ECLI:NL:RBGRO:2009:BL0623

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
426111 BU VERZ 09-498
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroepschrift tegen een verkeerssanctie en de gedraging op een voorsorteerstrook

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 23 november 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die was genomen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had beroep ingesteld tegen een opgelegde sanctie voor het niet volgen van de richting op een voorsorteerstrook. De procedure begon met een brief van betrokkene, waarin hij zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie aankondigde. Deze brief werd op 17 juni 2009 ontvangen, maar was volgens het poststempel op 14 juni 2009 ter post bezorgd, wat één dag na de uiterste termijn was. De kantonrechter moest beoordelen of het beroepschrift ontvankelijk was, ondanks de late afstempeling.

De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheid dat de enveloppe één dag na afloop van de termijn was afgestempeld, niet uitsloot dat het beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. De relevante wetgeving, met name artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stelt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat het niet kon worden uitgesloten dat het beroepschrift op 13 juni 2009 was verzonden, en verklaarde betrokkene ontvankelijk in zijn beroep.

Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoudelijke aspecten van de zaak. Betrokkene had aangevoerd dat hij de verkeersregel niet had overtreden, omdat hij de rijstrook had gewisseld voordat hij een doorgetrokken streep was gepasseerd. De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie betwistte dit en stelde dat betrokkene zich niet aan de richting van de voorsorteerstrook had gehouden. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene inderdaad de gedraging had verricht zoals omschreven in de verkeersregels en dat de sanctie terecht was opgelegd. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 426111 \ BU VERZ 09-498
CJIB-nummer: [nummer]
d.d. 23 november 2009
inzake
naam: Betrokkene
adres: wonende te Groningen
hierna te noemen betrokkene.
Verloop van de procedure
Bij brief van 11 juni 2009, ontvangen op 17 juni 2009, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is behandeld ter zitting van 16 november 2009. Betrokkene is verschenen. Namens de officier van justitie is verschenen A.J. Rijks, werkzaam bij de CVOM.
De gedraging
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd ter zake van de gedraging: op een kruising niet de richting volgen die het voorsorteervak aangeeft.
De standpunten van partijen
Betrokkene heeft (zakelijk weergegeven) aangevoerd dat hij de overtreding niet heeft begaan. De verklaring zoals die in het zaaksoverzicht is opgenomen is dan ook onjuist. Er mag – voordat de bloklijn overgaat in een doorgetrokken streep – nog van rijstrook gewisseld worden. Betrokkene had de verbalisant al zien aankomen. De verbalisant kwam uit de richting Euroborg. Omdat de collega van betrokkene die hij thuisbracht net was verhuisd, reed betrokkene op dat moment op de verkeerde rijstrook. Betrokkene heeft richting aangegeven om van strook te wisselen en, toen er voldoende ruimte was, is hij van strook gewisseld. Omdat betrokkene geen doorgetrokken streep is overgereden heeft hij geen verkeersregel geschonden. Dat betrokkene de file heeft gepasseerd en aan het einde van de rijstrook invoegde, was zeker niet het doel van de manoeuvre.
De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie heeft de kantonrechter verzocht het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren omdat betrokkene op een voorsorteerstrook reed en hij zich niet aan de richting van de voorsorteerstrook hield. De verbalisant heeft verklaard dat betrokkene op het laatste moment naar links ging. Aan het einde van een rijstrook mag niet meer van rijrichting gewisseld worden. De beschikking is terecht opgelegd.
De beoordeling
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Binnen de in artikel 11 lid 3 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) voorgeschreven termijn is zekerheid gesteld voor de betaling van de door de officier van justitie opgelegde sanctie.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) in verbinding met het in de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalde dient het beroep bij de kantonrechter te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
Op de beschikking van het Centraal Justitieel Incasso Bureau staat uitdrukkelijk vermeld dat het beroepschrift bij de kantonrechter uiterlijk op 13 juni 2009 moet zijn ingediend. Het beroepschrift is blijkens de poststempel op 14 juni 2009 ter post bezorgd en op 17 juni 2009 binnengekomen bij de CVOM.
Het te dezen toepasselijke art. 6:9 Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Een poststuk is niet eerst ter post bezorgd, nadat het van een poststempel is voorzien, maar het is reeds ter post bezorgd op het moment dat het in de brievenbus is gedeponeerd dan wel op het moment dat het op het postkantoor is aangeboden (vgl. Hoge Raad 29 mei 1996, JB 1996/171).
De enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden is blijkens het daarop geplaatste poststempel op 14 juni 2009 en derhalve één dag na afloop van de beroepstermijn afgestempeld.
Deze omstandigheid sluit echter niet uit dat de brief op 13 juni 2009 na de lichting in de brievenbus is gedeponeerd. In het onderhavige geval valt derhalve niet uit te sluiten dat het beroepschrift op 13 juni 2009 en derhalve binnen de beroepstermijn ter post is bezorgd. Nu het beroepschrift niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen, acht de kantonrechter de betrokkene ontvankelijk in het beroep.
Lid 1 van artikel 78 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt, voor zover van belang, als volgt:
Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. (…)
Door betrokkene is ter zitting erkend dat hij in een laat stadium van rijstrook is gewisseld. Gelet op het verweer van betrokkene in samenhang met de verklaring van de verbalisant in het zaaksoverzicht, is komen vast te staan dat de gedraging – zoals omschreven in lid 1 van artikel 78 RVV – door betrokkene is verricht. De sanctie is dan ook terecht opgelegd.
De kantonrechter zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als volgt.
Beslissing
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. de Jong, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 november 2009.
Typ: eh
Verzonden op:
Indien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard of de opgelegde administratieve sanctie bedraagt meer dan € 70,00, kan tegen de beslissing hoger beroep worden ingesteld door binnen zes weken na de hiervoor vermelde datum van verzending een beroepschrift in te dienen bij dit gerecht (correspondentieadres: postbus ).
Het hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof te Leeuwarden.
Die procedure verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling kunt toelichten.