RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 430233 \ EJ VERZ 09-715
beschikking d.d. 4 februari 2010
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Adviesburo Van der Plas B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
verzoekende partij, hierna Van der Plas te noemen,
gemachtigde mr. P.H.F. Yspeert, advocaat te Groningen,
S.,
wonende te Duitsland,
verwerende partij, hierna S. te noemen,
gemachtigde mr. N. Veerman, advocaat te Groningen.
Op 6 november 2009 heeft Van der Plas een verzoekschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ingediend, daartoe strekkende dat de arbeidsovereenkomst tussen Van der Plas en S. op een zo kort mogelijke termijn wegens gewichtige redenen zal worden ontbonden.
Op 17 november 2009 heeft S. een verweerschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ingediend. Primair verzoekt hij de kantonrechter om zich onbevoegd te verklaren, subsidiair om afwijzing van het verzoek, en meer subsidiair, bij toewijzing van het verzoek, verzoekt hij om een billijkheidsvergoeding toe te kennen en vergoeding van de proceskosten.
De behandeling van het verzoek vond plaats ter terechtzitting van 19 november 2009, tegelijkertijd met de eveneens bij de sector kanton van de rechtbank Groningen tussen partijen aanhangige kortgeding procedure.
Ter terechtzitting is S. niet verschenen, wel zijn verschenen zijn gemachtigden
mr. J. Janssen en mr. N. Veerman. Van der Plas verscheen bij D. Feddema en J.Heuker, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben ter terechtzitting hun wederzijdse standpunten nader toegelicht, beide aan de hand van door de gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen. Van de gehouden behandeling heeft de griffier aantekeningen gehouden. Tijdens de zitting is in onderling overleg besloten tot aanhouding en voortzetting van de zaak op een later tijdstip. Vervolgens is de behandeling voortgezet op 28 januari 2010. S. is opnieuw niet verschenen, wel is verschenen zijn gemachtigde mr. Veerman. Namens Van der Plas zijn dezelfde personen verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De beslissing op het verzoek is bepaald op heden.
1.1 S. is geboren op 2 september 1971 en is sedert 1 december 1999 bij Van der Plas in dienst, laatstelijk in de functie van bouwkundig tekenaar, tegen een brutosalaris van € 3.511,00 (exclusief vakantietoeslag) per maand.
1.2 S. woont in Duitsland en heeft zijn werkzaamheden laatstelijk in Duitsland uitgevoerd.
1.3 Van der Plas heeft op 18 februari 2009 voor S. een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV WERKbedrijf (hierna: het UWV). Hiertegen is namens S. verweer gevoerd.
1.4 S. heeft zich op 14 april 2009 ziek gemeld en heeft sindsdien geen werkzaamheden meer verricht voor Van der Plas.
1.5 Op 12 mei 2009 heeft het UWV de ontslagaanvraag afgewezen.
1.6 Van der Plas heeft de loondoorbetaling met ingang van oktober 2009 opgeschort.
1.7 S. heeft bij de rechtbank Groningen, sector kanton, op 5 november 2009 een kort geding procedure aanhangig gemaakt, waarbij - samengevat - doorbetaling van loon wordt gevorderd.
1.8 Ter terechtzitting van 19 november 2009 heeft Van der Plas toegezegd de loonbetaling niet langer op te schorten en het loon uit te betalen in afwachting van de uitkomst van de procedure(s). Van der Plas is daadwerkelijk overgegaan tot uitbetaling van het (achterstallige) loon.
2. Het verzoek en het verweer
2.1 Van der Plas verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op een zo kort mogelijke termijn.
Aan dit verzoek legt Van der Plas ten grondslag dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Daarnaast heeft Van der Plas aangevoerd dat zij geen arbeidsrelatie(meer) wenst met een werknemer die 500 kilometer Duitsland in woont.
2.2 S. heeft het verweer opgeworpen dat de kantonrechter te Groningen onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, op grond van hetgeen is bepaald in artikel 20 lid 1 EEX-verordening (nr. 44/2001). Daarnaast is gesteld dat van gewijzigde omstandigheden geen sprake is en is primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair om, indien beslist wordt de arbeidsovereenkomst te beëindigen, een vergoeding van € 50.000,- toe te kennen.
3.1 De kantonrechter stelt voorop dat S. op geen enkele wijze ter zitting afstand heeft gedaan van zijn beroep op onbevoegdheid. Beoordeeld dient derhalve te worden of de kantonrechter te Groningen bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
3.2 De bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld op basis van de artikelen 18-21 van de EEX-Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo). Ingevolge artikel 20 EEX-Vo kan de werkgever de werknemer slechts oproepen voor het gerecht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Tussen partijen staat vast dat S. zijn woonplaats in Duitsland heeft. Dat betekent dat de Duitse rechter bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
3.3 Van der Plas heeft zich tegen de namens S. opgeworpen exceptie van onbevoegdheid echter verweerd en gesteld dat in het onderhavige geval sprake is van een bijzondere situatie, namelijk de situatie waarin de werknemer de werkgever in kort geding heeft gedagvaard en gelijktijdig met de zitting in het kort geding het verzoekschrift tot ontbinding wordt behandeld. Onder verwijzing naar een uitspraak van de kantonrechter te Sittard-Geleen van 20 juni 2009 (JAR 2009, nr. 242) heeft Van der Plas zich op het standpunt gesteld dat er een zodanige verwevenheid is tussen de procedures dat de kantonrechter bevoegd is te achten. Dit verweer van Van der Plas kan echter niet slagen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
3.4 Wil sprake zijn van samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo dan moet het gaan om vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De gelijktijdige behandeling heeft slechts uit praktische overwegingen, op verzoek van partijen, plaatsgevonden. In het heden tussen partijen uitgesproken vonnis in de kort geding procedure wordt beslist dat Van de Plas gehouden is tot doorbetaling van het loon, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Over die beëindiging, die de werkgever wenst, kan de Duitse rechter afzonderlijk beslissen. Daarvoor is gelijktijdige berechtiging niet vereist. Onverenigbaarheid in de zin van artikel 28 EEX-Vo met de heden uitgesproken beslissing in kort geding is daarbij niet te verwachten.
3.5 Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het onderhavige verzoek. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, nu er tussen partijen nog een arbeidsverhouding blijft bestaan.
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek;
- compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 4 februari 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.