ECLI:NL:RBGRO:2009:BL0316

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113921 / JE RK 09-1011
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.Th. Buijtenhuijs
  • L.J. van der Heide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot plaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 november 2009 een beschikking gegeven met betrekking tot de plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) op 6 november 2009, met als doel de minderjarige voor een periode van zes maanden te plaatsen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, stiefvader, de raadsvrouw van de minderjarige, en vertegenwoordigers van bjz aanwezig waren. De minderjarige vertoonde ernstig problematisch gedrag, waaronder gewelddadige uitbarstingen en een bedreiging voor zijn omgeving, wat leidde tot de noodzaak van een gesloten plaatsing.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minderjarige op de hoogte was van het verzoek, maar niet bereid was om door de kinderrechter te worden gehoord. De raadsvrouw heeft aangegeven dat het niet verstandig zou zijn om de minderjarige te horen, gezien de kans op een woede-uitbarsting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter oordeelde dat de plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg zou onttrekken.

De kinderrechter heeft uiteindelijk de machtiging verleend voor de gesloten plaatsing, met de overweging dat de veiligheid van de minderjarige en zijn omgeving in gevaar was. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 113921 / JE RK 09-1011
beschikking kinderrechter d.d. 17 november 2009
BESCHIKKING
inzake
* [de minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 1996],
kind van:
[de vader],
wonende te [adres],
en
[de moeder],
wonende te [adres].
De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige (verder te noemen [de minderjarige]).
PROCESGANG
Op 6 november 2009 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) verzocht een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van zes maanden, gedateerd 30 oktober 2009.
Daarbij is overlegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, alsmede het indicatiebesluit. Tevens is daarbij een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, waaruit blijkt dat het voor de gedragswetenschapper onmogelijk was [de minderjarige] te onderzoeken.
Nu het een machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige betreft, is ambtshalve als raadsvrouw toegevoegd mr. L.G. Mellens-Schrage.
Ter griffie van de rechtbank is op 9 november 2009 een brief van de vader ontvangen.
Op 11 en 12 november 2009 is ter griffie van de rechtbank een faxbrief van bjz ontvangen.
Ter griffie van de rechtbank is op 12 november 2009 een faxbrief van bjz ontvangen met als bijlage een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper die [de minderjarige] op de school van [de minderjarige] heeft onderzocht.
Op 13 november 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: moeder, stiefvader [naam stiefvader], mr. L.G. Mellens-Schrage namens [de minderjarige], en de heren R. van Gurp en R. Westerhof namens bjz.
Op 16 november 2009 is ter griffie van de rechtbank een faxbrief van mr. L.G. Mellens-Schrage ontvangen.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 28 november 2008 is de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige verlengd voor de duur van een jaar.
Bij beschikking van 17 november 2009 met het zaaknummer 113100 / JE RK 09-871 is de ondertoezichtstelling verlengd voor een periode van een jaar, met ingang van 28 november 2009.
Standpunt van bjz
Lentis heeft eind 2006 de diagnose ADHD gesteld bij [de minderjarige] in combinatie met ouder-kindproblematiek. Ook heeft Lentis geconstateerd dat [de minderjarige] ernstig getraumatiseerd is door het huiselijk geweld waarvan hij in het verleden getuige en slachtoffer is geweest. Tevens zijn er zorgen geuit over zijn gewetensontwikkeling. Gebleken is dat verschillende vormen van therapieën bij [de minderjarige] niet tot een gedragsverandering hebben geleid, evenals de hulpverlening die in ambulante situaties in de thuissituatie aanwezig is geweest.
Van april 2009 tot augustus 2009 is [de minderjarige] klinisch opgenomen geweest voor vervolgobservatie en diagnostiek bij Accare. Vanuit deze observatie is duidelijk geworden dat [de minderjarige] veel baat heeft bij een omgeving die hem duidelijke regels en grenzen stelt en die voorspelbaar voor hem is. Daarnaast is uit het onderzoek duidelijk geworden dat [de minderjarige] ADHD heeft en dat er zorgen zijn ten aanzien van zijn gewetensontwikkeling. Accare bleek echter niet de zorgaanbieder te zijn die een behandelaanbod kon bieden dat aansloot bij de problematiek van [de minderjarige]. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een beëindiging van zijn verblijf bij Accare, op 15 augustus 2009. Sindsdien woont [de minderjarige] weer thuis. Besloten is om een traject in te zetten voor een residentiële behandeling op de zeer intensieve behandelafdeling van Stichting De Dreei. Hiervoor bestaat echter een wachtlijst.
Bjz acht het noodzakelijk dat [de minderjarige] direct gesloten wordt geplaatst op de nieuw ontwikkelde LVG-groep van de Wilster, totdat er een plek beschikbaar is op de behandelgroep bij Stichting de Dreei. Bjz is van mening dat er geen andere alternatieven zijn om deze periode te overbruggen, waarbij tevens voldoende veiligheid geboden kan worden aan [de minderjarige] en zijn omgeving. In de thuissituatie vertoont [de minderjarige] gevaarlijk en op bepaalde momenten bizar en extreem gedrag met als gevolg dat hij een bedreiging voor zichzelf en met name voor zijn leefomgeving vormt. Een aantal voorbeelden hiervan zijn dat [de minderjarige] ernstige driftbuien heeft waarbij hij spullen in zijn omgeving vernielt. In zijn drift en frustratie reageert hij zich regelmatig, zowel fysiek als verbaal, af op zijn gehandicapte broertje [naam broertje] en op moeder. De situatie voor [naam broertje] is hierdoor zowel lichamelijk als psychisch erg onveilig. [de minderjarige] reageert zich ook af op dieren. Zo heeft hij een hond doodgeschopt, de tanden en de staart van een levende rat verwijderd, veren verwijderd uit de vleugels van een levende vogel, heeft hij de kat van de buren over de schutting gegooid en recentelijk heeft hij nog de keel van zijn eigen hond doorgesneden.
Ook heeft [de minderjarige] zijn broertje [naam broertje] rattenkeutels laten eten en heeft hij in de mond van [naam broertje] geplast. Tevens laat [de minderjarige] signalen zien van problemen in zijn seksuele ontwikkeling. Recentelijk kon [de minderjarige] net op tijd worden tegengehouden toen hij boos naar een buurman wilde rennen, terwijl hij een mes bij zich had. Ook heeft [de minderjarige] bij een kind van vijf jaar de keel proberen dicht te knijpen en heeft hij zijn rolstoelafhankelijke broertje met rolstoel en al van een skate-attribute afgeduwd. Deze opsomming kan dagelijks worden aangevuld.
Ter zitting is door bjz naar voren gebracht dat [de minderjarige] op de hoogte is van het verzoek dat door bjz is gedaan. [de minderjarige] wil echter niet naar de Wilster. Hij wil bij zijn moeder en stiefvader blijven wonen. Tijdens het gesprek met de gedragswetenschapper op 12 november 2009 is gebleken dat [de minderjarige] veel spanning opbouwt. [de minderjarige] had op dat moment erg veel moeite om zichzelf in bedwang te houden. Er bestaat volgens bjz ook een groot risico dat, wanneer [de minderjarige] door de kinderrechter wordt gehoord, hij een woede-uitbarsting krijgt. Bjz benadrukt dat [de minderjarige] in de Wilster zal worden behandeld in aanloop tot zijn behandeling in "De Dreei". Justitie moet echter bepalen wanneer [de minderjarige] geplaatst kan worden. In de tussentijd ligt er een plan waarbij [de minderjarige] op zaterdag wordt opgevangen door een begeleider vanuit het PGB.
Standpunt van moeder en stiefvader
[de minderjarige] is op de hoogte van het verzoek van bjz, maar moeder en stiefvader hebben het niet gehad over een gesloten plaatsing. Ze verwachten dat [de minderjarige], als hem dit wordt meegedeeld, in woede uitbarst. Het lijkt moeder en stiefvader, in overleg met bjz, niet verstandig dat [de minderjarige] door de kinderrechter wordt gehoord. Moeder en stiefvader proberen al een jaar om de juiste hulp te krijgen voor [de minderjarige]. Ze weten niet precies wat er met hem aan de hand is, maar duidelijk is wel dat [de minderjarige] geholpen moet worden. Moeder en stiefvader vinden een gesloten plaatsing echter wel te zwaar voor [de minderjarige]. Moeder en stiefvader hebben een voorbereidend gesprek gehad bij de Wilster. Tijdens dat gesprek werd hen meegedeeld dat bjz een verzoek tot plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg had ingediend.
Standpunt van mr. L.G. Mellens-Schrage
De wet schrijft voor dat bij een plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg de minderjarige hierover wordt gehoord, tenzij hij hiertoe niet bereid is.
Niet is gebleken dat [de minderjarige] niet bereid is te worden gehoord door de kinderrechter. Mr. Mellens-Schrage heeft voorafgaand aan de zitting geen contact met [de minderjarige] kunnen krijgen.
Beoordeling
Een plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is een vrijheidsbenemende maatregel. Op grond van artikel 29f van de Wet op de Jeugdzorg dient een minderjarige dan ook te worden gehoord door de kinderrechter, tenzij wordt vastgesteld dat hij niet bereid is zich te laten horen. Het is de kinderrechter ter zitting onvoldoende duidelijk geworden of [de minderjarige] van zijn recht om zich te laten horen, gebruik wil maken. De raadsvrouw van [de minderjarige] heeft daarom de gelegenheid gekregen zich uit te laten, waarbij zij om voortzetting van de zitting kan verzoeken, in welke zitting [de minderjarige] kan worden gehoord.
Uit de faxbrief van de raadsvrouw die op 16 november 2009 ter griffie is ontvangen blijkt dat zij met [de minderjarige] heeft gesproken en dat hij niet bereid is door de kinderrechter te worden gehoord. De kinderrechter ziet dan ook af van een verhoor van [de minderjarige] en van een voortzetting van de zitting.
Op grond van de verkregen informatie, zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter terechtzitting aangevuld, is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg moet worden verleend voor de duur van zes maanden. De minderjarige heeft ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] gezien de zeer ernstige gedragsproblemen die hij vertoont. De kinderrechter acht het dan ook noodzakelijk dat [de minderjarige] wordt behandeld. Gelet op het feit dat door de aanwezigheid van [de minderjarige] in het gezin de veiligheid van de gezinsleden, als ook van hem zelf in gevaar komt, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [de minderjarige] voorafgaand aan plaatsing op de intensieve behandelgroep van Stichting de Dreei, geplaatst wordt op de LVG-groep van de Wilster. De kinderrechter gaat er daarbij van uit dat [de minderjarige] in de Wilster ook daadwerkelijk wordt behandeld, zoals bjz ter zitting heeft verklaard.
BESLISSING
verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige, [de minderjarige], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van heden voor de duur van zes maanden;
deze beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. P.W.Th. Buijtenhuijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. van der Heide, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2009.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.