ECLI:NL:RBGRO:2009:BK2190

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
8 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/651409-09 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte door het niet opgeven van inkomsten uit muziekoptredens en hennepkwekerij door bijstandsontvanger

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 8 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die een bijstandsuitkering ontving. De verdachte heeft in de periode van 22 januari 2003 tot en met 25 september 2008 op verschillende momenten valse verklaringen afgelegd aan de gemeente Groningen over zijn inkomsten. Hij heeft niet gemeld dat hij inkomsten genereerde uit muziekoptredens en uit een hennepkwekerij in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt, waardoor de gemeente niet in staat was om de juiste hoogte van de uitkering vast te stellen. De verdachte heeft bekend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het benadelingsbedrag van € 72.821,50. De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking in het kader van sociale voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/651409-09 (promis)
datum uitspraak: 8 oktober 2009
op tegenspraak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 22 januari 2003 tot en met 25 september 2008,
te Groningen, in elk geval in Nederland, (telkens) een geschrift -een Maandelijkse verklaring Abw en/of een Maandelijkse verklaring WWB- door middel waarvan hij schriftelijk opgave heeft gedaan aan (de Dienst Sociale zaken en Werk van) de gemeente Groningen van
gegevens, welke noodzakelijk waren voor de beoordeling van het recht op
uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet Werk en Bijstand
en/of van het bedrag van die uitkering(en) over het tijdvak waarop die opgave
betrekking had, welk geschrift (telkens) bestemd was om tot bewijs te dienen van de daarin
vermelde feiten, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
door in dat geschrift de daarin voorkomende vraag/vragen met betrekking tot
door hem verrichte werkzaamheden en/of door hem genoten inkomsten (telkens)
hetzij niet, hetzij ontkennend te beantwoorden, zulks terwijl hij in
werkelijkheid in dat tijdvak wel werkzaamheden had verricht en/of inkomsten
had genoten, dan wel door bij die vraag/vragen (telkens) valselijk minder
arbeidsuren en/of lagere inkomsten te vermelden dan in werkelijkheid het
geval was.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 12 mei 2009, pagina 17 e.v. van het dossier met nummer COMPAS.01.2076/200022489 d.d. 13 mei 2009, inhoudende een proces-verbaal van aangifte van [naam aangever].
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 24 september 2009 afgelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op verschillende tijdstippen, in de periode van 22 januari 2003 tot en met 25 september 2008, te Groningen, (telkens) een geschrift -een Maandelijkse verklaring Abw en een
Maandelijkse verklaring WWB- door middel waarvan hij schriftelijk opgave heeft
gedaan aan (de Dienst Sociale zaken en Werk van) de gemeente Groningen van
gegevens, welke noodzakelijk waren voor de beoordeling van het recht op
uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en de Wet Werk en Bijstand
en van het bedrag van die uitkering(en) over het tijdvak waarop die opgave
betrekking had, welk geschrift (telkens) bestemd was om tot bewijs te dienen van de daarin
vermelde feiten, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken, door in dat geschrift de daarin voorkomende vragen met betrekking tot
door hem verrichte werkzaamheden en door hem genoten inkomsten (telkens)
hetzij niet, hetzij ontkennend te beantwoorden, zulks terwijl hij in
werkelijkheid in dat tijdvak wel werkzaamheden had verricht en inkomsten
had genoten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door hem ter zitting naar voren is gebracht en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie. Ten slotte heeft de officier van justitie haar vordering gebaseerd op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als verdachte deze straf niet naar behoren verricht, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft zich akkoord verklaard met de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door hem ter zitting naar voren zijn gebracht, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Verdachte ontving sinds 1 juli 1997 een bijstandsuitkering. Destijds zijn hem "de spelregels" voor het ontvangen van een uitkering uitgelegd. Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 oktober 2007 een hennepkwekerij in zijn woning gehad. Hieruit heeft hij inkomsten gegenereerd. Voorts heeft verdachte in de periode van januari 2003 tot en met 30 september 2008 inkomsten genoten als zelfstandig muzikant. De inkomsten die hij naast zijn uitkering had, heeft hij niet opgegeven aan de sociale dienst, waardoor deze bij de vaststelling van zijn recht op uitkering is uitgegaan van onjuiste gegevens.
Gebleken is dat verdachte aan de uitkeringsverlenende instantie, de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Groningen, heeft gemeld dat hij als muzikant werkzaam is geweest en dat hij daaruit inkomsten verwierf en ook beroepskosten maakte. Verdachte had op grond van zijn melding mogelijk meer actie van genoemde Dienst mogen verwachten, echter dat heeft verdachte niet ontslagen van zijn verplichting opgave te doen van zijn inkomsten.
Het stelsel van sociale voorzieningen, zoals dat in Nederland functioneert, is voor een groot deel afhankelijk van de informatie die door hen, die een beroep willen doen op die voorzieningen, aan de uitkeringsinstantie wordt verstrekt. De uitkeringsinstantie moet er op kunnen vertrouwen dat die informatie juist en volledig is. Door de uitkeringsinstantie de noodzakelijke informatie te onthouden heeft verdachte misbruik gemaakt van het stelsel van sociale voorzieningen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft voorts gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag van de bijstandsfraude, te weten een bedrag ter hoogte van € 72.821,50.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van een dergelijk strafbaar feit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de werkstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen tot een werkstraf van na te noemen duur. Daarnaast zal de rechtbank conform de vordering van de officier van justitie aan verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen teneinde verdachte er van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 225 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
- een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink voorzitter, H.J. Bastin en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van F. Schoonhoven, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2009.