ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7272

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/960
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.C.G.J. van Well
  • C. van Linschoten
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters van de Rechtbank Groningen in strafzaak

Op 3 december 2009 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de Rechtbank Groningen, zitting houdende te Arnhem, in een lopende strafzaak. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.J. van Gils en bijgestaan door mrs. J.J.H. van Laethem, E.M. Vermeulen en G.M.L. Tomassen, stelde dat de rechters partijdig waren, omdat zij eerder een vonnis hadden gewezen in een vergelijkbare zaak. Dit vonnis, gedateerd op 9 november 2009, zou volgens verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid hebben doen ontstaan, aangezien de rechters zich al hadden uitgesproken over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in die zaak.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek behandeld en vastgesteld dat de rechters zich nog niet hadden uitgesproken over de gevolgen van de vormverzuimen in de strafzaak van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij dit tijdig had ingediend, direct na de heropening van de strafzaak. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Na beoordeling van de argumenten van verzoeker concludeerde de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het enkele feit dat dezelfde rechters zich moesten uitspreken over dezelfde vormverzuimen was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een schijn van partijdigheid. De rechtbank wees het wrakingsverzoek dan ook af, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GRONINGEN, zitting houdende te Arnhem
Wrakingskamer
registratienummer: 09/960
Beschikking van 3 december 2009
inzake
[verzoeker],
wonende te ‘[woonplaats], vertegenwoordigd door mr. E.J. van Gils,
hierna te noemen verzoeker
en
mrs. J.J.H. van Laethem, E.M. Vermeulen en G.M.L. Tomassen,
in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige kamer in de zaken met parketnummer 18/996511-06.
1. De procedure
1.1 Ter zitting van 3 december 2009 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank Groningen, zitting houdende te Arnhem met als rechters mrs. Van Laethem, Vermeulen en Tomassen, waarna het onderzoek ter zitting is geschorst totdat over de wraking is beslist. Mrs. Van Laethem, Vermeulen en Tomassen hebben aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.2 Vervolgens is eveneens op 3 december 2009 het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Van Gils, voornoemd. Mrs. Vermeulen en Tomassen zijn ter zitting verschenen en hebben desgevraagd te kennen gegeven dat zij er geen prijs op stellen om verweer te voeren. Mr. Van Laethem is niet op de behandeling ter zitting verschenen.
2. Het verzoek
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de meervoudige kamer van de Rechtbank Groningen, zitting houdende te Arnhem, waarvan de gewraakte rechters deel uit maken, op 9 november 2009 in een zaak tegen een verdachte uit het Hoefijzer dossier (LJN BK3137) vooruit is gelopen op een op grond van de artikelen 348, 350 en 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: SV) te nemen beslissing in de strafzaak tegen verzoeker. Nu meergenoemde rechters in voornoemd vonnis reeds een definitief oordeel hebben gegeven over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en het in onderhavige strafzaak om dezelfde gesprekken, stukken, derdengeldrekening en vormverzuimen gaat, is er volgens verzoeker bij hem de objectief gerechtvaardigde vrees ontstaan voor partijdigheid van de totale rechtbank met als rechters mrs. Van Laethem, Vermeulen en Tomassen.
3. Wettelijk kader
3.1 Gelet op artikel 512 SV dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4. Beoordeling
4.1 Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker ontvankelijk is.
4.2 Op grond van artikel 513, eerste lid, SV wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden die tot het verzoek aanleiding geven aan de verzoeker bekend zijn geworden. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoeker heeft zijn verzoek direct bij de heropening van de strafzaak, tijdens de regiezitting, aan de orde gesteld en ingediend. Dit is kort nadat hij met de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het wrakingsverzoek bekend is geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzoek tijdig is gedaan.
4.3 De rechtbank overweegt verder dat, wil een verzoeker van een wrakingsverzoek ontvankelijk zijn, dit verzoek moet zijn gericht tegen de rechters die de zaak behandelen, dat wil zeggen de rechters die bemoeienis hebben met de zaak. Als gevolg daarvan is het niet mogelijk de hele rechtbank te wraken. Aangezien in het verzoek is te lezen dat verzoeker heeft bedoeld om (ook) de in het verzoek genoemde rechters te wraken, zal de rechtbank hiervan uitgaan.
4.4 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek dat is ingediend tegen mrs. Van Laethem, Vermeulen en Tomassen.
4.5 Met betrekking tot de vraag of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden overweegt de rechtbank als volgt.
4.6 Uit het vonnis van 9 november 2009 blijkt dat de rechtbank zich heeft uitgesproken over de gevolgen van de, door haar geconstateerde, vormverzuimen voor de strafzaak van de in dat vonnis genoemde verdachte. De rechters hebben zich nog niet uitgesproken over de mogelijke gevolgen van de vormverzuimen in de strafzaak van verzoeker. Hierover zal nog moeten worden beslist met in achtneming van de specifieke omstandigheden van deze zaak.
4.7 Met betrekking tot de vraag of er bij verzoeker een gegronde vrees kan ontstaan dat de gewraakte rechters ten aanzien van de geconstateerde vormverzuimen niet anders zullen beslissen dan in het vonnis van 9 november jl. is gedaan, overweegt de rechtbank als volgt.
4.8 Voorop staat dat rechters uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit is anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.9 Verzoeker heeft in onderhavige verzoek niets aangevoerd waaruit blijkt dat genoemde rechters niet onpartijdig naar zijn zaak zouden kunnen kijken. Het enkele feit dat dezelfde rechters zich moeten uitspreken over dezelfde vormverzuimen maakt niet dat sprake is van een schijn van partijdigheid, omdat geenszins aannemelijk is geworden dat de rechters bij hun oordeel niet alle bijzondere omstandigheden van verzoeker zullen betrekken.
4.10 Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.G.J. van Well, voorzitter, C. van Linschoten en G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten op 3 december 2009.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.