ECLI:NL:RBGRO:2010:BK9670

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110825/FA RK 09-1427
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • J.P. Evenhuis
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van rechtsvermoeden van overlijden en machtiging tot uitoefening van het recht van erfgenaam of legataris in een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 12 januari 2010 een beschikking gegeven met betrekking tot het rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon. De verzoekers, die rechten willen doen gelden op de nalatenschap van de vermiste's broer, hebben op 1 december 2009 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermiste zijn laatst bekende woonplaats in Groningen had en dat zij bevoegd is om het verzoek te behandelen. De vermiste is opgeroepen om ter zitting te verschijnen, maar is niet verschenen, noch is er iemand die voor hem opkomt. De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen bewijs is van het in leven zijn van de vermiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermiste op 1 december 1944 als overleden wordt beschouwd, aangezien er voor het laatst een teken van leven van hem is geweest in november 1944. De rechtbank heeft vervolgens aan de verzoekers machtiging verleend tot uitoefening van het recht van erfgenaam of legataris in de nalatenschap van de overleden broer van de vermiste. Deze beslissing is genomen in het belang van de verzoekers, die recht hebben op de nalatenschap, nu het bestaan van de vermiste onzeker is en er meer dan vijf jaar is verstreken sinds de laatste tijding van zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
Meervoudige familiekamer
Zaaknummer 110825/FA RK 09-1427
Beschikking d.d. 12 januari 2010
in de zaak van:
v e r z o e k e r s,
advocaat mr. J.M. Frons,
en
b e l a n g h e b b e n d e,
verder te noemen de vermiste,
niet in rechte verschenen.
PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 20 oktober 2009 een tussenbeschikking gegeven.
Daarbij zijn partijen bevolen om de vermiste via “Die Zeit” en “de Telegraaf” op te roepen voor de zitting van 5 januari 2010 te 11.00 uur, teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken. Verder is bepaald, dat mr. Frons bewijs van deze publicaties aan de rechtbank dient over te leggen.
Op 1 december 2009 is ter griffie een brief d.d. 30 november 2009 van mr. Frons ontvangen, met als bijlagen vorenbedoelde publicaties in “Die Zeit” en in “de Telegraaf”.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 5 januari 2010.
Daarbij is de advocaat mr. A.A.M. Kroon, optredende in plaats van mr. Frons, verschenen en gehoord.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde tussenbeschikking.
Vaststaat dat de vermiste is geboren op 15 maart 1924 in de toenmalige gemeente Muntendam.
Volgens een brief d.d. 5 juli 2006 van de Deutsche Dienststelle in Berlijn is de vermiste op 23 juni 1943 opgeroepen voor de Duitse marine en is hij op 26 september 1944 overgeplaatst naar het Duitse leger.
In november 1944 heeft de moeder van de vermiste vanuit Stettin een brief van hem ontvangen. Daarna is geen levensteken meer van hem vernomen. Op 8 augustus 2005 is de broer van de vermiste overleden.
Verzoekers zijn tot diens nalatenschap geroepen.
standpunt van verzoekers:
Omdat het bestaan van de vermiste onzeker is en er een erfdeel opkomt als gevolg van het overlijden van zijn broer, wensen verzoekers hun rechten op de nalatenschap van laatstgenoemde te doen gelden.
beoordeling:
De vermiste heeft zijn laatst bekende woonplaats in Groningen gehad en daarom is deze rechtbank bevoegd om van het onderhavige verzoekschrift kennis te nemen.
Voldoende aannemelijk is geworden, dat het bestaan van de vermiste onzeker is en dat meer dan vijf jaar is verstreken vanaf de laatste tijding van zijn leven.
Verzoekers zijn daarom ontvankelijk in hun verzoek.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 20 oktober 2009.
Volgens de ter zake door de procureur overgelegde stukken is de vermiste opgeroepen om ter zitting van 5 januari 2010 te verschijnen door middel van oproepingen in het Nederlandse dagblad “de Telegraaf” van 11 november 2009 en in de Duitse krant “Die Zeit” van 12 november 2009.
De vermiste is niet ter zitting verschenen, noch is er iemand verschenen die voor hem opkomt en die behoorlijk van zijn in leven zijn doet blijken.
Gelet hierop alsmede op de inhoud van de overgelegde stukken en op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank van het in leven zijn van de vermiste niet gebleken en is er geen aanleiding om de oproeping van vermiste nog een keer te herhalen, alsmede getuigen te horen en de overlegging van bewijsstukken te gelasten ten bewijze dat aan de wettelijk gestelde vereisten is voldaan.
Het verzochte zal als hierna te melden worden toegewezen, waarbij als dag waarop de vermiste wordt vermoed te zijn overleden, 1 december 1944 wordt gehanteerd, omdat er voor het laatst een teken van leven van hem is geweest in november 1944 door middel van een brief aan zijn moeder.
BESLISSING
verklaart dat er rechtsvermoeden van overlijden op 1 december 1944 bestaat van de vermiste;
verleent aan verzoekers machtiging tot uitoefening van het recht van erfgenaam of legataris in de nalatenschap van de overleden broer van de vermiste;
Gegeven door mrs. D.A. Flinterman, J.P. Evenhuis en J.H.H.M. Dorscheidt en door eerstgenoemde uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2010, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman als griffier.