vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 116258 / KG ZA 10-59
Vonnis in kort geding van 18 februari 2010
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.B. de Jong,
1. de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.J.P. Jager,
2. MR. M.A. PASMA
in hoedanigheid van curator van de [eiser sub 1],
wonende te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Pasma.
Partijen zullen hierna [eisers], ING Bank en mr. Pasma genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling op 17 februari 2010 waarbij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bijgestaan door mr. De Jong en mr. Pasma en namens ING Bank mr. Jager zijn verschenen,
- de pleitnota van [eisers],
- de pleitnota van mr. Pasma,
- de pleitnota van ING Bank.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 3 februari 2009 is [eiser sub 1] in staat van faillissement verklaard en is mr. M.A. Pasma als curator aangesteld.
2.2. [eiser sub 1] is in gemeenschap van goederen gehuwd met [eiser sub 2]. Gezamenlijk zijn zij eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
2.3. In 1985 is een hypotheek verleend op het eeuwig durend erfpachtrecht op voornoemde woning. Hypotheekhouder is ING Bank. De hoofdsom van de lening bedraagt ruim EUR 45.000,00. Aan de hypothecaire lening is een levensverzekering verbonden, waarvan de afkoopwaarde per 1 april 2010 bijna EUR 29.000,00 bedraagt.
2.4. De woning is eind april 2009 in overleg met en op kosten van ING Bank getaxeerd. De executiewaarde is daarbij bepaald op EUR 105.000,00; de vrije verkoopwaarde op
EUR 135.000,00.
2.5. Bij brief van 25 mei 2009 heeft ING Bank zich akkoord verklaard met het in de verkoop geven van de woning gedurende een termijn van drie à vier maanden. Verder heeft ING Bank aangegeven in november 2009 uiterlijk tot verkoop te willen komen, onderhands dan wel executoriaal.
2.6. Verkoop van de woning is in voornoemde periode uitgebleven, waarna ING Bank bij brief van 14 december 2009 tot opeising van de hypothecaire lening is overgegaan.
2.7. Bij brief van 4 januari 2010 zijn [eisers] geïnformeerd dat de woning via een veiling zal worden verkocht. Deze veilig staat op 18 februari 2010 om 14.00 uur geagendeerd.
2.8. De schuldenlast van [eiser sub 1] bedraagt thans ongeveer EUR 112.000,00, waarvan ongeveer EUR 50.000,00 hypotheekschuld (hoofdsom), inmiddels verschenen termijnen en kosten, terwijl (afgezien van de afkoopwaarde van de levensverzekering) het saldo op de boedelrekening ongeveer EUR 30.000,00 bedraagt.
3.1. [eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ING Bank en mr. Pasma te verbieden over te gaan tot / tot opschorting over te gaan van de openbare verkoop van de onroerende zaak staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], zulks onder verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,00 bij overtreding door ING Bank en mr. Pasma van dit verbod / deze opschorting. Eén en ander met veroordeling van ING Bank en mr. Pasma in de kosten van dit geding.
3.2. ING Bank en mr. Pasma hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [eisers], dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eisers] in de kosten van dit geding.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat ING Bank op basis van de hypotheekakte en de van toepassing zijnde algemene bepalingen tot opeising van de hypothecaire lening is overgegaan. Evenmin in geschil is dat ING Bank gelet op het bepaalde in artikel 3:268 BW bevoegd is de woning in het openbaar te doen verkopen. De vraag die partijen verdeeld houdt is of ING Bank door de executie door te zetten, misbruik maakt van haar hiervoor genoemde recht.
4.2. [eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat dit het geval is. Zij hebben daarbij gewezen op het feit dat familieleden van [eiser sub 1] EUR 55.000,00 op de derdenrekening van mr. De Jong hebben gestort om de schulden van [eisers] af te lossen. Daarnaast is de familie van [eiser sub 1] in staat de kosten, zoals onder ander de veilingkosten, ten bedrage van (thans) ongeveer EU 10.000,00 te voldoen. Momenteel wordt gezocht naar een mogelijkheid het restant van de boedelschuld bijeen te krijgen, waarbij de overwaarde van het huis de basis kan vormen van een regeling die eenieder voldoende zekerheid biedt. Daarvoor is overleg met financiële adviseurs nodig, hetgeen tijd vergt.
De verwachting is dat uiterlijk over twee maanden de extra benodigde financiën voorhanden zijn. Gezien dit serieuze reële aanbod, waarbij de volledige boedelschuld zal worden afgelost, is het doorzetten van de veiling misbruik van recht. Daarmee zal immers niet alleen schade worden toegebracht aan de boedel, omdat de opbrengst van de veiling lager zal zijn waardoor mogelijk niet alle schulden kunnen worden voldaan, maar worden [eisers] gedwongen hun woning met hun drie minderjarige kinderen te verlaten.
4.3. ING Bank en mr. Pasma hebben zich op het standpunt gesteld dat [eisers] ruimschoots in de gelegenheid zijn gesteld om tot (vrijwillige) verkoop van de woning te komen, dan wel samen met de familie een nieuwe financiering tot stand te brengen.
Dat [eisers] dit niet is gelukt is geen grond om de openbare verkoop te doen staken. Er ligt nog steeds geen concreet aanbod van de zijde van [eisers], zodat het doorzetten van de veiling geen misbruik van recht is. Staking van de veiling zal alleen maar leiden tot hogere kosten, hetgeen een lagere boedelopbrengst tot gevolg zal hebben.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.5. [eiser sub 1] is ruim een jaar geleden in staat van faillissement verklaard. Nadien hebben [eisers] meerdere malen verklaard dat de familie van [eiser sub 1] bereid en in staat is de schulden van [eisers] voor haar rekening te nemen. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat er tot op heden nimmer een concreet aanbod dienaangaande door [eisers] is gedaan. Weliswaar wordt gesteld dat er EUR 55.000,00 beschikbaar is om de schuld aan de ING Bank af te lossen, maar, naast dat ten bewijze van het beschikbaar zijn van dit bedrag niets is aangedragen, zijn er ook geen stappen richting ING Bank ondernomen om de schuld daadwerkelijk af te lossen. Gelet op artikel 3:268, tweede lid, BW en artikel 3:269 BW was het voor [eisers] met behulp van het door hen als beschikbaar aangeduide bedrag immers wel mogelijk geweest de veiling te voorkomen. Ook thans is het (tot 18 februari 2010 om 12.00 uur) voor [eisers] nog mogelijk de veiling met behulp van en door hen als beschikbaar aangeduide bedrag te voorkomen door de schuld aan ING Bank voor dat tijdstip volledig in te lossen.
4.6. Voorgaande brengt met zich dat door ING Bank en mr. Pasma in lijn met de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen is gehandeld en dat van misbruik van recht niet is gebleken. Tegen de hiervoor geschetste mogelijkheden die ook thans nog resteren is er evenmin sprake van een noodsituatie. Immers, [eisers] hebben het samen met de (beweerdelijke) behulpzame familieleden nog steeds in eigen hand om verkoop aan een derde te voorkomen.
4.7. In het geval het voornoemde bedrag niet ter beschikking aan [eisers] staat of in het geheel niet voorhanden is, zal er evenmin sprake zijn van misbruik van recht van de zijde van ING Bank en mr. Pasma. Uitstel van de veiling zal dan immers enkel leiden tot hogere kosten en een lagere boedelopbrengst, hetgeen ook ten nadele van [eisers] zal zijn. Van een noodsituatie in de zin dat [eisers] hun woning op stel en sprong zullen moeten verlaten is evenmin sprake, nu zij gedurende een jaar de gelegenheid hebben gehad hun schulden af te lossen en dusdoende de veiling te voorkomen en zij bovendien zelf voor vervangende woonruimte moeten zorgdragen.
4.8. Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9. De kosten aan de zijde van ING Bank worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.079,00
4.10. De kosten aan de zijde van mr. Pasma worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van ING Bank tot op heden begroot op EUR 1.079,00 en aan de zijde van mr. Pasma eveneens begroot op EUR 1.079,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2010.?