourneren, dat hij vervolgens bij Café Tramps een nieuwe fles heeft gekocht, dat hij deze fles vervolgens binnen een uur bij Santana heeft geretourneerd en dat Q. daags daarna eveneens een fles bij Santana heeft afgeleverd. Dit betekent derhalve dat er uiteindelijk niet één maar twee flessen Bacardi zouden zijn geretourneerd, hetgeen eerst ter zitting door B. is aangevoerd.
3.9. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter levert het handelen van B. een dringende reden voor het ontslag op staande voet op. Niet aannemelijk is immers geworden dat B. de fles slechts wilde lenen, nu hij hiervoor van A. geen toestemming had verkregen en het lenen zonder een dergelijke toestemming valt volgens vaste jurisprudentie niet te onderscheiden van diefstal. Daaraan kan niet afdoen de wellicht geringe waarde van de betreffende zaak. Een werkgever dient immers onvoorwaardelijk te kunnen vertrouwen op de integriteit, loyaliteit en betrouwbaarheid van een werknemer, dit is van des te meer belang, aangezien B. bedrijfsleider was. Indien dat vertrouwen is geschonden dient het belang van de werkgever volgens vaste jurisprudentie te prevaleren boven de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals daar zijn, getuige het door B. ten processe ingenomen standpunt, de duur van de dienstbetrekking en de financiële gevolgen van het ontslag.
3.10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter de door A. in de ontslagbrief aangevoerde reden het ontslag op staande voet dragen. Dit betekent dat B. geen recht heeft op doorbetaling van het hem toekomende loon, zodat de vorderingen zullen worden afgewezen.
3.11. B. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING IN KORT GEDING
veroordeelt B. in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van A. tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris van de gemachtigde van A..
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 24 september 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.