RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 396234 CV EXPL 09-2171
de besloten vennootschap Fa-med B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort,
eiseres, hierna Fa-med te noemen,
gemachtigde: VNR NGC Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Buitenpost,
G.,
wonende te Tolbert,
gedaagde, hierna G. te noemen,
in persoon procederende.
1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding
- conclusie van antwoord (met vier producties)
- conclusie van repliek (met zeven producties)
- conclusie van dupliek
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
2. Fa-med heeft bij dagvaarding - kort gezegd - gevorderd om G. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ter zake van twee medische behandelingen te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 554,72 (waarvan € 375,20 aan hoofdsom, € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 104,52 aan reeds verschenen rente), vermeerderd met rente en kosten.
3. G. heeft zowel op 20 juni 2006 als op 19 juli 2006 een orthodontistische behandeling ondergaan bij tandarts H. Ten tijde van de behandelingen was G. een scholier van zestien jaar oud. De uit de behandelingen voortvloeiende vordering van totaal € 375,20 heeft H. gecedeerd aan Fa-med. Deze heeft het bedrag van € 375,20 middels facturen van 31 juli 2006 en 28 september 2006 in rekening gebracht. Beide facturen zijn verzonden naar het door G. opgegeven adres te Tolbert. G. heeft beide facturen ondanks herinneringen, aanmaningen en sommaties onbetaald gelaten.
4. Zij stelt jegens G. aanspraak te kunnen maken op betaling van de onbetaald gebleven facturen, waaraan twee door G. ondergane medische behandelingen ten grondslag liggen. Ter onderbouwing heeft Fa-med verwezen naar artikel 7:447 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5. Aangezien G. niet tot betaling overging, heeft Fa-med zich genoodzaakt gezien haar vordering uit handen te geven aan haar incassogemachtigde, die G. daarop eveneens meerdere malen tot betaling heeft gemaand. De hiermee gemoeide kosten dienen voor rekening van G. te komen. Daarnaast is G. vanwege het verzuim wettelijke rente verschuldigd.
6. Ten tijde van bedoelde behandelingen was G. minderjarig. De behandelingen zijn in opdracht van zijn ouders verricht. Daarom zijn de ouders van G. aansprakelijk voor de betaling van de facturen. In verband met het door Fa-med genoemde artikel 7:447 van het BW vraagt G. zich af of hij destijds wel tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat was.
7. Daarnaast bestrijdt G. de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De aanmaningen zijn namelijk verstuurd naar zijn ouders. Pas toen zij niet betaalden, is de dagvaarding aan G. uitgebracht. Hij stelt dan ook rauwelijks te zijn gedagvaard.
8. Tot slot heeft G. naar voren gebracht dat hij als scholier geen salaris ontvangt en daardoor bovendien niet in staat is om de facturen te betalen.
De beoordeling van het geschil
9. Partijen zijn in debat over de vraag of Fa-med G. op betaling van de facturen kan aanspreken. De kantonrechter overweegt dienaangaande als volgt.
10. Op grond van artikel 1:234 van het BW zijn minderjarigen in beginsel onbekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen. In artikel 7:447 van het BW wordt op deze regel echter een uitzondering gemaakt als het gaat om behandelingsovereenkomsten, waarvan in de onderhavige procedure sprake is. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt is volgens het bepaalde in dit artikel bekwaam om een dergelijke overeenkomst ten behoeve van zichzelf aan te gaan. Ingevolge het tweede lid van artikel 7:447 van het BW is de minderjarige, in dit geval G., zelf aansprakelijk voor de uit die behandelingsovereenkomst voortvloeiende verbintenissen.
11. De omstandigheid dat de ouders de opdracht tot de behandeling hebben gegeven, zo dat het geval is, laat de aansprakelijkheid van G. onverlet. Daartoe wordt overwogen dat de zorgverlener er op grond van de heersende jurisprudentie in beginsel van uit mag gaan dat de ouders die hun kind ter behandeling bij hem aanbieden en dienaangaande een overeenkomst sluiten, die overeenkomst - als wettelijke vertegenwoordigers van hun kind - uitsluitend in naam van dat kind sluiten. De achterliggende gedachte hiervan is dat de minderjarigheid van het kind er toe noopt dat zijn in het geding zijnde belangen voor hem door een ander worden behartigd en op de wettelijke vertegenwoordigers terzake een wettelijke zorgplicht rust. Voorgaand uitgangspunt is slechts anders indien partijen bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk hebben besproken dat de ouders (mede) voor zichzelf optreden. Van omstandigheden op grond waarvan dit laatste zou moeten worden geoordeeld is in het onderhavige geval geen sprake, althans deze zijn niet gebleken. De ouders van G., al zouden zij de opdracht hebben gegeven, zijn dan ook geen partij bij de behandelingsovereenkomst; uitsluitend G. kan als contractspartij worden aangemerkt.
12. Voorgaande overwegingen leiden tot het oordeel dat G. zelf gehouden is tot betaling van de onderhavige facturen. De omstandigheid dat hij financieel niet in staat is hieraan te voldoen doet hieraan niets af. Dit komt immers voor zijn risico en kan niet aan Fa-med worden tegengeworpen. De vordering zal dan ook worden toegewezen. De niet betwiste contractuele rente is eveneens toewijsbaar.
13. Ten overvloede merkt de kantonrechter evenwel op dat voormeld oordeel onverlet laat dat het G. op grond van artikel 1:404 van het BW vrij staat zijn ouders, met terugwerkende kracht, aan te spreken tot vergoeding van de orthodondistische kosten die hij zelf heeft moeten bekostigen.
14. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten zal Fa-med worden ontzegd. Het versturen van enkele herhaalde standaardaanmaningen acht de kantonrechter - nog daargelaten de vraag of G. deze heeft ontvangen - onvoldoende om een dergelijke vordering te kunnen rechtvaardigen.
15. G. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze zullen worden gebaseerd op het toewijsbare bedrag.
veroordeelt G. om tegen bewijs van kwijting aan Fa-med te betalen € 375,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt G. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Fa-med tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 90,00 aan vastrecht, € 79,25 aan explootkosten en € 120,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 4 juni 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.