ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5725

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399058 CV EXPL 09-3427
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser Q. R. aangeklaagd wegens kennelijk onredelijk ontslag. Q. was sinds 1 september 1991 in dienst bij R., die een uitgeverij exploiteert. R. heeft op 29 augustus 2008 de arbeidsovereenkomst opgezegd, na het verkrijgen van een ontslagvergunning van het CWI. Q. vorderde een schadevergoeding, stellende dat het ontslag onder valse voorwendselen was geschied. R. betwistte dit en voerde aan dat de financiële situatie van het bedrijf niet rooskleurig was en dat er geen onredelijke onttrekkingen aan het bedrijf plaatsvonden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de lange duur van het dienstverband van Q. en zijn aanstaande pensioengerechtigde leeftijd. De rechter oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat R. onvoldoende had onderbouwd dat hij niet in staat was om een financiële voorziening voor Q. te treffen. De kantonrechter heeft Q. een billijke schadevergoeding van € 17.500,- toegekend, vermeerderd met wettelijke rente, en R. veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 23 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 399058 \ CV EXPL 09-3427
Vonnis d.d. 23 september 2009
inzake
Q.,
wonende te Groningen,
eiser, hierna Q. te noemen,
gemachtigde mr. J. Keizer, advocaat te Groningen (Postbus 11157, 9700 CJ),
tegen
R., h.o.d.n. “Brand Communications”, “Noordnet” en “Hanze Magazine”,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen en wonende te Groningen,
gedaagde, hierna R. te noemen,
gemachtigde mr. A.T. Slofstra, advocaat te Roden (Postbus 145, 9300 AC).
PROCESGANG
Q. heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd R. te veroordelen tot betaling van een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag vermeerderd met rente en kosten. R. heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde. Naar aanleiding van het tussenvonnis van 22 april 2009, waarvan de inhoud als hier overgenomen en ingelast dient te worden beschouwd, heeft op 15 juni 2009 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Beide partijen zijn, vergezeld door hun gemachtigde, verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. Tot slot is vonnis (nader) bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
de feiten
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.1 R. exploiteert een uitgeverij van kranten en magazines, o.a. businessbladen en een kunstkrant.
1.2 Q., geboren op 20 januari 1945, is op 1 september 1991 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als acquisiteur bij R. in dienst getreden.
1.3 Het salaris van Q. bedroeg laatstelijk € 3.244,85 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
1.4 Op 29 april 2008 heeft R. bij het CWI vergunning gevraagd om Q. te ontslaan. Q. heeft hiertegen verweer gevoerd. Bij beslissing van 28 mei 2008 heeft het CWI een ontslagvergunning verleend.
1.5 R. heeft de arbeidsovereenkomst per 29 augustus 2008 opgezegd.
het standpunt van Q.
2. Hij legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
2.1 Het ontslag is geschied onder opgave van voorgewende redenen. De cijfers van de accountant zijn opgemaakt aan de hand van door R. aangeleverde cijfers. Een accountantsverklaring ontbreekt.
2.2 De omzet was in 2007, gelet op de jaren 2005 en 2006 nog gestegen, bovendien was er reeds een forse besparing gemaakt op de personeelskosten door het ontslag van een viertal werknemers in 2007.
2.3 In de ontslagaanvraag heeft R. te kennen gegeven de werkzaamheden zelf over te nemen, maar hij heeft daarvoor thans mensen in dienst.
2.4 R. onttrekt privé veel geld aan het bedrijf, ook zijn echtgenote ontvangt een behoorlijke vergoeding. R. heeft bovendien dure hobby’s, zoals vliegen en golfen.
2.5 Doordat Q. tweeënhalf jaar voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is ontslagen is hij onevenredig zwaar getroffen.
het standpunt van R.
3. R. voert - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende als verweer aan.
3.1 De prognose voor het jaar 2009 is gedaan op basis van de cijfers uit de voorgaande periode, maak ook van de portefeuille zoals die er op dat moment lag en die een negatieve ontwikkeling liet zien.
3.2 De forse besparing op het personeel in 2007 heeft het tij niet kunnen keren.
3.3 Er is geen sprake van enorme onttrekkingen aan het bedrijf, er is ook flink ingeteerd op het privé vermogen.
3.4 Wat betreft de dure hobby’s: er wordt amper gegolft, de oldtimers zijn inmiddels niet meer in zijn bezit en gevlogen wordt er alleen voor het behoud van het vliegbrevet.
3.5 Na het ontslag heeft Q. nog drie maanden loon doorbetaald gekregen en had Q. nog de beschikking over de lease-auto en een telefoon. De pensioenpremies zijn afgestort.
de beoordeling
4.1 In artikel 7:681 lid 1 BW is bepaald dat als een van de partijen de arbeidsovereenkomst, al of niet met inachtneming van de voor de opzegging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk opzegt, de rechter steeds aan de wederpartij een schadevergoeding kan toekennen. Daartoe dient steeds de vraag te worden beantwoord of de opzegging kennelijk onredelijk is. Indien dat antwoord bevestigend is, komt de schadevergoeding aan de orde.
4.2 Q. stelt zich primair op het standpunt dat het ontslag heeft plaatsgevonden onder opgave van een voorgewende of valse reden. R. heeft de stellingen van Q. gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat Q. te weinig heeft aangevoerd om de stelling te kunnen dragen dat de door R. opgegeven reden in werkelijkheid anders is geweest dan de reden die in de procedure bij het CWI naar voren is gebracht. Q. heeft weliswaar vraagtekens bij de cijfers die door R. zijn ingebracht, maar heeft zijn vermoedens niet nader onderbouwd. De levensstijl die R. er volgens Q. op na zou houden en die door R. ook is betwist, kan hiervoor in ieder geval niet redengevend zijn. Evenmin is gebleken dat de mensen die R. kennelijk inhuurt voor (onder meer) het verrichten van werkzaamheden die Q. ook uitvoerde, ter structurele vervanging van Q. zijn.
4.3 Q. doet daarnaast een beroep op het gevolgencriterium zoals genoemd in artikel 7:681 lid 2 sub b BW. Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzeggingen, dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te nemen.
4.4 In het onderhavige geval dient aan de zijde van Q. in het bijzonder waarde te worden toegekend aan de lengte van het dienstverband, het feit dat hij op korte termijn de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken en zijn mogelijkheden om op de huidige arbeidsmarkt een baan te vinden. R. heeft weliswaar aangevoerd dat hij er financieel zowel zakelijk als privé niet rooskleurig voorstaat, maar door het ontbreken van uitgebreidere financiële bescheiden heeft hij onvoldoende onderbouwd niet in staat te zijn geweest een, zij het beperkte, financiële voorziening te treffen voor Q.. Het ontbreken van enige voorziening afgezet tegen de belangen van R. maken dan ook dat het ontslag naar het oordeel van de kantonrechter als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt.
4.5 Ten aanzien van de hoogte van de aan Q. toe te kennen billijke schadevergoeding neemt de kantonrechter naast het aantal dienstjaren en het laatstverdiende salaris in aanmerking dat ter zitting door R. is aangevoerd dat Q. na zijn ontslag per 29 augustus 2008 nog drie maanden loon doorbetaald heeft gekregen en dat de pensioenpremies zijn afgestort. Q. heeft dit ook niet betwist. Daarnaast houdt de kantonrechter rekening met de door R. geschetste financiële omstandigheden en neemt hij mee dat Q. in januari 2011 de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. De toe te kennen vergoeding zal daarom worden vastgesteld op een bedrag van € 17.500,-.
4.6 R. dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt R. om tegen bewijs van betaling aan Q. te voldoen een bedrag van € 17.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2008 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt R. in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van Q. tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 85,98 aan dagvaardingskosten, € 110,00 aan griffierechten en € 300,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af – voor zover nodig – het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 23 september 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: jcn