ECLI:NL:RBGRO:2010:BL4575
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wegens overdrachtsproblematiek
Op 20 januari 2010 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen de zaak van een minderjarige behandeld met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, haar raadsman, een psychiater van de GGZ, een casemanager van de GGZ en vertegenwoordigers van de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming (SGJb) aanwezig waren. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en de SGJb heeft aangegeven dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moet worden, omdat de terugplaatsing naar de moeder niet binnen de huidige termijn gerealiseerd kan worden. De moeder heeft sinds de uithuisplaatsing slechts vier keer contact gehad met haar kind en vraagt zich af waarom de zaak is overgedragen aan de SGJb, wat volgens haar veel tijd kost. De casemanager van de GGZ heeft aangegeven dat de moeder nu stabieler is en klaar lijkt voor terugplaatsing, maar dat er nog begeleiding nodig is.
De kinderrechter heeft het Raadsrapport opgevraagd en vastgesteld dat er sinds de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing geen voortgang is geboekt in de terugplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter heeft de zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder ondervangen, maar is van mening dat er meer vaart gezet moet worden achter de terugplaatsing. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 mei 2010, met de voorwaarde dat de SGJb en de casemanager van de GGZ de omgang tussen de moeder en de minderjarige onmiddellijk intensiveren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het onacceptabel is dat de hulpverlening pas eind februari 2010 zou starten, terwijl de minderjarige al lange tijd uit huis is geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.