ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7093

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
408577 CV EXPL 09-3550
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering door Waterbedrijf Groningen N.V. tegen Q.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Waterbedrijf Groningen N.V. en gedaagde Q. Het Waterbedrijf vorderde betaling van een bedrag van € 277,10, vermeerderd met rente en kosten, op basis van onbetaalde voorschotnota's van verschillende data in 2001 en 2002. Gedaagde Q. heeft de vordering betwist en zich beroepen op verjaring.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn van vijf jaren van toepassing is, zoals geregeld in artikel 3:307 BW. De verjaringstermijn begint te lopen na het opeisbaar worden van iedere termijn. Het Waterbedrijf heeft echter niet aangetoond dat de verjaring is gestuit door een daad van rechtsvervolging of door een schriftelijke aanmaning, zoals vereist in de artikelen 3:316 en 3:317 BW. De aanmaningen die het Waterbedrijf heeft verzonden, waren namelijk gedaan na het verstrijken van de verjaringstermijn.

De kantonrechter concludeert dat het beroep op verjaring slaagt, omdat het Waterbedrijf niet heeft voldaan aan de vereisten om de verjaring te stuiten. Hierdoor wordt de vordering van het Waterbedrijf integraal afgewezen. Tevens is het Waterbedrijf, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Q. op nihil zijn vastgesteld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door schuldeisers om verjaring te voorkomen en de noodzaak om de juiste juridische stappen te ondernemen om vorderingen te kunnen incasseren.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 408577 \ CV EXPL 09-3550
Vonnis d.d. 24 november 2009
inzake
de naamloze vennootschap Waterbedrijf Groningen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
eiseres, hierna het Waterbedrijf te noemen,
gemachtigde LAVG, gerechtsdeurwaarders te Groningen
tegen
Q.,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna Q. te noemen,
procederend in persoon.
PROCESGANG
Het Waterbedrijf heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd Q. te veroordelen tot betaling van € 277,10 vermeerderd met rente en kosten.
Q. heeft bij conclusie van antwoord de vordering betwist. Het Waterbedrijf heeft gerepliceerd en daarbij haar vordering vermeerderd tot € 590,22.
Q. heeft gedupliceerd waarna vonnis is bepaald. De uitspraak van het vonnis is vastgesteld op heden.
OVERWEGINGEN
1. Q. heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de vermeerdering van eis. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vermeerdering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, zodat deze zal worden toegestaan. Voor de beoordeling van het geschil zal derhalve worden uitgegaan van de vermeerderde vordering.
2. De vordering van het Waterbedrijf ziet op voorschotnota’s van augustus 2001, september 2001, 16 november 2001, 19 januari 2001, 9 maart 2002, mei 2002 en augustus 2002. Het Waterbedrijf stelt dat Q. deze nota’s ten onrechte onbetaald heeft gelaten.
3. Q. heeft zich in zijn conclusie van antwoord (impliciet) en bij dupliek (expliciet) beroepen op verjaring. De kantonrechter dient daarom eerst de vraag te beantwoorden of dit beroep slaagt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4. In zaken als de onderhavige geldt ingevolge artikel 3:307 BW een verjaringstermijn van 5 jaren. De verjaringstermijn begint per termijn te lopen na het opeisbaar worden van iedere termijn. De verjaring kan evenwel worden gestuit door een daad van rechtsvervolging (artikel 3:316 BW) of door een schriftelijke aanmaning dan wel een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 BW). Als dat is gebeurd, gaat de verjaringstermijn van 5 jaren opnieuw lopen.
5. De eerste voorschotnota die het Waterbedrijf thans verzilverd wil zien is die van augustus 2001, de laatste die van augustus 2002. Wil er in casu geen sprake zijn van verjaring, dan dient het Waterbedrijf dus uiterlijk in augustus 2006 respectievelijk augustus 2007 een daad van rechtsvervolging te hebben verricht dan wel een aanmaning of een schriftelijke mededeling, waarin het Waterbedrijf zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt, aan Q. te hebben verzonden. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. Ondanks het feit dat Q. zich – zij het impliciet – in de conclusie van antwoord reeds op verjaring heeft beroepen, heeft het Waterbedrijf bij repliek niet aangegeven dat, en zo ja wanneer, zij de verjaring heeft gestuit. Zij verwijst slechts naar aanmaningen die op 5 maart 2009 en 29 mei 2009 – en dus ruim na de verjaringstermijn van 5 jaren – aan Q. zijn verzonden. Dit brengt de kantonrechter tot de conclusie dat het beroep op verjaring slaagt.
6. Gelet op het voorgaande zal de vordering integraal worden afgewezen.
7. Het Waterbedrijf zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van Q. zullen worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt het Waterbedrijf in de kosten van deze procedure, welke tot op heden aan de zijde van Q. worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 24 november 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: wj