ECLI:NL:RBGRO:2010:BL1542

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670418-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging zware mishandeling en openlijk geweld met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De feiten vonden plaats in de periode van augustus tot en met september 2009 in de gemeenten Stadskanaal en Musselkanaal. De verdachte zou samen met anderen betrokken zijn geweest bij gewelddadige incidenten waarbij slachtoffers zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 september 2009 samen met anderen op twee slachtoffers heeft ingeslagen met honkbalknuppels, terwijl deze op de grond lagen. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte op 29 augustus 2009 zijn broer mishandeld door hem een kopstoot te geven en op hem te gaan staan, wat resulteerde in letsel. Op 20 september 2009 heeft de verdachte een andere persoon bedreigd met een auto en een scooter vernield. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de bedreiging, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat hij licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670418-09 (Promis)
datum uitspraak: 1 februari 2010
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. C. Wiggers
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[ naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende (na afloop van de zitting) in P.I Ter Apel, ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 januari 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 18 september 2009,
te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan een of meer personen genaamd [slo 1]en/of [slo 2], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slo 1] en/of [slo 2] meermalen, althans eenmaal, hebben
gestompt en/of (met een honkbalknuppel) geslagen en/of geduwd en/of terwijl
die [slo 1] en/of [slo 2] op de grond lagen meermalen, althans eenmaal, in
zijn/hun rug(gen) heeft/hebben geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 18 september 2009,
te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Exloërweg, in elk
geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te
weten [slo 1] en/of [slo 2],
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal stompen en/of (met een
honkbalknuppel) slaan en/of duwen van die [slo 1] en/of [slo 2] en/of het
terwijl die [slo 1] en/of [slo 2] op de grond lagen meermalen, althans eenmaal,
in zijn/hun rug(gen) schoppen en/of trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 18 september 2009,
te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een of meer personen (te weten [slo 1] en/of [slo 2])
meermalen, althans eenmaal, hebben gestompt en/of (met een honkbalknuppel)
geslagen en/of geduwd en/of terwijl die [slo 1] en/of [slo 2] op de grond lagen
meermalen, althans eenmaal, in zijn/hun rug(gen) heeft/hebben geschopt en/of
getrapt,
waardoor voornoemde [slo 1] en/of [slo 2]letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
2.
hij, op of omstreeks 29 augustus 2009, te Stadskanaal,
aan een persoon genaamd [slo 3], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (gekneusde ribben en/of gekneusde ruggenwervels en/of een
hersenschudding), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een kopstoot te
geven en/of door op zijn borstkas te gaan staan en/of door hem meermalen,
althans eenmaal tegen/in zijn rug te schoppen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 29 augustus 2009,
te Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slo 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slo 3] een kopstoot heeft gegeven
en/of op de borstkas van die [slo 3] is gaan staan en/of
tegen/in de rug van die [slo 3] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 29 augustus 2009,
te Stadskanaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slo 3]), een
kopstoot heeft gegeven on/of op zijn rug is gaan staan en/of hem meermalen,
althans eenmaal tegen/in de rug heeft geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij, op of omstreeks 20 september 2009,
te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
op de openbare weg, de Beukenhof, in ieder geval op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slo 4], die daar reed op een bromfiets/scooter,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, door met een motorrijtuig (auto) (erg) dicht achter en/of naast die [slo 4],
te gaan rijden en/of (vervolgens) die [slo 4] toe te voegen: "stoppen, of we
trekken je van de scooter", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
EN/OF
hij,
op of omstreeks 20 september 2009 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een bromfiets/scooter, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [ slo 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 18 september 2009 tot en met 19 september 2009,
te Gieterveen, in de gemeente Aa en Hunze,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slo 6], tegens diens
gezicht heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij, op of omstreeks 13 september 2009,
te Meeden, in de gemeente Menterwolde,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Hereweg, in elk geval
op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slo 7],
welk geweld bestond uit het duwen en/of stompen tegen het lichaam van die
[slo 7] en/of het stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [slo 7];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 13 september 2009,
te Meeden, in de gemeente Menterwolde,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [ slo 7] heeft geduwd
en/of gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slo 7] letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Feit 1
Ten aanzien van feit 1 is de officier van justitie van mening dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de aangiften en de verklaringen van verdachten blijkt dat verdachte met vier anderen uit de auto is gestapt en dat er vervolgens op aangevers is ingeslagen met onder meer honkbalknuppels. Terwijl aangevers op de grond lagen zijn verdachten doorgegaan met slaan en schoppen. Door een dergelijk handelen hadden de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Nu de fysieke restverschijnselen meevallen, is er naar de mening van de officier van justitie sprake van medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Feit 2
Verdachte dient ten aanzien van feit 2 primair te worden vrijgesproken. Het subsidiair tenlastgelegde, te weten de poging tot zware mishandeling kan op grond van de aangifte van [medeverdachte 5], de medische verklaring opgesteld door coördinerend forensisch arts
T. Naujocks, alsmede de de auditu verklaringen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3
Feit 3 kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte van [slo 4] en de verklaringen van [medeverdachte 4],[medeverdachte 2] en [medeverdachte 6]. Ten aanzien van de bedreiging is er naar de mening van de officier van justitie sprake van medeplegen. De vernieling van de scooter is door verdachte alleen gepleegd.
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 is de officier van justitie van mening dat op grond van de aangifte alsmede op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting dit feit ook wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 5
Ook feit 5, het openlijk geweld tegen aangever [ slo 7] kan worden bewezen en wel op grond van de aangifte als op grond van de verklaringen van de verdachten in het dossier.
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw is van mening dat er geen sprake is van opzet op zwaar lichamelijk letsel. Er is niet met honkbalknuppels geslagen. Indien er wordt aangenomen dat er wel gebruik is gemaakt van honkbalknuppels, is het niet overtuigend dat het verdachte zelf is geweest die de knuppel heeft gebruikt. Er was ook geen sprake van bewuste nauwe samenwerking met het oog op het gebruik van honkbalknuppels. Het is aannemelijk dat er is geslagen en gestompt, maar dit is niet voldoende voor het aannemen van opzet op zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat ook hier geen sprake is van honkbalknuppels en dat dit onderdeel dient te worden weggestreept uit de tenlastelegging.
Feit 2
Verdachte dient naar de mening van de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 in al haar varianten, te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. De “van horen zeggen”verklaringen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kunnen niet als direct bewijs dienen. Tevens zijn dit verklaringen van jongens uit dezelfde groep, waarbij het niet is uit te sluiten dat er sprake is van “zwartmaken” van verdachte. Het kunnen “ingekleurde” verklaringen zijn en er kan zelfs nog sprake zijn van grootspraak van verdachte. Tevens kan het proces-verbaal van bevindingen op pagina 347 in het strafdossier niet voor het bewijs worden gebruikt. Dit betreft een proces-verbaal van het gesprek met de vader van verdachte. Uit het proces-verbaal blijkt duidelijk dat vader van verdachte gebruik wil maken van zijn verschoningsrecht, nu hij aangeeft dat hij helemaal geen verklaring wenst af te leggen.
Feit 3
Verdachte ontkent stelselmatig en consequent bij dit gebeuren te zijn geweest, terwijl hij bij de andere feiten toch in ieder geval wel aangeeft of hij er wel of niet bij was.
De bedreiging zoals is tenlastegelegd kan niet worden bewezen, nu de bedreigende woorden niet door de aangever zijn gehoord. Verder blijkt uit de stukken in het dossier onvoldoende dat er sprake is geweest van bedreigende daden. Ten aanzien van de bedreiging dient derhalve vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van de vernieling heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen die door medeverdachten zijn afgelegd niet overeenkomen met de aangifte. Verdachte dient derhalve ten aanzien van geheel feit 3 te worden vrijgesproken.
Feit 4
Naar de mening van de raadsvrouw dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 4 nu niet vaststaat dat er bij aangever [slo 6] sprake is geweest van pijn en/of letsel.
Feit 5
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw enkel aangevoerd dat aangever kennelijk eerst een melding heeft gedaan en dat er pas twee maanden later aangifte is gedaan. Wat de reden hiervan is blijkt niet uit het dossier.
Beoordeling
Feit 1
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 1 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
* Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 september 2009, opgenomen op pagina 135 e.v. van het dossier met dossiernummer 2009109908, inhoudende de verklaring van aangever [slo 1] (zakelijk weergeven)
Tussen vrijdag 18 september 2009 23:20 uur en 23:50 uur werd op de Exloërweg te Musselkanaal het volgende feit gepleegd. Ik was met [slo 2]. Ik zag dat er 5 mannen uit de auto stapten. Kort daarop, zonder enige aanleiding, kreeg ik een vuistslag tegen de linkerzijde van mijn hoofd door de man met de grote letters op de voorzijde van zijn T-shirt. Verder zag ik dat de man met een honkbalknuppel bij mij stond. Ik zag dat de persoon mij met zijn tot vuist gebalde rechterhand tegen de linkerzijde van mijn gezicht sloeg. Ik voelde hevige pijn aan de linkerzijde van mijn gezicht. Ik kreeg vlak daarna nog een vuistslag tegen mijn achterhoofd. Mogelijk ben ik nog een keer door de man met de grote letters op het T -shirt geslagen. Het kan ook dat ik door de man met de bivakmuts ben geslagen of door de man waarvan ik me niets meer kan herinneren. Ik voelde hevige pijn aan mijn achterhoofd. Ik had bij een andere persoon een honkbalknuppel in zijn hand gezien. Vervolgens kreeg ik een zware dreun tegen mijn achterhoofd. Ik voelde hevige pijn aan mijn achterhoofd. Ik ben onderuitgegaan op het wegdek van de Exloërweg, op het viaduct. Toen ik op het wegdek lag ben ik nog 4 of 5 keer tegen mijn rug getrapt. Ik voelde hevige pijn aan mijn rug.
* Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 september 2009, opgenomen op pagina 143 e.v. van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slo 2] (zakelijk weergeven):
Er stapten 2 jongens op mij af. De andere 3 jongens stapten op [slo 1] af. Eén van de jongens die bij [slo 1] stond had een knuppel bij zich. Ik zag dat de jongen die zijn gezicht niet bedekt had, met zijn rechter gebalde vuist [slo 1] op de linkerkant van zijn gezicht sloeg. Op dat moment zag ik een van de andere jongens bovenop [slo 1] springen. Bijna tegelijkertijd voelde ik twee klappen op mijn linkeroor en achterhoofd. Ik viel toen aan de rechterkant van mijn fiets af en kreeg de fiets bovenop mij. Ik voelde dat ik toen nog klappen of schoppen op mijn rug kreeg. Ik voelde dat het heel hard doordreunde.
* Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 oktober 2009, opgenomen op pagina 179 e.v. van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 4] (zakelijk weergeven):
De bestuurder van de auto, dit was volgens mij [medeverdachte 2], heeft de jongen een klap gegeven. [verdachte ] had een honkbalknuppel. Ik heb gezien dat [verdachte ] met de honkbalknuppel heeft uitgehaald. Ik heb de andere jongen weggetrokken. Ik heb dit wel hardhandig gedaan. Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens deze jongen een vuistslag gaf. Hij gaf hem een “stoot”. [medeverdachte 7] en [verdachte ] hebben één jongen helemaal in elkaar geslagen. Deze jongen is geslagen met een honkbalknuppel, getrapt in zijn rug en geslagen. Hij is onder andere in zijn gelaat geslagen. Ik kan me voorstellen dat de jongens zich zeer bedreigd voelden.
* Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 oktober 2009, opgenomen op pagina 187 e.v. van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] (zakelijk weergeven):
Ik hoorde [verdachte ] of [medeverdachte 7] zeggen: “Laten we beide jongens maar pakken.” De jongens in de auto zeiden tegen mij dat ik moest zeggen dat ze een blikje tegen de auto hadden gegooid.
Ik ben uitgestapt en had mijn honkbalknuppel in de hand. Ik kwam agressief de auto uit. Ik zag dat verdachte een honkbalknuppel in zijn hand had. Ik zag dat [medeverdachte 7] boven op de jongen dook. Ik zag dat hij een van de jongens sloeg en schopte. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met zijn honkbalknuppel de jongen sloeg. Ik zag dat hij de jongen op zijn hoofd raakte met de knuppel. Er zijn 2 honkbalknuppels gebruikt.
Feit 2
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 2 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
* Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 september 2009, opgenomen op pagina 322 e.v. van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slo 3] (zakelijk weergeven):
Op 29 augustus 2009 was ik in mijn woning aan [adres slo 3]. Omstreeks 22 uur kwam [verdachte] thuis. Ik kreeg een kopstoot van mijn broer. Ik viel door de kopstoot op de grond. Dit deed heel erg pijn. Toen ik op de grond lag zag en voelde ik dat mijn broer twee keer met zijn platte voet op mijn borstkas ging staan. Dit deed veel pijn. Ik voelde dat mijn broer toen nog 2 keer tegen mijn rug schopte. Ook dit deed veel pijn. Ik had geen gevoel meer in mijn linkerbeen. Ik ben onderzocht in het ziekenhuis en daar bleek dat ik een hersenschudding, gekneusde ribben en gekneusde wervels in mijn onderrug had.
Een medische verklaring betreffende [slo 3] d.d. 19 oktober 2009, opgemaakt drs. T. Naujocks, coördinerend forensisch arts, op pagina 336 van bovenvermeld dossier (zakelijk weergeven)
Op 30 augustus 2009 werd [slo 3] in het ziekenhuis gezien nadat hij door zijn broer zou zijn mishandeld. Hij zou een kopstoot hebben gekregen en zijn geschopt in zijn nek, onderin zijn rug en in de flank. M.u.v. kneuzingen geen ernstig (inwendig) letsel. Tijdens telefonisch contact met huisarts op 18 september 2009 zou betrokkene hebben aangegeven nog last van zijn ribben te hebben en van duizelingen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 oktober 2009, opgenomen op pagina 330 van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] (zakelijk weergeven):
Ik weet dat [verdachte] eens ruzie heeft gehad met zijn broer [slo 3]. [slo 3] heeft toen volgens mij zelfs in het ziekenhuis gelegen met een aantal gebroken ribben, dit heeft [verdachte] mij allemaal zelf verteld. Hij vertelde dat hij [slo 3] door het hele huis heen had geslagen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 oktober 2009, opgenomen op pagina 343 van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] (zakelijk weergeven):
Ik weet dat [verdachte] zijn broer [slo 3] in elkaar heeft geslagen. Ik heb dit van de ouders van [verdachte] gehoord. Ik weet dat [slo 3] veel last heeft gehad van de klappen die hij heeft gehad van [verdachte].
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 oktober 2009, opgenomen op pagina 345 en 346 van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte2] (zakelijk weergeven):
Ik weet dat [verdachte] ruzie heeft gehad met zijn broer [slo 3]. [verdachte] heeft [slo 3]in een kopstoot gegeven. [verdachte] heeft ook nog klappen gegeven en geschopt. Dit is wat [verdachte] mij verteld heeft. [slo 3] heeft in het ziekenhuis gelegen. Hij had ribben gekneusd of gebroken en een hersenschudding.
Feit 3
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 3 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 september 2009, opgenomen op pagina 207 van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slo 4] (zakelijk weergeven):
Ik doe aangifte namens mijzelf en namens benadeelde [slo 5].
Op 20 augustus 2009 omstreeks 00:50 uur ben ik op mijn bromfiets vertrokken. De bromfiets waarop ik reed had ik geleend. Ik reed richting Musselkanaal. Vanaf het viaduct over de straat Zandberg kwam een auto aanrijden. De bestuurder van de auto probeerde mij 2 maal van de weg te duwen. De auto kwam naast mij rijden en ik zag dat de auto mijn richting op reed en mij hierdoor het fietspad trachtte op te duwen. Ik werd ontzettende bang en ik dacht dat de personen in de auto het op mij hadden voorzien.
Ik heb bij het hek mijn bromfiets laten vallen en ben zelf over het hek geklommen. Ik zag en hoorde vervolgens dat één van de jongens met een voorwerp, ik denk een honkbalknuppel, mijn bromfiets in elkaar sloegen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 oktober 2009, opgenomen
op pagina 224 van bovenvermeld, inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] (zakelijk weergeven);
Ik was samen met [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte 4] en nog een andere jongen. We reden richting Ter Apel. Ik zag een scooter langs ons rijden. Ik keerde de auto en reed een tijdje achter de scooter aan. Ik zat aardig dicht op de scooter. Ik begrijp dat de jongen zich geïntimideerd voelde dat ik zo dicht achter hem reed. Ik zag dat [verdachte] uit de auto stapte. Ik zag dat de jongen van de scooter sprong. Toen [verdachte] terugkwam in de auto zag ik dat hij een honkbalknuppel bij zich had. [verdachte] zei dat hij de scooter helemaal “lens” had geslagen. Hij vertelde dat hij de scooter met een honkbalknuppel heeft stuk geslagen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 oktober 2009, opgenomen
op pagina 232 van bovenvermeld, inhoudende de verklaring van verdachte medeverdachte 4] (zakelijk weergeven)
Ik zat bij [medeverdachte 2] in de auto, hij reed. Wij waren met [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte 2] en nog iemand. We zagen een scooter rijden. [verdachte] zei:”Kom we gaan er achter aan.” We hebben een aantal minuten achter de jongen gereden. [medeverdachte 2] is vervolgens naast hem gaan rijden. We reden behoorlijk hard. [verdachte] is uit de auto gestapt. Hij nam een honkbalknuppel mee. [verdachte] kwam er op een gegeven moment weer aan. De honkbalknuppel was doormidden. Hij zei dat hij de scooter had stuk geslagen.
Feit 4
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 4 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 november 2009, opgenomen
op pagina 351 e.v. van bovenvermeld, inhoudende de verklaring van [slo 6] (zakelijk weergeven)
Het feit is gepleegd tussen vrijdag 18 september 2009 te 22:00 uur en zaterdag 19 september 2009 te 01:00 uur. Ik was op 18 september 2009 in café De Driesprong in Gieterveen. Plotseling voelde ik dat ik een slag tegen mijn gelaat kreeg. Mijn kaak c.q. jukbeen voelde pijnlijk aan.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 januari 2010 afgelegd, inhoudende, zakelijk weergeven:
Ik heb wel een klap uitgedeeld bij de vechtpartij in Gieterveen.
Feit 5
De rechtbank heeft bij de beoordeling van feit 5 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, d.d. 9 november 2009, opgenomen op pagina 380 e.v. van bovenvermeld dossier inhoudende de aangifte van [slo 7] (zakelijk weergeven):
Ik was van 12 op 13 september 2009 in het dorpshuis van mijn woonplaats in Meeden. Ik liep alleen naar huis. Onderweg kwam ik [getuige 1] tegen. Ik werd in de heg geduwd en direct daarop eroverheen. Ik werd tegen mijn borst gestompt met een hard voorwerp zo te voelen. Op het moment dat ik begon te rennen werd ik op mijn achterhoofd geslagen.
Als gevolg van de klap heb ik 4 dagen last gehad van mijn rechteroor. Dit voorval heeft zich afgespeeld tussen 01:15 uur en 01:30 uur.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, d.d. 11 november 2009, opgenomen op pagina 385 e.v. van bovenvermeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (zakelijk weergeven)
Ik zag dat [slo 7] over het bosje werd geduwd. Ik zag dat [slo 7] een tik tegen zijn linkerachterzijde van zijn hoofd kreeg.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 januari 2009 afgelegd, zakelijk weergeven
Ik heb geduwd tegen de grote jongen.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte samen met medeverdachten twee willekeurige jongens heeft geslagen en geschopt. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van honkbalknuppels. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachten door aldus te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door hun handelen aan aangevers zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Immers, er is op aangevers ingeslagen en geschopt toen zij weerloos op de grond lagen en verdachten hebben tevens met honkbalknuppels op aangevers ingeslagen. Het is zeer wel denkbaar dat door aldus te handelen zwaar letsel zou ontstaan. Dat het fysieke letsel nog enigszins beperkt is gebleven, is niet door toedoen van verdachten.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een gemeenschappelijke uitvoering. Uit de aard van de gedragingen, almede uit het feit dat verdachten hebben besproken dat de jongens moesten worden gepakt, kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte samen met zijn medeverdachten het opzet heeft gehad op het geweld. De rechtbank acht derhalve het primair tenlastegelegde, te weten medeplegen van een poging tot zware mishandeling, bewezen.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Het subsidiair tenlastegelegde kan op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband beschouwd, wel worden bewezen. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan 3 de auditu verklaringen.
Feit 3
De rechtbank is ten aanzien van feit 3 van oordeel dat nu aangever de bedreigende woorden niet heeft gehoord, verdachte voor dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen kan wel worden afgeleid dat er sprak is geweest van bedreigende daden. Door de aard van de manoeuvres en de snelheid en nabijheid van de auto, kon bij het slachtoffer redelijke vrees ontstaan dat hij het leven zou laten.
Tevens kan worden bewezen dat verdachte de scooter alleen heeft vernield, nu zowel aangever als [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] hier duidelijk over verklaren.
Feit 4
Verdachte heeft feit 4 ter terechtzitting bekend. Tevens blijk uit de verklaring van [slo 6] dat zijn kaak c.q. jukbeen pijnlijk aanvoelde. Feit 4 kan derhalve eveneens wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 5
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen feit 5 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 18 september 2009, te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen, aan personen genaamd [slo 1] en [slo 2], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slo 1] en/of [slo2] meermalen hebben gestompt en/of met een honkbalknuppel geslagen en/of geduwd en/of terwijl
die [slo 1] en [slo 2] op de grond lagen meermalen in hun ruggen hebben geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 29 augustus 2009, te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slo3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slo 3] een kopstoot heeft gegeven
en op de borstkas van die [slo 3] is gaan staan en tegen de rug van die [slo 3] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op 20 september 2009, te Musselkanaal, in de gemeente Stadskanaal,
op de openbare weg, de Beukenhof, tezamen en in vereniging met anderen,
[slo 4], die daar reed op een scooter, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een auto erg dicht achter en naast die [slo 4]gaan rijden;
EN
hij, op 20 september 2009 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, toebehorende aan [slo 5],
heeft vernield.
4.
hij, in de periode van 18 september 2009 tot en met 19 september 2009,
te Gieterveen, in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk mishandelend [slo 6], tegen diens gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
hij, op 13 september 2009, te Meeden, in de gemeente Menterwolde,
met anderen, op openbare weg, de Hereweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slo7], welk geweld bestond uit het duwen tegen het lichaam van die [slo 7] en het stompen tegen het hoofd van die [slo 7].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
2. Poging tot zware mishandeling;
3. Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort
vernielen;
4. Mishandeling;
5. Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 8 januari 2010, opgemaakt door A.C. Dundas, orthopedagoog, Gz- psycholoog i.o.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogen in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO, met paranoïde en antisociale trekken. Er is sprake van een low level borderline persoonlijkheidsstructuur. Het gevoelsleven is weinig gedifferentieerd. Betrokkene kan bij spanning overspoeld raken door weggehouden negatieve emoties; deze kunnen leiden tot een impulsdoorbraak. Tevens staan impulsief en acting-out prikkelzoekend gedrag binnen zijn persoonlijkheidspathologie op de voorgrond. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Indien de feiten bewezen worden geacht, beïnvloedde de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens de gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde. Binnen contexten zoals het omgaan met een deviante vriendgroep en in een conflictueuze situatie met anderen, is betrokkene geneigd te vervallen in agressief gedrag. Er kan worden geadviseerd om betrokkene licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4, en 5 tenlastegelegde alsmede het ad informandum gevoegde feit, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland.
De officier van justitie heeft bij haar eis onder meer rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, almede met de context waarin deze feiten zijn gepleegd en de actieve rol van verdachte. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het gegeven dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen. De raadsvrouw is van mening dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is en er zou derhalve een fors deel van deze strafeis afgehaald moeten worden. De feiten zijn in een korte periode gepleegd en zijn al wat ouder. Tevens is verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte staat niet negatief tegenover behandeling op het gebied van agressie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals op de dagvaarding staat vermeld en dat door verdachte is erkend.
Verdachte heeft zich in een betrekkelijk korte periode schuldig gemaakt aan verschillende geweldgerelateerde feiten. Verdachte heeft zich bij de feiten 1, 3 en 5 zonder enige aanleiding samen met anderen gewelddadig opgesteld tegen willekeurige slachtoffers. Verdachte heeft zich hierbij niet onbetuigd gelaten en een actieve rol vervuld. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van anderen. Verdachte maakte gebruik van de druk die van de groep uitging waarin hij zich bevond. Er is bij de feiten 1 en 3, terwijl de meeste verdachten bij
feit 1 hun gezichten tevens hadden bedekt met onder meer bivakmutsen om zo herkenning te voorkomen, gebruik gemaakt van (geprepareerde) honkbalknuppels waarmee op slachtoffers of hun goederen werd ingeslagen. Tevens heeft verdachte zich samen met deze groep schuldig gemaakt aan een bedreiging van een willekeurige voorbijganger op een scooter en is deze scooter door verdachte vernield (feit 3). Daarnaast heeft verdachte nog 2 personen mishandeld, waaronder zijn broer. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de slachtoffers veel angst aangejaagd en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan en naar het oordeel van de rechtbank is bij een dergelijk handelen een gevangenisstraf passend en geboden. Tevens heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte in het verleden eveneens is veroordeeld wegens geweldgerelateerde delicten.
Uit de rapportages komt naar voren dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Indien onbehandeld, heeft de persoonlijkheidsproblematiek een minder gunstige prognose. Tevens lijkt een interventie van belang gelet op de relatie tussen alcoholmisbruik en het bewezenverklaarde. Hulp kan worden gestart in het kader van een forse voorwaardelijke straf met bijzonder voorwaarde.
De rechtbank acht het derhalve aangewezen dat een deel van gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 3
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slo 5], wonende te Emmercompascuum.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 958,40.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 36f, 45, 47, 57, 141, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4, en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slo 5], wonende te Emmercompascuum, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 958,40.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 958,40 ten behoeve van de benadeelde partij [slo 5], wonende te Emmercompascuum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 958,40 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh, voorzitter, mrs. S. Tempel en K.K. Lindenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2010.