ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5344

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113840
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 november 2009 een machtiging verleend voor de gesloten plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige had een negatieve ontwikkeling doorgemaakt na een eerdere gesloten plaatsing en was op dat moment op straat beland. De moeder van de minderjarige heeft hem opgevangen, maar haar draagkracht werd overschreden. De advocaat van de minderjarige uitte zorgen over de lange wachtlijst voor gesloten jeugdzorg, maar de kinderrechter ging ervan uit dat de provincie haar wettelijke verplichting zou nakomen om voldoende capaciteit te bieden voor de zorg van minderjarigen.

Tijdens de zitting werd de minderjarige telefonisch gehoord. Hij had eerder in een begeleid kamerwoontraject verbleven, maar had zich daar niet aan de afspraken gehouden en blowde regelmatig. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen had, die zijn ontwikkeling ernstig belemmerden. De minderjarige had risicovolle contacten en was niet open voor hulpverlening, wat zijn situatie verergerde.

De kinderrechter besloot tot een spoedmachtiging voor een gesloten plaatsing van de minderjarige voor de duur van drie maanden, met ingang van de uitspraak. De ouders stemden in met de maatregel, en de kinderrechter concludeerde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg zou onttrekken. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er werd op gewezen dat er binnen drie maanden hoger beroep kon worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 113840 / JE RK 09-999
beschikking kinderrechter d.d. 20 november 2009
BESCHIKKING
inzake
* [minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 1992],
kind van:
[vader],
wonende te [adres]
en
[moeder],
wonende te [adres] .
De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 4 november 2009 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) verzocht een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van zes maanden, gedateerd 3 november 2009.
Daarbij is overlegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, alsmede het indicatiebesluit. Tevens is daarbij een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd.
Nu het een machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige betreft, is ambtshalve als raadsman toegevoegd mr. W. Schoo.
Op 17 november 2009 is ter griffie een brief van de vader ontvangen waarin hij zijn mening omtrent het verzochte kenbaar heeft gemaakt.
Op 20 november 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: de ambtshalve aan hem toegevoegde advocaat mr. E.P. Groot in plaats van mr. W. Schoo (kantoorgenoot), de moeder en mevrouw E.F. Wiekema namens BJZ.
De vader is, met kennisgeving daarvan, niet ter zitting verschenen.
De minderjarige [minderjarige] is niet ter zitting verschenen. De kinderrechter heeft [minderjarige] telefonisch gehoord gedurende de behandeling van de zaak ter zitting.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 28 januari 2009 is de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige verlengd voor de duur van een jaar met ingang van 20 februari 2009, derhalve tot 20 februari 2010.
Bij beschikking van 18 februari 2009 is machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend met ingang van 25 februari 2009 tot 25 augustus 2009.
Standpunt BJZ
[minderjarige] is begin augustus 2009 vanuit de BBI naar Begeleid Kamerbewoning (BKB) van de Basegroep gegaan in Groningen.
De laatste periode in de BBI was al moeizaam. [minderjarige] kwam de afspraken moeilijk na en blowde regelmatig. De Basegroep heeft zorgwekkende signalen aan BJZ gegeven met betrekking tot [minderjarige]. [minderjarige] gaat wisselend naar zijn stage. De ene dag gaat het goed en de andere dag komt hij niet of te laat.
Naast zijn stage heeft [minderjarige] een bijbaantje als (sushi)bezorger. Dit is positief te noemen. Sinds [minderjarige] op de BKB verblijft, blowt hij dagelijks. [minderjarige] geeft zelf aan dat als hij een urinetest zou doen, hij maximaal zou scoren. [minderjarige] heeft zelf geen probleem met zijn blowgedrag. Echter ziet BJZ het wel als een oorzaak voor alle problemen. Als je de avond voordat je naar stage moet stoned bent, lukt het niet om op tijd op te staan. [minderjarige] herkent dit niet.
De afgelopen periode is ook duidelijk geworden dat [minderjarige] omgaat met risicovolle contacten. Hij heeft een netwerk om zich heen met jongens die gezocht worden door de politie; jongens die een negatieve invloed op hem hebben. [minderjarige] glijdt steeds verder af.
Ten tijde van zijn verblijf op de BKB is [minderjarige] in oktober te zien op een bewakingscamera van de BBI dat hij spullen van een jongen opvangt onder het balkon. De volgende dag is deze jongen weggelopen van de BBI. Eerst ontkent hij, later geeft hij toe er geweest te zijn. Hij ziet dit gedrag niet als zorgwekkend.
Dinsdag 27 oktober 2009 wordt BJZ gebeld dat er twee jongens de kamer van [minderjarige] binnen wilden dringen omdat hun cocaïne nog binnen zou liggen. [minderjarige] was op dat moment niet thuis en geeft bij confrontatie aan dat hij van niets weet. Dit is een patroon bij [minderjarige] en het maakt hem ongrijpbaar voor de hulpverlening. [minderjarige] staat niet open voor hulpverlening en onttrekt zich volledig aan het gezag.
[minderjarige] heeft nu allerlei kansen gehad in een open setting, maar duidelijk is geworden dat hij niet kan omgaan met vrijheden. Dit vormt een bedreiging voor zijn ontwikkeling.
Daarom is een plek in een gesloten setting opnieuw geïndiceerd.
[minderjarige] wordt 2 november 2009 verwijderd van de BKB in verband met zijn gedrag.
Ter zitting ziet BJZ aanleiding om een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing te vragen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. [minderjarige] heeft zich onttrokken aan de forensische psychiatrische behandeling, hij is in verband met zijn gedrag negatief uit de BKB geplaatst, hij blowt veel, heeft verkeerde vrienden. De gesloten plaatsing is een laatste kans voor hem gelet op zijn leeftijd.
Standpunt minderjarige
[minderjarige] wilde niet naar de zitting komen.
Door de advocaat van [minderjarige] is ter zitting gesteld dat hij niet bij moeder thuis kan blijven wonen. [minderjarige] gaat teveel zijn eigen gang.
Er moet nu iets met betrekking tot en in het belang van [minderjarige] ondernomen worden. De vraag is wanneer [minderjarige] geplaatst kan worden, nu er wachtlijsten zijn voor gesloten jeugdzorg.
De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige] tijdens de mondelinge behandeling ter zitting telefonisch gehoord.
[minderjarige] denkt dat hij toch gesloten geplaatst wordt, of hij nu gehoord wordt of niet. Hij wil niet gesloten geplaatst worden omdat het volgens hem niet echt helpt. Hij wordt niet genoeg geholpen bij het begrijpen waarom de dingen telkens fout lopen. [minderjarige] ziet wel in dat het nu niet goed gaat, maar hij weet zelf niet goed wat er nu moet gebeuren. Hij denkt dat hij misschien teveel vrijheid heeft. [minderjarige] gaat niet altijd naar zijn stageplek omdat hij denkt dat hij toch gesloten geplaatst wordt.
Standpunt moeder
Moeder wil dat het goed gaat met [minderjarige] en dat hij niet meer met de politie in aanraking komt.
Als moeder [minderjarige] niet had opgevangen, was hij nu zwervende geweest. [minderjarige] is op
2 november uit de BKB gezet en verblijft nu bij moeder thuis. [minderjarige] gaat zijn eigen gang. Moeder heeft geen grip op hem. Ofschoon moeder hem naar zijn stageplek probeert te sturen, blijft [minderjarige] in bed liggen.
Moeder is recentelijk geopereerd aan haar hart en haar draagkracht wordt aanzienlijk overschreden.
Moeder heeft de wens dat [minderjarige] in Groningen geplaatst wordt en dat hij dan zijn stage af kan maken. Dan heeft [minderjarige] in ieder geval een diploma. [minderjarige] moet over drie weken examen doen.
Beoordeling
Op grond van de verkregen informatie, zoals in het verzoekschrift is aangegeven, alsmede op grond van het verhandelde ter terechtzitting -waar een mondeling verzoek is gedaan tot verlening van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg- is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van zodanig ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de minderjarige, dat een (spoed)machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt verleend voor de duur van drie maanden met ingang van heden, derhalve tot 20 februari 2009.
Ten aanzien van [minderjarige] is vast komen te staan dat sprake is van ernstige opgroei- dan wel opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
[minderjarige] is naar het oordeel van de kinderrechter bezig af te glijden. Hij heeft de positieve ontwikkeling van ± een half jaar geleden niet vast kunnen houden. [minderjarige] blowt veel, hetgeen een zeer negatieve uitwerking heeft op zijn functioneren. Hij heeft daarnaast risicovolle contacten in de zin van jongens om zich een die gezocht worden door de politie en die een negatieve invloed op hem hebben. [minderjarige] gaat wisselend naar zijn stage.
Uit het dossier blijkt dat [minderjarige] moreel heeft en wetten en regels kent, doch wanneer hij moet kiezen tussen angst en straf of de consequenties, hij dan kiest voor de kick en de spanning ook al is dat een overtreding of een delict.
De kinderrechter gaat er vanuit dat, gelet op het feit dat de provincie een wettelijke verplichting heeft te zorgen voor voldoende capaciteit met betrekking tot de geïndiceerde zorg voor de minderjarige, [minderjarige] met voortvarendheid geplaatst zal (kunnen) worden.
De kinderrechter heeft bij haar oordeel betrokken dat beide ouders het eens zijn met de verzochte maatregel, en dat de raadsman van [minderjarige] zich refereert aan het oordeel van de kinderrechter.
De kinderrechter heeft de minderjarige en overige belanghebbenden gehoord, de vader heeft schriftelijke aangegeven in te stemmen met de plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, zodat aan het bepaalde in artikel 809, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voldaan en hieromtrent geen nadere zitting nodig is.
BESLISSING
verleent (spoed)machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van heden voor de duur van drie maanden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van C.J.A. Joosse, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2009.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.