ECLI:NL:RBGRO:2009:BL2135

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406506 EJ VERZ 09-334
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens diefstal van goederen door werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting De Hoven en werknemer G. De Hoven, vertegenwoordigd door mr. G.W. Brouwer, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met G. vanwege een gewichtige reden. De aanleiding voor dit verzoek was het wegnemen van een krat bier door G. zonder toestemming van zijn leidinggevende, Q. G. had op 12 maart 2009 zijn auto verplaatst naar de leveranciersingang en daar een krat bier in geplaatst, terwijl hij wist dat hiervoor toestemming vereist was. De Hoven stelde dat G. de bedoeling had om het krat bier te ontvreemden, wat leidde tot het verlies van vertrouwen in de werknemer.

G. voerde verweer en erkende dat hij het krat bier in zijn auto had gezet, maar stelde dat hij dit niet had willen stelen en dat het gebruikelijk was dat werknemers goederen van de werkgever konden lenen. Hij beweerde dat hij Q. had gevraagd of het goed was dat hij het krat bier meenam, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet geloofwaardig was. De rechter concludeerde dat G. voldoende gelegenheid had gehad om toestemming te vragen, maar dit niet had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een bewust wegnemen van goederen, wat gelijkstaat aan diefstal.

De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, omdat er een dringende reden voor ontslag op staande voet zou zijn geweest. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 15 juli 2009, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 406506 EJ VERZ 09-334
Beschikking van 3 juli 2009
inzake
de stichting Stichting De Hoven,
gevestigd en kantoorhoudende te Onderdendam,
verzoekster, hierna De Hoven te noemen,
gemachtigde mr. G.W. Brouwer,
tegen
G.,
wonende te [adres],
verweerder, hierna G. te noemen,
gemachtigde mr. E.P. Groot.
PROCESGANG
Bij verzoekschrift van 14 mei 2009 is verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden in verband met verandering in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk dan wel na korte tijd behoort te eindigen.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 juni 2009. Partijen, De Hoven vertegenwoordigd, en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
De uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De feiten
1. G., geboren 7 oktober 1960, is sinds 1 augustus 1984 bij De Hoven als kok in loondienst. Hij verricht zijn werkzaamheden in woonzorgcentrum Alegunda Ilberi in Bedum.
2. Op 12 maart 2009 heeft G. zijn auto van het parkeerterrein naar de leveranciersingang verplaatst en vlak voor het einde van zijn werktijd een krat bier in die auto gezet. Hij heeft zijn leidinggevende Q. nog gezien, maar heeft niet over het kratje bier gerept. Vervolgens heeft hij zich omgekleed. Daarna is hij Q. opnieuw tegengekomen die hem heeft aangesproken met de vraag wat hij aan het doen was.
3. Op 20 maart 2009 heeft De Hoven G. op non actief gesteld.
Het geschil
1. Volgens De Hoven kan niet van haar verlangd worden dat zij de arbeidsrelatie met G. in stand houdt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat G. de bedoeling heeft gehad om het krat bier te ontvreemden. G. heeft zijn auto verreden om daar ongezien het krat bier in te kunnen zetten. Hij heeft zijn leidinggevende Q. nog gezien tussen het verrijden van de auto en het wegnemen van het krat bier uit het magazijn of de keuken, maar hij heeft toen niet om toestemming om het krat bier te lenen gevraagd. Bij de tweede ontmoeting met Q., toen het krat bier al in de auto stond, heeft G. evenmin het krat bier ter sprake gebracht, hoewel de eerste vraag van Q. hem daartoe uitnodigde. Pas na de vraag wat hij in de auto had gezet noemde G. het krat bier. Volgens Q. heeft G. het krat bier haastig in de auto gezet en maakte hij een zenuwachtige indruk toen Q. hem aansprak.
Het lenen van goederen is uitzondering en gebeurt altijd met voorafgaande toestemming van de direct leidinggevende. De Hoven is van mening dat zij het vertrouwen in G. is verloren en dat de arbeidsovereenkomst daarom moet worden ontbonden. De gewichtige reden dient primair als een dringende reden te worden gekwalificeerd, subsidiair beschouwt De Hoven dat wat er is gepasseerd als een zodanige verandering van de omstandigheden dat niet van haar kan worden gevergd het dienstverband voort te zetten.
2. G. heeft verweer gevoerd. Hij erkent dat hij een kratje bier in zijn auto heeft gezet, maar hij wilde dit niet stelen. Het gebeurt wel meer dat werknemers zaken van de werkgever kunnen lenen zoals etenswaren, behangtafels en stoomapparaten.
Hij heeft zijn auto bij de achterdeur gezet omdat hij daar iets uit moest halen. Hij heeft Q. gezien, maar heeft vergeten hem aan te spreken over het krat bier. Daarna heeft hij het krat in de auto gezet. Toen hij zich vervolgens had omgekleed en Q. weer tegenkwam, heeft deze hem gevraagd wat hij aan het doen was. Hij heeft toen verteld dat hij een kratje bier had gepakt en heeft Q. gevraagd of dat goed was. Q. antwoordde dat het goed was. Thuis bleek er al bier gehaald te zijn. G. heeft het kratje vervolgens teruggebracht.
Er is dan ook geen reden om hem te ontslaan. Er is ook geen dringende reden, hij wordt nog steeds doorbetaald. Hij verzoekt het verzoek tot ontbinding af te wijzen.
De beoordeling
1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houd met het bestaan van een opzegverbod.
2. G. heeft toegegeven dat hij zijn auto van het parkeerterrein naar de leveranciersingang heeft verplaatst en daar vervolgens een krat bier in heeft geplaatst. De kantonrechter is van mening dat de lezing van G. dat hij een krat bier wilde lenen en dat hij daarvoor toestemming heeft gekregen van zijn leidinggevende niet geloofwaardig is.
3. G. wist in de eerste plaats dat er toestemming nodig was voor het lenen of gebruik van zaken van De Hoven. G. heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat er wel vaker zaken geleend werden. Ter zitting heeft hij verklaard dat dit alleen een behangtafel of een stoomapparaat betrof en dat hij daar toestemming voor heeft gevraagd en verkregen. Ook voor het meenemen van etenswaren moest toestemming vooraf worden verkregen. Voor de zitting heeft De Hoven een kopie van een brief van een gespreksverslag van 6 juni 2007 overgelegd waaruit volgt dat er artikelen kunnen worden besteld voor de fietscross club (waar G. voorzitter van was) met medeweten van het hoofd algemene dienst en dat er bij deze afgerekend zou moeten worden. G. heeft ter zitting verklaard dat dit één keer is gebeurd, namelijk toen er broodjes voor de fietscross club waren besteld.
Ondanks dat G. wist dat toestemming nodig was voor het meenemen van zaken van De Hoven heeft hij die toestemming niet gevraagd voordat hij het krat bier in zijn auto plaatste.
Hij heeft toegegeven dat hij Q. heeft gezien toen hij de auto al bij de leveranciersingang had gezet. Op dat moment heeft hij niet om toestemming gevraagd. Toen hij zich had omgekleed en Q. opnieuw tegenkwam heeft hij evenmin om toestemming gevraagd.
G. heeft in zijn verweerschrift opgemerkt dat hij bij de tweede ontmoeting met Q. heeft gevraagd of het goed was dat hij een krat bier meenam, maar op de zitting heeft hij verklaard dat hij geen kans heeft gehad om Q. om toestemming te vragen, omdat deze eerst vroeg wat hij met zijn auto bij de leveranciersingang deed en onmiddellijk daarna vroeg wat hij in de auto had gezet. Gezien dit niet consequente verweer gaat de kantonrechter er vanuit dat G. geen toestemming heeft gevraagd (en gekregen), hoewel hij wist dat die toestemming vereist was.
5. G. heeft voldoende gelegenheid gehad om toestemming te vragen om een krat bier mee te nemen. Nadat hij de auto bij de leveranciersingang had neergezet heeft hij Q. gezien. Hij heeft toen niets gezegd over het krat bier maar is zich gaan omkleden. Toen hij daarna Q. opnieuw tegen het lijf liep, heeft hij niet op eigen initiatief het krat bier ter sprake gebracht.
Denkbaar is dat G. niet eens om toestemming heeft willen vragen omdat hij niet heeft tegengesproken dat hij op weg naar huis praktisch langs een winkel komt waar bier te koop is en die nog open was, zodat er ook geen enkele noodzaak was om bier bij De Hoven weg te nemen.
6. De Hoven heeft zich naar het oordeel van de kantonrechter dan ook terecht op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een bewust wegnemen van goederen van De Hoven, anders gezegd van diefstal. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van een dringende reden voor ontslag op staande voet dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder de persoonlijke omstandigheden van G. Hij is thans 48 jaar oud, hij is bijna 25 jaar bij De Hoven in dienst is en heeft een goede staat van dienst.
Deze omstandigheden wegen echter niet op tegen het belang van De Hoven dat haar personeel onvoorwaardelijk moet kunnen vertrouwen, zeker iemand als G. die in zijn functie vrije toegang heeft allerlei zaken die eigendom zijn van De Hoven.
7. Of G. ook betrokken is geweest bij andere verdwijningen uit het magazijn kan verder in het midden worden gelaten. De Hoven heeft aangevoerd dat er verdenking was ontstaan omdat er vaker goederen uit het magazijn waren verdwenen, hetgeen voor Q. de reden is geweest om scherper op te letten.
8. Dit alles levert dan ook een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op nu er omstandigheden zijn die een dringende reden voor ontslag op staande voet zouden hebben opgeleverd wanneer de arbeidsovereenkomst om die reden onverwijld zou zijn opgezegd.
9. Omdat de gewichtige redenen worden gevormd door omstandigheden die een dringende reden zouden hebben opgeleverd is er geen ruimte om de ontbinding vergezeld te laten gaan van een vergoeding.
10. Het verzoek tot ontbinding kan dan ook worden toegewezen.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
1. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van gewichtige redenen bestaande in een dringende reden per 15 juli 2009.
2. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van den Noort kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.