RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 113631 / JE RK 09-956
beschikking kinderrechter d.d. 28 oktober 2009
De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de grootouders.
Op 11 augustus 2009 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), vestiging Groningen, een verzoekschrift tot (voorlopige) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, welk verzoek bij beschikking van deze rechtbank van 11 augustus 2009 is toegewezen en bij beschikking van 19 augustus 2009 is bekrachtigd (geregistreerd onder nummer 111977 / JE RK 09-708). Bij deze laatste beschikking is de beslissing omtrent de definitieve ondertoezichtstelling (geregistreerd onder nummer 113631 / JE RK 09-956) aangehouden tot een nadere behandeling ter zitting op 28 oktober 2009.
De rechtbank heeft op 20 oktober 2009 van de Raad ontvangen een rapport van
19 oktober 2009 met bijlagen. De Raad heeft in dat rapport aangegeven, dat zij haar verzoek om [het kind] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en haar verzoek om [het kind] uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling handhaaft. De Raad heeft daarbij geadviseerd de maatregel te laten uitvoeren door het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LJ&R).
Bij dat rapport is gevoegd een reactie van de ouders op het conceptrapport van
12 oktober 2009. Door de rechtbank was reeds ontvangen een afschrift van de brief van
11 augustus 2009 van de ouders aan de Raad.
Op 19 oktober 2009 is ter griffie ontvangen een reactie van [het kind] op voornoemde rapportage.
Op 20 oktober 2009 is het indicatiebesluit ter griffie ontvangen
Op 28 oktober 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de ouders, bijgestaan door mr. E.H. Henkelman, de grootouders van [het kind], de heer R.C.M. Wouters namens de Raad en mevrouw T. van Gennip namens het LJ&R.
De minderjarige is op 28 oktober 2009 afzonderlijk door de kinderrechter gehoord.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Vooraf: aanwezigheid grootouders ter zitting
Direct bij aanvang van de zitting is door de ouders bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de grootouders bij de behandeling ter zitting. Ter motivering van hun standpunt is door de ouders naar voren gebracht dat de grootouders geen belanghebbenden zijn met betrekking tot het verzoek tot ondertoezichtstelling en het verzoek tot uithuisplaatsing van [het kind]. Daarbij is opgemerkt dat ook de Raad, de grootouders niet als belanghebbenden heeft aangemerkt.
De kinderrechter heeft de aanwezigen eerst op dit punt gehoord. Uit de verklaringen ter zitting en uit de stukken is de kinderrechter gebleken dat de grootouders (recent) een aantal maanden de zorg voor [het kind] op zich hebben genomen, de grootouders veelvuldig contact met [het kind] hebben en [het kind], ook thans nog, met regelmaat bij zijn grootouders verblijft. De kinderrechter heeft op grond van het vooroverwogene de grootouders aangemerkt als belanghebbenden en de grootouders toegestaan de behandeling ter zitting bij te wonen. De kinderrechter heeft daarbij in aanmerking genomen de wens van [het kind] dat zijn grootouders de behandeling ter zitting bijwonen. Zijn grootouders zijn zeer belangrijk voor [het kind]; [het kind] beschouwt zijn grootouders als degenen die op dit moment het dichtste bij hem staan. Het LJ&R heeft de belangrijke rol van grootouders bevestigd.
2.2 Verzoek ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
2.2.1 Standpunt partijen
De Raad
De Raad heeft op de hierna vermelde gronden geadviseerd de minderjarige onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen:
- [het kind] wordt ernstig in zijn sociaal-emotionele, fysieke en cognitieve ontwikkeling bedreigd,
- ouders zijn niet in staat deze bedreiging op te heffen, ze zijn pedagogisch onmachtig,
- hulpverlening in een (vrijwillig) kader zal falen. Ouders zijn niet bereid mee te werken indien de hulpverlening in [het kind]’s belang andere keuzes maakt dan ouders voorstaan.
De Raad is van mening dat aan de volgende doelen dient te worden gewerkt:
- [het kind] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat,
- [het kind] gaat naar school en zijn schoolgang wordt nauwlettend in de gaten gehouden in verband met mogelijke gedragsproblemen,
- afhankelijk van het gedrag van [het kind] op school en in de leefgroep nader onderzoek verrichten,
- mogelijkheden voor contactherstel /omgang met ouders c.q. moeder onderzoeken,
- mogelijkheden voor contactherstel met zus, broertje en zusjes onderzoeken.
[het kind] vindt het fijn dat er een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing is verzocht en hoopt dat het verzoek wordt toegewezen. [het kind] wil graag gebruik maken van het reguliere onderwijs. Hij is recent aangenomen op het gymnasium en zijn prestaties tot nu toe, zijn goed. [het kind] geeft aan dat hij in de eerste klas zit, terwijl hij eigenlijk al in de derde klas had moeten zitten. Het thuisonderwijs was onvoldoende voor hem, hij kreeg vaak maar anderhalf uur per dag les. [het kind] heeft het tevens fijn in het jeugdhuis waar hij nu woont. Hij heeft geen contact meer gehad met zijn ouders. Hij hoorde pas twee weken na de geboorte van zijn zusje, dat zij geboren was. Hij heeft zijn ouders emailberichten gestuurd, maar kreeg pas laat een berichtje terug. [het kind] vindt het erg vervelend dat hij helemaal geen contact meer heeft met zijn zus(jes) en broertje. Ook vindt [het kind] het vervelend dat hij zijn spullen nog steeds niet heeft. Zijn ouders willen zijn kleding en pinpas niet afgeven en ook geen toestemming geven voor het aanvragen van een identiteitskaart. De schoolboeken heeft hij uiteindelijk via jeugdzorg gekregen. [het kind] vindt het heel erg dat zijn ouders zijn huisdieren hebben laten doodgaan.
[het kind] geeft aan dat hij, nadat hij uit huis vertrokken was, eerst een tijd buiten heeft geleefd en daarna een aantal maanden bij zijn grootouders heeft gewoond. Hij belt nu ook nog regelmatig met hen en bezoekt hen ook af en toe. Hij wil graag dat zij de rol van opa en oma blijven vervullen en daarom wil hij niet voor langere tijd bij hen wonen. [het kind] wil zeker niet terug naar huis, wil graag weer contact met zijn broertje en zus(jes) en wil graag de beschikking over zijn spullen. [het kind] geeft voorts aan dat hij zich veel zorgen maakt over zijn broertje en zus(jes) en hij hoopt dat er ook naar hen onderzoek wordt gedaan.
Er is sprake van een eenzijdige rapportage. Er waren veel problemen met [het kind] in het gezin. De ouders hebben hiervoor al in een vroeg stadium hulp gezocht. De situatie werd echter steeds ernstiger. De ouders van [het kind] zien wel in dat wanneer [het kind] geen thuisonderwijs meer wil volgen, hier een andere oplossing voor dient te komen. [het kind] is nog steeds welkom thuis, maar er dient wel eerst een goed gesprek gevoerd te worden. De ouders staan open voor hulpverlening, maar wensen wel respect voor hun christelijke inslag. De ouders voelen zich als Zevende Dag Adventisten niet gerespecteerd. De ouders zien wel in dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De ouders zijn bereid via de gezinsvoogdij-instelling te werken aan de terugkeer van [het kind] naar huis. De ouders verzoeken de uithuisplaatsing toe te wijzen voor de duur van drie maanden, opdat dan de terugkeer van [het kind] naar huis opnieuw bekeken kan worden.
De moeder van [het kind] geeft aan dat [het kind] helemaal geen toestemming nodig heeft van zijn ouders voor het aanvragen van een identiteitskaart. Dit heeft ze niet tegen [het kind] kunnen zeggen, omdat ze hem niet meer gesproken heeft. Ze hebben twee emailberichten gestuurd, maar [het kind] wilde geen contact meer. Ze willen zich ook niet opdringen.
De vader van [het kind] geeft aan, dat de ouders nergens bij betrokken worden. [het kind] kan zelf zijn spullen komen halen, maar de verwijdering wordt continu in stand gehouden. Vader had het beter gevonden dat hij samen met mevrouw Van Gennip zijn spullen was komen halen, in plaats van dat mevrouw Van Gennip alleen kwam. Mevrouw Van Gennip kwam op valse voorwendselen bij hen. Haar houding was niet goed. Vader ontkent dat hij nergens aan mee wil werken. Vader wil echter niet met mevrouw Van Gennip verder. Vader vindt dat de grootouders een slechte invloed hebben op [het kind].
De ouders zeggen ter zitting toe medewerking te willen verlenen aan een contactherstel met [het kind] en omgang met [het kind] en zijn broertje en zus(jes). Ook kan [het kind] zijn spullen krijgen. De ouders zijn voorts bereid om, voor wat betreft de samenwerking met mevrouw Van Gennip, met een schone lei te beginnen. De ouders zijn bereid tot vergeving.
Het LJ&R geeft aan dat de samenwerking met de ouders niet goed verloopt. De vader was tijdens het bezoek vijandig en weigerde spullen van [het kind] mee te geven, zoals sokken, ondergoed en een pin-pas. Vader gaf aan dat, [het kind] zijn verantwoordelijkheid moet nemen en dat hij niet naar school mocht. Aan de ouders is vervolgens een brief verzonden met het verzoek uiterlijk 21 september 2009 te reageren. Het LJ&R heeft geen reactie ontvangen. Het LJ&R staat open voor een nieuwe start in de samenwerking met de ouders.
Standpunt van de grootouders
Grootouders zijn van mening dat [het kind] in de huidige situatie tot rust komt. Hij komt nu onder de mensen. [het kind] dient professionele begeleiding te krijgen.
2.2.2 Beoordeling kinderrechter
De ouders van [het kind] zijn Zevende Dag Adventisten en hebben vanuit deze levensvisie voor [het kind] (maar overigens ook voor andere kinderen in het gezin) ontheffing van de Leerplichtwet gevraagd en verkregen. [het kind] genoot om die reden jarenlang thuisonderwijs.
[het kind] is in juli -voor de derde maal in korte tijd - weggelopen na een hoog opgelopen conflict thuis. De tweede maal wilde zijn vader hem niet ophalen bij de politie en de derde maal heeft [het kind], zonder ingrijpen van zijn ouders, elf dagen alleen en zonder ouderlijk toezicht, doorgebracht in een zelfgemaakt hutje in een plantsoen. Hij is daar door de politie verward aangetroffen.
[het kind] heeft bij de Raad en de kinderrechter aangegeven, dat hij grote problemen ervaart met de gang van zaken thuis. Hij heeft veel ruzie met zijn vader, waarbij ook sprake is van fysiek geweld. Hij werd tegen de muur gegooid, werd met een stok en ook wel eens met kleerhangers geslagen. Ook heeft hij aangegeven dat hij thuis weinig onderwijs genoot en hij weinig vrienden had.
[het kind] heeft aangegeven niet meer naar huis te willen terugkeren. Hij wil graag blijven wonen op de huidige groep en gebruik maken van het reguliere onderwijs. Hij is recent aangenomen en gestart als leerling van een gymnasium.
De ouders hebben het gevoel dat er een wig wordt gedreven tussen hen en [het kind]. Ouders ontkennen dat veelvuldig sprake zou zijn van fysiek geweld. Zij staan open om [het kind] weer thuis te ontvangen, mits er sprake is van een goed gesprek en excuus. Het is daarbij van belang dat er respect bestaat voor de levensvisie van de ouders.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er sinds de uithuisplaatsing van [het kind] er geen tot nauwelijks contact is geweest tussen [het kind] en zijn ouders. Vanuit het LJ&R is aangegeven dat de samenwerking met de ouders erg moeizaam verloopt. De gezinsvoogd ervaart vader als vijandig en de ouders weigeren spullen, zoals ondergoed en sokken, voor [het kind] mee te geven. [het kind] is hierover zeer verbolgen. Ook is hij heel boos vanwege het feit dat zijn ouders zijn huisdieren, tijdens zijn afwezigheid, niet hebben verzorgd met als gevolg dat de dieren zijn doodgegaan.
De kinderrechter is van oordeel dat er rust dient te komen in de situatie en er allereerst gewerkt dient te worden aan een herstel van het contact tussen [het kind] en zijn ouders.
[het kind] groeide op in een gezin waar hij niet (meer) begrepen werd en zichzelf niet (meer) kon zijn met als gevolg dat er in het afgelopen jaar meerdere escalaties zijn geweest, waarbij [het kind] geen andere uitweg zag dan de thuissituatie te verlaten. Het was voor hem een keuze tussen aanpassen aan de levenswijze van de ouders of weggaan, een tussenweg was er niet.
Ook over het volgen van thuisonderwijs is strijd ontstaan. Uit eerder onderzoek blijkt dat bij [het kind] sprake is van hoogbegaafdheid. [het kind] voelde zich thuis onvoldoende uitgedaagd en wilde gebruik maken van het reguliere onderwijs, maar de toestemming daarvoor werd door zijn ouders geweigerd. Inmiddels is hij, nadat daarvoor door de kinderrechter vervangende toestemming is verleend, aangenomen en gestart op het gymnasium.
Uit onderzoek van de Raad blijkt dat sprake is van een gesloten gezinssysteem en de ouders nooit zullen accepteren dat [het kind] gebruik maakt van het reguliere onderwijs. De keuze voor thuisonderwijs is een fundamentele keuze waar niet van afgeweken mag worden. Ook maakt de Raad zich zorgen over het temperamentvolle karakter van vader. Te meer omdat ouders vinden dat men in het algemeen kinderen fysiek mag straffen. Er is daarnaast sprake van financiële problemen die stress verhogend werken op de gezinssituatie
De ouders geven aan dat zij met [het kind] altijd veel problemen hebben gehad. Hulpverlening hebben zij evenwel niet gezocht, noch aanvaard. De Raad concludeert dat de ouders niet bereid zijn om (vrijwillig) mee te werken met instanties. Zij vinden de bemoeienis van wereldse hulpverleningsinstanties niet geoorloofd op basis van hun geloofsovertuiging. Wanneer [het kind] in contact wil komen met zijn ouders, zal hij het boetekleed moeten aantrekken. De Raad vindt het volledig leggen van de verantwoordelijkheid bij [het kind] erg zorgelijk voor zijn ontwikkeling.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat de ouders onvoldoende invulling hebben gegeven aan het ouderlijk gezag, welk gezag de plicht omvat om zorg en verantwoordelijkheid te dragen voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van [het kind], alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Als gevolg daarvan wordt [het kind] ernstig bedreigd in zijn sociaal-emotionele, fysieke en cognitieve ontwikkeling en is een ondertoezichtstelling geïndiceerd. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.
Bij haar beoordeling heeft de kinderrechter betrokken dat de ouders zich kunnen vinden in een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing voor een termijn van drie maanden. De kinderrechter acht, gelet op de ernst en de aard van het conflict, een uithuisplaatsing voor een termijn van drie maanden niet reëel. De ouders zijn ernstig tekort geschoten in hun zorg voor [het kind] en hebben hem, met name door de dood van zijn huisdieren en het niet willen afgeven van zijn spullen, tot in het diepste van zijn ziel gekwetst. Daarbij komt de fysieke bestraffingen, waarvan sprake is geweest en het verschil in visie voor wat betreft het genieten van onderwijs.
Mocht overigens in deze periode de situatie wel zodanig tot rust komen dat tot thuisplaatsing kan worden overgegaan dan kan bjz hiertoe, onder mededeling aan de Raad, zelfstandig besluiten dan wel kunnen de ouders wegens gewijzigde omstandigheden bjz verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen, tegen welke beslissing beroep open staat bij de kinderrechter.
De kinderrechter merkt daarbij op dat voor een herstel van het contact het nodig is dat de ouders de keuze van [het kind] om regulier onderwijs te volgen, respecteren en [het kind] daarin ook steunen. Ook is het van belang dat de ouders van [het kind] zijn uithuisplaatsing voor nu accepteren en dat ook feitelijk laten zien door [het kind] zijn spullen te verstrekken en mee te werken aan een omgangsregeling tussen [het kind] en zijn zus, broertje en zusjes. Het is positief dat de ouders ter zitting hun bereidheid hiertoe hebben uitgesproken, maar deze bereidheid is nog maar zeer pril.
Voor een contactherstel met [het kind] is nodig dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de ontstane crisis nemen en deze verantwoordelijkheid niet langer bij hun minderjarige zoon dan wel de aanpak van de hulpverlening leggen.
De ouders dienen voor het werkelijk aanvaarden van de hulpverlening ook te aanvaarden dat de hulpverlening in het belang van [het kind] mogelijk andere keuzes maakt, dan de ouders voorstaan.
Ten behoeve van [het kind] merkt de kinderrechter op, dat hij voor wat betreft de door hem gewenste omgang met zijn zus, broertje en zusjes een zelfstandige ingang heeft bij de kinderrechter indien de omgang, anders dan nu lijkt, toch niet tot stand wordt gebracht.
Voorts is ter zitting door de Raad aangegeven, dat de Raad ook onderzoek gaat verrichten naar zijn zus, broertjes en zusjes.
stelt de minderjarige met ingang van heden voor de duur van 1 jaar onder toezicht en draagt de ondertoezichtstelling op, namens het bureau jeugdzorg, aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Groningen, p/a Laan Corpus den Hoorn 106;
verleent voorts met ingang van heden machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.