ECLI:NL:RBGRO:2010:BL4589

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109596
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming onafhankelijke deskundige in zorgzaak betreffende minderjarige

Op 20 januari 2010 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige en haar ouders betrokken zijn. De moeder, die verstandelijk beperkt is, verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige om haar opvoedmogelijkheden te beoordelen. De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep (WSG) hebben hun standpunten gepresenteerd, waarbij de WSG concludeerde dat de moeder niet in staat is om de opvoeding van de minderjarige te verzorgen zonder intensieve hulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende openstaat voor hulpverlening en dat er te veel risicofactoren zijn voor terugplaatsing van de minderjarige bij haar. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om een onafhankelijke deskundige aan te stellen afgewezen, met de overweging dat de moeder zelf een deskundige kan inschakelen. De kinderrechter heeft de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening verlengd, in het belang van de verzorging en opvoeding van het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 109596 / JE RK 09-366 en 115698 JE RK 10-48
beschikking kinderrechter d.d. 20 januari 2010
inzake
BESCHIKKING
* [de minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 2009],
kind van:
[vader],
wonende te [adres],
en
[moeder],
wonende te [adres].
De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Bij beschikking d.d. 17 juni 2009 is onder meer de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige uitgesproken tot 27 april 2010.
Bij beschikking d.d. 25 november 2009 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg, in afwachting van nadere informatie van de WSG, verlengd tot 3 februari 2010.
Op 5 januari 2010 is ter griffie een aanvullende rapportage van de William Schrikker Groep (WSG) ontvangen.
Op 20 januari 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: moeder, mr. M. Schlepers, raadsvrouw van moeder, dhr. J. Scholte Aalbes namens de Raad en mevr. D.H. Luth, namens de William Schrikker Groep (WSG).
OVERWEGINGEN
Standpunt van de Raad
De Raad handhaaft zijn standpunt.
Standpunt van de WSG
De WSG concludeert dat moeder functioneert op een beperkt niveau. Moeder is niet in staat om vorm te geven aan de opvoeding. Moeder heeft geen probleeminzicht. Dit komt tot uiting in de hulpverlening. Hulpverlening komt moeizaam tot stand en er is weinig groei in de samenwerking. Moeder heeft last van stemmingswisselingen en kan haar situatie moeilijk accepteren. Zonder hulp kan moeder [de minderjarige] niet opvoeden. De WSG is van mening dat [de minderjarige] in het pleeggezin moet blijven. De bezoekregeling kan worden uitgebreid. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed, maar moet gestimuleerd worden.
Standpunt van moeder
Moeder vindt dat zij geen kans heeft gehad om vorm te geven aan de opvoeding. Mogelijk zou moeder [de minderjarige] wel kunnen opvoeden met behulp van intensieve hulpverlening. Hiervoor is ze slechts één keer aangemeld en toen afgewezen. Moeder staat ingeschreven voor een woning in [***]. Zij wil graag een zelfstandig leven opbouwen.
Moeder verzoekt tot aanstelling van een onafhankelijke deskundige om de mogelijkheden van moeder te onderzoeken. Tevens verzoekt zij tot uitbreiding van de omgangsregeling met een dag per twee weken. Moeder en dochter raken onthecht. [de minderjarige] wordt eenkennig richting pleegmoeder.
Beoordeling
Op grond van de verkregen informatie, zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter terechtzitting aangevuld, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Moeder staat onvoldoende open voor hulpverlening en het ontbreekt haar aan zelfinzicht. Dit blijkt ook uit haar plannen om op zichzelf te willen wonen. Er zijn teveel risicofactoren aanwezig voor terugplaatsing van [de minderjarige] bij moeder. Er is geen sprake van een beschermende factor in de vorm van de bereidheid van moeder om steun te vragen of adviezen te accepteren. Onder deze omstandigheden kan moeder geen zorg dragen voor [de minderjarige].
Met betrekking tot het verzoek van moeder tot aanstelling van een onafhankelijke deskundige om haar mogelijkheden te onderzoeken overweegt de kinderrechter dat moeder op eigen initiatief een deskundige kan inschakelen, waarna zij het door die deskundige uitgebrachte rapport van de kinderrechter kan overleggen. De kinderrechter ziet geen aanleiding ambtshalve over te gaan tot benoeming van een onafhankelijke deskundige. De kinderrechter is van oordeel dat dit niet tot een wezenlijk andere beslissing zal leiden. Gezien het rapport van de Raad, de informatie van de WSG en het gehoorde ter zitting is de kinderrechter voldoende geïnformeerd.
Het verzoek van moeder tot uitbreiding van de omgangsregeling dient besproken te worden met de gezinsvoogd.
BESLISSING
verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 3 februari 2010 voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H. From, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2010.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.