ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7254

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113544 / JE RK 09-941 en 113542 / JE RK 09-940
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen A. en B. door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen op 16 december 2009 uitspraak gedaan over de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen A. en B. De verzoeken zijn ingediend door de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSG) namens het bureau jeugdzorg (bjz). De kinderrechter constateert dat er onvoldoende uitvoering is gegeven aan de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 12 november 2008 was uitgesproken. De WSG heeft de zaak in april 2009 overgenomen, maar er is sindsdien weinig tot niets gebeurd. De moeder van de kinderen, die zelf met gezondheidsproblemen kampt, heeft onvoldoende ondersteuning ontvangen en de hulpverlening heeft niet de gewenste resultaten opgeleverd. De kinderrechter wijst op de noodzaak van een goed hulpverleningsplan en de verantwoordelijkheid van de gezinsvoogdij-instelling om de belangen van de kinderen te waarborgen.

Tijdens de zitting is gebleken dat er geen actuele informatie is verstrekt over de situatie van de kinderen, wat de kinderrechter heeft doen besluiten de verzoeken af te wijzen. De kinderrechter benadrukt dat de WSG in strijd heeft gehandeld met de wettelijke vereisten en dat de verzoekschriften onvoldoende deugdelijk zijn gemotiveerd. De kinderrechter heeft ook de zorgen van de kinderen over de situatie thuis en de emotionele impact van de ziekte van de moeder in overweging genomen. De beslissing om de verzoeken af te wijzen is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de kinderrechter heeft aangegeven dat de Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte wordt gesteld van deze beschikking, zodat zij indien nodig verdere stappen kunnen ondernemen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 113544 / JE RK 09-941 en 113542 / JE RK 09-940
beschikking kinderrechter d.d. 16 december 2009
inzake de kinderen A. en B.
De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarigen.
PROCESGANG
Op 21 oktober 2009 heeft de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSG), namens het bureau jeugdzorg (bjz), verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend, gedateerd 20 oktober 2009.
Op 4 december 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: moeder en mevrouw A. Kuiper, namens de WSG.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking d.d. 12 november 2008 is de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de tijd van 1 jaar, ingaande 12 november 2008.
Bij beschikkingen van 30 oktober 2009 en 3 november 2009 zijn de termijnen van de ondertoezichtstelling van [A.] respectievelijk [B.] voor een korte duur verlengd in verband met de te late indiending van het verzoek door de WSG, met ingang van
12 november 2009, tot 18 december 2009.
Standpunt WSG
In april 2009 heeft de WSG de zaak overgenomen van bjz. Vanwege de enorme werkdruk is het niet gelukt om de zaak goed op te pakken met als gevolg dat er weinig is gebeurd het afgelopen jaar. Er heeft op 5 november 2009 een eerste kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Daarna is de gezinsvoogd twee keer bij moeder op bezoek geweest. Het is niet gelukt om tijdens de zitting of daarvoor informatie over de huidige stand van zaken te verstrekken en plannen van aanpak te overleggen.
Toen de uitvoering van de ondertoezichtstelling nog bij bjz lag, zijn er meerdere telefonische contacten geweest met met name MEE en Lentis. Er is weinig contact met moeder geweest. Gemaakte afspraken zijn door moeder afgezegd.
[B.] en [A.] hebben emotioneel veel te verwerken door de ziekte van moeder. Moeder is besmet met HIV en is vaak ziek. De kinderen maken zich veel zorgen om moeder hetgeen niet passend is bij hun leeftijd. [B.] laat moe, teruggetrokken en introvert gedrag zien. [A.] is moeilijk te corrigeren en reageert negatief door te slaan en te schreeuwen. Behalve externaliserende problematiek laat hij ook internaliserende problematiek zien, zoals bedplassen.
Vanwege haar kwetsbare gezondheid kan moeder de opvoeding niet altijd zelfstandig uitvoeren. Zij wordt hierin ondersteund door mevrouw [C.] die de kinderen een weekend per twee weken opvangt en op de dagen dat moeder ziek is. Dit biedt de kinderen veel rust, maar is niet afdoende om de bedreiging in hun ontwikkeling af te wenden. Moeder stelt, ondanks haar goede bedoelingen, haar eigen belangen boven die van haar kinderen. De pleegzorgmedewerkster die moeder begeleidt heeft aangegeven, dat er bij moeder regelmatig vreemde mannen over de vloer komen. Hierdoor voelt [B.] zich niet veilig thuis. Zij krijgt weinig persoonlijke aandacht van moeder.
Op school gaat het redelijk goed met [B.]. Zij gaat echter wel achteruit in haar gedrag. [A.] ontvangt geen passend onderwijs; er wordt onvoldoende aangesloten bij zijn ontwikkelingsmogelijkheden.
Moeder heeft ondersteuning op financieel gebied nodig.
Hulpverlening in het vrijwillig kader heeft tot onvoldoende resultaten geleid. Moeder wil de pedagogische adviezen niet hanteren en deze beklijven niet.
Standpunt moeder
Moeder staat niet achter een verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat hieraan nauwelijks tot geen uitvoering is gegeven. Er is het afgelopen jaar bijna niets gebeurd. Pas enkele weken voor de expiratiedatum heeft de huidige gezinsvoogd -die de zaak in april 2009 heeft overgenomen van bjz- contact met moeder gezocht. Voor de overdracht aan de WSG, is de gezinsvoogd van bjz slechts één keer langs geweest.
[B.] is een meisje dat van nature weinig praat. Zij doet het goed op school, alleen rekenen blijft achter. Hiervoor krijgt zij begeleiding.
Als moeder ziek is gaan de kinderen naar mevrouw C. Omdat de kinderen zich bij mevrouw [C.] niet meer prettig voelden en zij [A.] sloeg, gaan de kinderen sinds kort niet meer naar haar toe. Moeder houdt de kinderen thuis en krijgt hulp van vrienden als het nodig is.
Beoordeling
De kinderrechter is sedert de wetswijziging in 1995 niet langer belast met de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatregel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Het is de gezinsvoogdij-instelling die hiervoor de verantwoordelijkheid draagt, waarbij aan de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) een toezichthoudende taak is gegeven.
De kinderrechter stelt vast dat de gezinsvoogdij-instelling(en) in deze zaak onvoldoende uitvoering heeft / hebben gegeven aan de aan hen bij de wet opgedragen taken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt, dat bij beschikking van
12 november 2008 de ondertoezichtstelling over de minderjarigen [B.] en [A.] is uitgesproken en de uitvoering daarvan is opgedragen aan bjz die de zaak in april 2009 heeft overgedragen aan de WSG. Eerst op 5 november 2009 is de gezinsvoogd van de WSG bij moeder op bezoek geweest. Over de wijze waarop door bjz aan de ondertoezichtstelling uitvoering is gegeven voor april 2009 verschillen moeder en de WSG van mening. Door het ontbreken van hulpverleningsplannen, verslagen van het verloop van de ondertoezichtstelling en contactjournaals heeft de kinderrechter hierover geen goed beeld kunnen verkrijgen. Wat evenwel vast staat, is dat zowel moeder als de WSG het erover eens zijn, dat er weinig is gebeurd het afgelopen jaar.
Het behoeft geen betoog dat het niet verlenen van hulp en ondersteuning zich niet verhoudt met de door de kinderrechter in november 2008 opgelegde ingrijpende maatregel van ondertoezichtstelling. Naar het oordeel van de kinderrechter is er sprake van een schending van artikel 13 van de Wet op de Jeugdzorg, artikel 43 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de Jeugdzorg, alsmede de artikelen 3 (belang van het kind) en 6 (recht op ontwikkeling van het kind) van het Verdrag inzake de rechten van het kind. De rechtbank zal om die redenen een afschrift van deze beschikking doen toekomen aan de Raad.
Doordat de WSG geen plannen van aanpak en verslagen van het verloop van de ondertoezichtstelling heeft overgelegd, waardoor een actuele stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de kinderen ontbreekt, is de kinderrechter van oordeel, dat de WSG de verzoekschriften onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd en in strijd met
artikel 43 van voornoemd Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg en het Procesreglement civiel jeugdrecht heeft gehandeld. De WSG heeft ter zitting beaamd dat er sprake is van ongefundeerde verzoekschriften en aangegeven zo spoedig mogelijk met moeder plannen van aanpak te zullen gaan schrijven. De kinderrechter acht deze toezegging onvoldoende en zal de verzoeken, gelet op het vooroverwogene en in combinatie genomen met het feit dat er reeds zogenoemde overbruggingsbeschikkingen zijn afgegeven door een te late indiening van de verzoekschriften door de WSG, afwijzen.
Indien uit een nieuw noodzakelijk gevonden onderzoek door de Raad blijkt, dat er zodanige zorgen zijn dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, kan de Raad te allen tijde een (nieuw) verzoek tot (voorlopige) ondertoezichtstelling indienen.
BESLISSING
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2009.