RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/670303-09 en 18/652026-08 (tul) (promis)
datum uitspraak: 23 november 2009
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2009 in de gemeente Groningen,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik wil je afmaken" en/of
"Ik blijf zitten om jou en andere medewerkers op te wachten en af te maken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of [getuige 1]
en/of [getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik krijg die vieze tering
temeijer nog wel" en/of "Ik maak die [voornaam] [aangeefster] af", van welke woorden
die [aangeefster] kennis heeft genomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 29 juli 2009 in de gemeente Groningen opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]), een stoel tegen
de (linker)arm van die [aangeefster] heeft gegooid en/of met een stoel die
[aangeefster] heeft geslagen, althans getroffen, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaring van aangeefster, die wordt ondersteund door de getuigen-verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en door het proces-verbaal van aanhouding. Bovendien erkent verdachte dat hij aangeefster heeft mishandeld en geeft hij aan de woorden waarmee hij heeft bedreigd niet precies meer te weten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verklaard over de feiten geen opmerkingen te hebben.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen. Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 30 juli 2009, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nr. PL01KC/2009075121 d.d. 5 augustus 2009, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Ik ben psychologe en werkzaam bij Lentis, gevestigd aan de Hereweg te Groningen.
Op 29 juli 2009 bevond ik mij in het gebouw voornoemd om dhr. [verdachte] zijn ontslag aan te zeggen. Ik zag dat hij een stoel pakte en deze naar mij toe gooide. Ik kon de stoel gedeeltelijk afweren, maar ik voelde dat de stoel behoorlijk hard tegen mijn linkerarm aan kwam. Hierdoor hield ik een pijnlijke linker pols en schouder over.
[voornaam getuige 1], een medewerkster van Lentis, vertelde dat dhr. [verdachte] inmiddels buiten op het terras voor het gebouw zat. Dhr. [verdachte] had gezegd dat hij mij wilde afmaken. [voornaam getuige 1] vertelde dat dhr. [verdachte] zou blijven zitten om mij en andere medewerkers op te wachten en af te maken.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 31 juli 2009, opgenomen op pagina 27 e.v. van voormeld dossier, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Ik hoorde dat dhr. [verdachte] zei: “Ik krijg die vieze vuile tering temeier nog wel.”
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 31 juli 2009, opgenomen op pagina 30 e.v. van voormeld dossier, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Ik hoorde dhr. [verdachte] meermalen zeggen dat hij [voornaam] [aangeefster] af wilde maken.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 juli 2009, opgenomen op pagina 16 e.v. van voormeld dossier, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Vandaag, woensdag 29 juli 2009, was ik in het pand van Lentis aan de Hereweg te Groningen. Toen ik in gesprek was met [aangeefster] vertelde ze me eigenlijk dat mijn behandeling werd stop gezet. Er knapte iets bij mij. Ik werd boos. Ik wilde haar uitschakelen. Ik heb een stoel gepakt en heb op haar ingeslagen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven:
Ik heb wel gevloekt. Dat ik mijn werk af wilde maken, was een grapje. Je zegt dingen als je kwaad bent.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [aangeefster] heeft bedreigd en mishandeld. De onder feit 1 ten laste gelegde woorden “Ik wil je afmaken” en “Ik blijf zitten om jou en andere medewerkers op te wachten en af te maken” zijn weliswaar niet rechtstreeks aan [aangeefster] gericht, maar zij heeft van deze woorden wel kennis genomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 juli 2009 in de gemeente Groningen [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil je afmaken" en "Ik blijf zitten om jou en andere medewerkers op te wachten en af te maken" en [getuige 1] en/of [getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik krijg die vieze tering temeier nog wel" en/of "Ik maak die [voornaam] [aangeefster] af", van welke woorden die [aangeefster] kennis heeft genomen;
hij op 29 juli 2009 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [aangeefster], een stoel tegen de linkerarm van die [aangeefster] heeft gegooid, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, gelet op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapportages.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met de conclusies van de psychiater en psycholoog verenigd.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 23 oktober 2009, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater en drs. M. Kertokarijo, arts in opleiding voor psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 oktober 2009, opgemaakt door drs. N.A. Schoenmaker, gz-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis waarbij schizotypische, antisociale en narcistische trekken op de voorgrond staan en dat, gelet op deze persoonlijkheidsstoornis, verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en oordeelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Straf- en maatregeloplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. Hoewel TBS wellicht een zwaar middel is gezien de ernst van de feiten, acht de officier van justitie deze maatregel passend, mede gelet op de rapportages van de psychiater en de psycholoog. Beide deskundigen adviseren een TBS met dwangverpleging, welk advies wordt ondersteund door de reclassering. Ook acht de officier van justitie van belang dat onderhavige feiten zich hebben afgespeeld bij Lentis, waar verdachte vrijwillig in behandeling was wegens psychische klachten. Verdachte is sterk gefixeerd op het slachtoffer en heeft de bedreigingen niet in een vlaag geuit, maar herhaalt die bedreigingen telkens weer. Gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, acht de officier van justitie een TBS met dwangverpleging passend en geboden.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd, gelet op de geëiste TBS-maatregel, dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter d.d. 31 oktober 2008 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 40 uren zal worden afgewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een TBS met voorwaarden, onder de voorwaarde dat verdachte wordt opgenomen in een FPK. Een TBS met dwangverpleging gaat te ver, ook gelet op de feiten, een woordelijke bedreiging en een eenvoudige mishandeling. Een logische volgende stap qua behandeling zou een FPK zijn, waar ook mensen zitten die ernstige strafbare feiten hebben gepleegd, die ernstige psychiatrische problemen hebben en die moeite hebben hun agressie te beheersen. Verdachte zou wellicht in de doelgroep passen. Daar komt bij dat verdachte geen documentatie op het gebied van geweldsmisdrijven heeft. Hij heeft een stoel gegooid bij Lentis, maar verder geen agressieve daden gepleegd. Ook in de penitentiaire inrichting waar verdachte thans verblijft hebben zich geen incidenten voorgedaan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aanhouding verzocht om een intakegesprek te laten plaats-vinden bij een FPK.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging heeft de raadsvrouw gesteld dat haar de tenuitvoerlegging van 40 uur taakstraf niet reëel lijkt, aangezien verdachte niet de gelegenheid zal hebben de taakstraf te volbrengen. De raadsvrouw verzoekt dan ook de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van een psychologe bij Lentis, waar verdachte in behandeling was. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Daar staat tegenover dat hij geen documentatie heeft op het gebied van gewelds-misdrijven.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een vrijheidsstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Aangezien het onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde een misdrijf is zoals omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, bij verdachte tijdens het begaan van het be¬we¬zen ver¬klaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geest¬ver¬mo¬gens bestonden en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist, is aan de wette¬lijke voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikking¬stelling voldaan.
De rechtbank heeft de rapporten en adviezen in aanmerking genomen die over de persoon¬lijkheid van verdachte zijn uitgebracht, evenals de ernst van het bewezen en straf¬baar ver¬klaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals hierboven is weergegeven.
Het psychologisch rapport d.d. 16 oktober 2009 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het agressieve gedrag van betrokkene en de dreigementen die hij uitte ten tijde van het ten laste gelegde, na het ten laste gelegde en ten tijde van het psychologisch onderzoek zijn te verklaren vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis.
Betrokkene kan erg grillig, agressief en onvoorspelbaar reageren in situaties waarbij hij de realiteit zelf percipieert als onrechtvaardig en ongepast.
De kans op recidive mag als zeer hoog worden ingeschat.
Gelet op de ernst van de stoornis en het gevaar dat betrokkene voor de maatschappij zou kunnen betekenen is het raadzaam om te kiezen voor een langdurige behandeling met een hoog beveiligingsniveau. Onderzoekster adviseert daarom een TBS met verpleging.
De psychiatrische voorgeschiedenis, zoals omschreven in het rapport van dr. Van Os d.d. 23 oktober 2009, laat zien dat de persoonlijkheidsstoornis van verdachte zich langzaam heeft ontwikkeld. Er werd in 2002 gesproken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling, waarbij sprake was van gedragsproblematiek en sociaal isolement leidend tot delinquente ontwikkeling/antisociaal gedrag. In 2005 was de conclusie dat er sprake was van verharding van de ontwikkeling in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, terwijl in 2008 wordt gesproken van een dreigende, eisende jongeman met detentie en jeugd-detentie verleden.
Voornoemd psychiatrisch rapport houdt verder in, zakelijke weergegeven:
Er is sprake van boosheid en wraakgevoelens jegens zijn voormalige behandelaar bij Lentis waarbij hij te kennen geeft haar bij vrijlating op te zoeken. Onderzochte blijft volharden in de bedreigingen aan haar adres. Hij geeft letterlijk aan dat de kans op herhaling zeer groot is. Onderzochte heeft met zijn bedreigingen en uitlatingen onderzoekers wel het “unheimische” gevoel gegeven dat hij daadwerkelijk in staat zou kunnen zijn tot de uitvoer van zijn uitspraken.
Er is een groot risico dat onderzochte zal recidiveren met een agressief delict. Hij heeft zelfs ondanks zijn detentie die tot enige stabilisering van hem heeft geleid zijn bedreigingen voortgezet, waarbij ook onderzoeker Van Os werd bedreigd.
Gezien de enorme kwantiteit aan agressie van onderzochte, lijkt een setting waarin doorgaans een TBS met voorwaarden wordt uitgevoerd, onvoldoende toegerust om de agressieproblematiek van onderzochte aan te pakken.
Een behandeling en begeleiding is nodig om het risico op recidive te verminderen binnen aanvaardbare grenzen. Een behandeling is slechts mogelijk wanneer er een stevig juridisch kader aanwezig is. Onderzoekers komen dan ook tot het advies onderzochte een TBS met dwangverpleging op te leggen, zodat onderzochte langere tijd de kans krijgt zichzelf onder de loep te nemen en na te gaan welke mogelijkheden en onmogelijkheden hij heeft om zichzelf op een prosociale wijze in de maatschappij staande te houden.
De reclassering heeft zich aangesloten bij het advies van de deskundigen, zoals aangegeven in het rapport d.d. 5 november 2009. Ook in dit rapport staat te lezen dat verdachte bij de reclassering bleef doorgaan met dreigementen richting het slachtoffer.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat naast een onvoor¬waarde¬lijke vrijheidsstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen. Weliswaar gaat het om een relatief gering geweldsmisdrijf, verdachte heeft de bedreiging jegens aangeefster langdurig volgehouden, zo ook ten overstaan van de rechter-commissaris op 31 juli 2009 en tijdens de behandeling in raadkamer op 12 augustus 2009. Hij geeft bij voortduring aan de klus nog af te willen maken. Op 29 juli 2009 is het gebleven bij een bedreiging en mishandeling, maar op de vraag tijdens de terechtzitting wat er was gebeurd als niemand had ingegrepen antwoordde verdachte dat dan het advies van TBS met dwangverpleging terecht was geweest. Daarbij komt dat de feiten zich hebben afgespeeld in een behandelsetting met minder beveiliging, waaruit kan worden geconcludeerd dat een behandeling met hoge beveiliging nodig is.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/652026-08
Gelet op de thans op te leggen maatregel is de rechtbank – evenals de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoer-legging van de bij vonnis van de politierechter d.d. 31 oktober 2008 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 40 uren dient te worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschik-kinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Laman, voorzitter, E.W. van Weringh en
P.H.M. Smeets, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2009.