RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670339-09 (promis)
datum uitspraak: 23 december 2009
raadsman: mr. U. van Ophoven
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster]
van het leven te beroven, met dat opzet
met een mes in de hand op die [aangeefster] is afgerend/afgekomen en/of
(vervolgens) die [aangeefster] met dat mes heeft gestoken, althans geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een mes in zijn, verdachtes, hand op die [aangeefster] af te rennen/te
komen en/of (vervolgens) die [aangeefster] met dat mes te steken, althans
te raken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]), met een mes heeft
gestoken, althans geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen [aangeefster], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een
(brood)mes uit de keuken gepakt en/of is hij, verdachte, (vervolgens) met dat
mes in zijn hand op die [aangeefster] afgelopen en/of heeft hij, verdachte,
(vervolgens) een steekbeweging met dat mes gemaakt, naar, althans in de
richting van, die [aangeefster] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd : "Als je hier weg gaat steek ik je neer", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je vanavond dood
als je ligt te slapen" en/of "Je moet uitkijken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 augustus 2009, in de gemeente Groningen opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]), op/tegen het
(achter)hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 juli 2009, in de gemeente Groningen opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]),
bij de keel heeft gepakt en/of met een lat en/of een (ijzeren) waterpas,
althans een hard voorwerp, heeft geslagen althans heeft geraakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het onder feit 2 vermelde gebruik van een mes, terwijl met betrekking tot feit 4 niet is komen vast te staan dat aangeefster letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden doordat verdachte haar bij de keel pakte. Verdachte dient van deze onderdelen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag. Verdachte heeft het mes gepakt om aangeefster onder druk te zetten. Het was niet de bedoeling om aangeefster met het mes te raken en te verwonden. Aangeefster is gewond geraakt doordat ze zich heeft omgedraaid en haar been heeft opgetrokken. Opmerkelijk is dat verdachte en aangeefster niet meteen hebben gemerkt dat aangeefster geraakt was. Toen ze dit beseften, zijn beiden in paniek geraakt. Dit past bij het beeld dat verdachte niet heeft gewild aangeefster te raken. Uit de feiten is geen voorwaardelijk opzet te halen en er is dan ook geen sprake van een poging tot doodslag. Ook een poging tot zware mishandeling acht de raadsman niet bewezen. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en slechts het meer subsidiaire, mishandeling, is wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman gesteld dat de verbale bedreigingen bewezen kunnen worden. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de stekende beweging met een mes.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tenslotte heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak van feit 4, omdat het bewijsmateriaal weinig overtuiging biedt. Verdachte heeft wel geslagen, maar niet met een lat of een waterpas. Dat hierdoor letsel is ontstaan, is niet duidelijk. Dit geldt ook voor het bij de keel pakken. [aangeefster] heeft geen aangifte gedaan en er is geen medische verklaring.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat vrijspraak dient te volgen van feit 4, een mishandeling van [aangeefster]. Er is onvoldoende bewijs voor het slaan met een lat of een ijzeren waterpas, althans een hard voorwerp. Hoewel verdachte op de terechtzitting heeft toegegeven dat hij aangeefster bij de keel heeft gepakt en haar heeft geslagen met de vlakke hand, is uit de bewijsmiddelen niet gebleken dat aangeefster hierdoor letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Door in de richting van het slachtoffer, zijn vriendin, ter hoogte van de buik te steken met een mes heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zou overlijden.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte een steekbeweging met het mes heeft gemaakt, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een proces-verbaal d.d. 25 augustus 2009, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier nr. PL01KC/2009084290 d.d. 4 september 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster].
(p 25) Ik zag dat [voornaam verdachte] het mes in zijn hand had. Hij kwam met het mes op mij af. Hij hield het mes voor zich uit.
(p 27) In het UMCG bleek dat ik achter in mijn rechterbeen een steekwond had.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd (zakelijk weergegeven):
Ik heb het mes gepakt. Ik maakte een stekende beweging en raakte haar.
Een proces-verbaal d.d. 25 augustus 2009, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier nr. PL01KC/2009084290 d.d. 4 september 2009, inhoudende de aangifte van [aangeefster].
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 augustus 2009 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de hand op die [aangeefster] is afgekomen en vervolgens die
[aangeefster] met dat mes heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 24 augustus 2009 in de gemeente Groningen [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd : "Als je hier weg gaat steek ik je neer",
en
hij op 24 augustus 2009 in de gemeente Groningen [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je vanavond dood als je ligt te slapen" en "Je moet uitkijken";
hij op 24 augustus 2009 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend
[aangeefster], tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair poging tot doodslag;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psycholo-gische onderzoeksrapportage d.d. 4 november 2009, opgemaakt door drs. G. de Jong, klinisch psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een agressieregulatiestoornis en alcoholmisbruik. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwik-keling van de geestvermogens. Het ten laste gelegde moet verdachte volledig worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals geschetst in het reclasseringsadvies d.d. 7 december 2009, ook als dat een behandeling bij de AFPN inhoudt. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en de rapportages. Verdachte heeft zichzelf af en toe niet in de hand en heeft zijn vriendin reeds eerder gestoken met een schroevendraaier. Er zal moeten worden gewerkt aan de alcoholproblematiek van verdachte om herhaling te voorkomen.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het in beslaggenomen mes verbeurd dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest. Gelet op de ernst van de feiten zou een werkstraf ook op zijn plaats zijn.
Verdachte is reeds begonnen met een behandeling bij de AFPN en de psycholoog heeft in het midden gelaten of er ook een behandeling dient te volgen in verband met alcoholproblematiek.
Bovendien is verdachte niet gemotiveerd mee te werken aan een dergelijke behandeling. De raadsman acht reclasseringstoezicht voldoende. In dat kader kan ook gewerkt worden aan eventuele problemen in verband met alcoholgebruik. Verdachte stemt in met de voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen de verbeurdverklaring van het mes.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, twee bedreigingen en mishandeling. Bij al deze feiten was de vriendin van verdachte het slachtoffer. Hij heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Vooral de poging tot doodslag rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij een stekende beweging heeft gemaakt ter hoogte van de buik van [aangeefster]. Doordat zij haar benen optrok, heeft verdachte haar in haar been geraakt en heeft [aangeefster] voorkomen dat de gevolgen wellicht veel ernstiger waren geweest.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen wat er aan het gebeuren op 24 augustus 2008 is voorafgegaan. Er is sprake van een langlopend relatieprobleem, waarin ook aangeefster haar deel lijkt te hebben.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake huiselijk geweld. Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking de conclusie van voormelde psychologische onderzoeksrapportage, dat het bewezen verklaarde aan verdachte volledig kan worden toegerekend. De deskundige komt tot de conclusie dat zonder een adequate behandeling van de agressieproblematiek in combinatie met het alcoholmisbruik, herhaling is te verwachten. Alcohol heeft een drempelverlagende invloed op het gedrag van verdachte en kan leiden tot ernstig agressief-grensoverschrijdend gedrag.
Ook in het reclasseringsadvies d.d. 7 december 2009 komt naar voren dat interventies ten aanzien van zowel de agressieproblematiek als het alcoholmisbruik zijn geïndiceerd.
De rechtbank onderschrijft de conclusie dat behandeling moet plaatsvinden, niet alleen bij de AFPN maar ook bij de VNN. Zolang verdachte niet aan zijn agressieproblematiek en aan zijn alcoholmisbruik werkt, is de kans op herhaling groot. Verdachte heeft [aangeefster] eerder verwond door haar met een schroevendraaier en met een kapot bierflesje te steken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden gekoppeld, die ook kan inhouden dat verdachte zich ambulant laat behandelen in verband met zijn agressie- en alcoholproblematiek. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van één mishandeling, legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een keukenmes/steakmes, kleur zwart, moet worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan feit 1 is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen bij de AFPN en motiverende gesprekken zal voeren teneinde de veroordeelde te bewegen tot een ambulante behandeling bij de VNN.
Verklaart verbeurd:
- 1 keukenmes/steakmes, kleur zwart.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, S. Tempel en
J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.