ECLI:NL:RBGRO:2009:BK4568

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
16 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/653954-08
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld en fietsendiefstallen met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 16 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld en fietsendiefstallen. De verdachte heeft op 15 augustus 2008 in de Oude Kijk in 't Jatstraat in Groningen, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen een 73-jarige man. Dit geweld bestond uit schreeuwen, duwen en het toebrengen van een vuistslag aan het slachtoffer, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel, waaronder een verbrijzelde oogkas en psychische gevolgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, voldoende betrokkenheid bij het geweld had en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet laten behandelen voor zijn psychisch-emotionele problemen. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor meerdere fietsendiefstallen, gepleegd in de periode dat hij op straat leefde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve veranderingen in het leven van de verdachte na de gepleegde feiten, waaronder het volgen van een opleiding en het hebben van een bijbaan. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is ontstaan door het geweld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van € 5.469,50 te betalen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van gedragsbeïnvloeding en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/653954-08 (promis)
datum uitspraak: 16 november 2009
op tegenspraak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 november 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2008, in de gemeente Groningen,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Kijk in 't
Jatstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of een of
meer andere personen,
welk geweld bestond uit het
- schreeuwen en/of met arm(en) zwaaien tegen/naar die [slachtoffer] en/of die
perso(o)n(en), en/of om/bij/voor hem/hen staan en/of lopen en/of om hem/hen
heen dansen/bewegen, en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer], en/of het bij/in de nek vastpakken van die [slachtoffer] en/of het
trekken en/of duwen van die [slachtoffer], en/of waardoor die [slachtoffer] op/tegen
de rijbaan/grond is gevallen en/of
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 augustus 2008 in de gemeente Groningen
op of aan de openbare weg, Oude Kijk in 't Jatstraat, althans op enige voor
het publiek toegankelijke plaats, tegen personen baldadigheid heeft gepleegd,
waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht,
bestaande die baldadigheid uit het
- schreeuwen en/of met arm(en) zwaaien tegen/naar een of meer personen, en/of
om/bij/voor hen/hem staan en/of lopen en/of om hen/hem heen dansen/bewegen,
en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van een
persoon, genaamd [slachtoffer], en/of het bij/in de nek vastpakken van die
[slachtoffer] en/of het trekken en/of duwen van die [slachtoffer], en/of waardoor die
[slachtoffer] op/tegen de rijbaan/grond is gevallen;
art 424 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(gevoegd parketnr. 654419-08)
hij op of omstreeks 15 mei 2008 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
een of meer (aan/nabij Gedempte Kattendiep) staande fietsen, te weten
- een (heren)fiets (merk/type Gazelle Geneve, kleur blauw), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (incident 2) en/of
- een (dames)fiets (merk/type Batavus Crescendo, kleur oranje), in elk geval
enig goed, geheel of ten toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (incident 3),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat feit 1 primair en feit 2 op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ontkend feit 1 primair te hebben gepleegd en heeft bekend de feiten onder 2 te hebben gepleegd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1, primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2009, opgenomen op de pagina’s 45 tot en met 47 van dossier nummer PL01KC/08-006802, d.d. 5 september 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
Op vrijdag 15 augustus 2008, omstreeks 8.55 uur, liep ik door de Oude Kijk in ’t Jatstraat te Groningen en kwam ik een groep jongens tegen. Deze groep bestond uit twee personen. De langste van de twee legde gelijk een hand op mijn schouder. Ik kon hem niet verstaan. Ze waren erg druk. De kleinste van de twee liep steeds achter mij. Ik zag dat ze steeds heen en weer liepen. Ik snapte hier niets van. Ik raakte in de war door hun drukke gedrag. Ik zag dat de lange jongen nog steeds voor mij stond. Ik kreeg opeens en zo maar uit het niets een vuistslag tegen mijn linkeroog.
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2009, opgenomen op de pagina’s 48 tot en met 50 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]
Van de jongen die later de oudere man sloeg kan ik u nog vertellen dat deze jongen een ro(o)d(e) trui of trainingsjack aanhad, deze had zeker twee horizontaal lopende grijze banen.
De groep had veel lawaai en schreeuwde tegen de mensen die zij tegenkwamen. Ik omschrijf het als erg agressief en uitdagend.
Bij de man aangekomen zag ik dat de jongens om hem heen gingen staan en hem aanraakten. Ik bedoel hiermee dat alle jongens meteen aan de man begonnen te trekken en te duwen. De Aziatische jongen trok de man aan zijn linker schouder, ik omschrijf het als treiteren. Ook de andere mannen duwden de man, de man kon nergens heen.
Direct hierop zag ik dat de jongen met de rode trui zijn rechterarm naar achteren bracht, naar voren sprong en met zijn volle gewicht de oudere man een vuistslag gaf, vol in het gezicht. Ik zag dat ten gevolge van de vuistslag de man direct, als een blok tegen de vlakte ging. Ik zag dat de man op de rijbaan terecht kwam.
Ik kan u nog vertellen dat ik de jongens constant heb gevolgd en dat ik zeker weet dat de politie de goede mannen heeft aangehouden.
Een proces-verbaal d.d. 17 augustus 2008, opgenomen op de pagina’s 59 en 60 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]
Na afloop liepen we met ons vieren de Molly’s uit. Dat waren dus behalve mij, ook nog [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] achter de oude man aanliepen. Ik ben met [medeverdachte 3] doorgelopen. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] riep: “Ik heb hem geslagen, ik heb hem nokkie geslagen”.
Na een kort onderzoek mochten drie van ons doorlopen, nadat onze identiteit was vastgesteld. [medeverdachte 1] werd aangehouden.
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2009, opgenomen op de pagina’s 55 tot en met 57 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]
Op de vraag: “Wie van jullie vieren droeg nog meer een rood-zwart vest?”
“Niemand, alleen ik.”
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2009, opgenomen op de pagina’s 53 en 54 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]
Ik hoorde lawaai en zag dat een aantal jongens, in ieder geval meer dan twee, een oudere man lastig vielen. Ik zag dat ze om die man heen hingen en dat de man door 1 of 2 jongens werd vastgepakt om zijn nek. Ik zag dat de man onderuit zakte en dat de jongens er vandoor gingen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd
Ik was daar wel in de Oude Kijk in’t Jatstraat in Groningen. Ik ben samen met [medeverdachte 1] naar die man toegelopen. Ik heb wel een gesprek met de man gevoerd.
De rechtbank gaat op grond van deze bewijsmiddelen uit van de volgende gang van zaken.
Verdachte liep samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] na een cafébezoek in de Oude Kijk in ’t Jatstraat in Groningen. Zij vertoonden uitdagend en baldadig gedrag naar voorbijgangers. Op een gegeven moment richtten zij hun aandacht op het slachtoffer. Zij begonnen om het slachtoffer heen te lopen en te springen, hem van achteren bij de nek vast te pakken, hem te duwen en aan hem te trekken, waardoor het slachtoffer werd ingesloten. Dit alles kwalificeert de rechtbank reeds als het plegen van openlijk geweld. [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer vervolgens een vuistslag in het gezicht gegeven.
Verdachte maakte aldus niet alleen deel uit van de groep geweldplegers, maar heeft naar het oordeel van de rechtbank daarbij eveneens een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld om als medepleger daarvan te kunnen worden aangemerkt.
Feit 2
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 mei 2008, opgenomen op de pagina’s 105 tot en met 110 van dossier nummer PL01KC/08-008438, d.d. 30 oktober 2008, inhoudende de verklaring van [aangever 1];
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2008, opgenomen op de pagina’s 112 tot en met 117 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 2].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1, primair
hij op 15 augustus 2008, in de gemeente Groningen, met een ander, op de openbare weg, de Oude Kijk in 't Jatstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit het
- schreeuwen en/of met armen zwaaien tegen/naar die [slachtoffer] en om/bij/voor hem staan en lopen en om hem heen bewegen, en
- stompen in het gezicht van die [slachtoffer] en het bij de nek vastpakken van die [slachtoffer] en het trekken en/of duwen van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] op de rijbaan is gevallen.
2.
hij op 15 mei 2008 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (aan het Gedempte Kattendiep) staande fietsen, te weten
- een herenfiets (merk/type Gazelle Geneve, kleur blauw), toebehorende aan [aangever 1], en
- een damesfiets (merk/type Batavus Crescendo, kleur oranje), toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededader telkens het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1, primair Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot:
- een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest;
- een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich in de eis van de officier van justitie kan vinden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aan¬gaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de drie ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft openlijk geweld gepleegd tegen een drieënzeventig jarige man, waarbij het slachtoffer onder meer een harde vuistslag tegen zijn gezicht heeft gekregen. Het slachtoffer heeft daardoor ernstig letsel aan zijn linkeroog opgelopen, namelijk een verbrijzelde oogkasbodem, waarvoor hij moest worden geopereerd, en een beschadigde iris. Verder is een gezichtszenuw van het slachtoffer mogelijk blijvend beschadigd, is een van zijn voortanden afgebroken en is zijn chronische hoofdpijn sterk verergerd. Daarnaast zijn de psychische gevolgen voor het slachtoffer groot. Zo voelt hij zich onveilig en kwetsbaar op straat en heeft hij last gehad van herbeleving en slapeloosheid.
Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten gedurende lange tijd daarvan psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien vonden deze feiten in het openbaar plaats, waardoor verdachte derhalve naast de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ook de openbare orde op grove wijze heeft geschonden.
Hoewel verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven van weinig inzicht in het kwalijke van zijn handelen, rekent de rechtbank hem het feit zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte vijf fietsendiefstallen gepleegd waarmee hij financiële schade en ongemak bij de aangevers heeft veroorzaakt. Hij voorzag toentertijd in zijn levensonderhoud door fietsendiefstallen te plegen.
Verder is verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit het algemeen documentatieregister eerder voor soortgelijke feiten (als onder 1 primair en 2) veroordeeld.
De rechtbank acht oplegging van een forse werkstraf in beginsel dan ook passend en geboden.
De rechtbank heeft ook gelet op het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 21 oktober 2009. Gelet op het delictverleden, het negatieve sociale netwerk en de financiële situatie van verdachte, acht de reclassering gedragsbeïnvloeding geïndiceerd om recidive te voorkomen.
Positief is dat verdachte uit het negatieve milieu is gehaald door zijn familie, waar hij nu ook zijn verblijfsplaats heeft (daarvoor leefde hij op straat). Verdachte is nu ook bezig met een opleiding en hij heeft een bijbaan. Hij is gemotiveerd om de positieve wending die zijn leven gekregen heeft vol te houden. Het recidiverisico wordt thans dan ook als laag gemiddeld ingeschat. Het advies luidt tevens om verdachte in het kader van een verplicht reclasseringscontact een behandeling te laten ondergaan bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie, De Waag, te Amsterdam.
De rechtbank kan zich met dit advies verenigen en neemt dit over. De rechtbank zal daartoe een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact verbinden, hetgeen ook het volgen van een behandeling bij De Waag kan inhouden.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1 primair
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Groningen. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vuistslag, waardoor de schade is ontstaan, niet door verdachte is gegeven, maar door [medeverdachte 1] die inmiddels tot vergoeding van deze schade is veroordeeld.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij de vordering begrijpt, maar dat hij zich als ontkennende verdachte niet verantwoordelijk voelt voor de door de benadeelde partij geleden schade.
Beoordeling
De rechtbank acht verdachte echter naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die is toegebracht. Immers, de gedraging waardoor de schade is ontstaan, namelijk het geven van een vuistslag, is verricht door een persoon uit de groep waarmee verdachte op dat moment de openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van, voorlopig tot op heden begroot op € 5.469,50.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De benadeelde partij is ermee gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 200 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland te Amsterdam.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland te Amsterdam, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij de instelling De Waag te Amsterdam.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van, tot op heden begroot, € 5.469,50 (zegge vijfduizend en vierhonderd en negenenzestig euro en vijftig eurocent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 5.469,50
(zegge vijfduizend en vierhonderd en negenenzestig euro en vijftig eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.469,50 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, M.J.B. Holsink en
S. Tempel, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2009.
Mr. Van Woensel was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.