ECLI:NL:RBGRO:2010:BL6617

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
426228 CV EXPL 09-7646
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling op basis van betalingsregeling en redelijkheid en billijkheid

In deze zaak vorderde eiser R. betaling van gedaagde S. op basis van een betalingsregeling die was getroffen in augustus 2009. R. stelde dat S. de betalingsregeling niet correct was nagekomen, omdat de eerste termijn pas op 7 september 2009 was betaald, terwijl deze uiterlijk op 25 augustus 2009 had moeten plaatsvinden. S. voerde verweer en stelde dat hij de betalingsregeling wel degelijk was nagekomen, aangezien hij voor de dagvaarding al twee betalingen had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsregeling niet duidelijk was en dat de onduidelijkheid voor risico van R. kwam. De rechter concludeerde dat R. niet voldoende bewijs had geleverd dat S. de betalingsregeling niet was nagekomen. Bovendien hield de kantonrechter rekening met de persoonlijke omstandigheden van S., waaronder financiële problemen, en oordeelde dat het betrekken van S. in rechte niet gerechtvaardigd was. De vordering van R. werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 maart 2010 door kantonrechter F.B. Böttcher.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 426228 \ CV EXPL 09-7646
Vonnis d.d. 2 maart 2010
inzake
R.,
wonende te [adres],
eiser, hierna R. te noemen,
gemachtigde mr. M.H.P. Garst, werkzaam bij Houkes c.s. te Emmen,
tegen
S.
gevestigd te [adres],
gedaagde, hierna S. te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
R. vordert bij dagvaarding van 28 september 2009 betaling van S. van een bedrag van € 2.078,07, te vermeerderen met rente, wettelijke verhoging en kosten.
S. heeft mondeling gemotiveerd verweer gevoerd.
Partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Bij repliek heeft R. de vordering verminderd met de betaling van S. ad € 400,-.
OVERWEGINGEN
Feiten
1.1 R. heeft in het kader van zijn opleiding met S. een arbeidsovereenkomst gesloten.
1.2 R. heeft terzake de uitbetaling van zijn loon over de maanden februari en maart 2009 en aanverwante vorderingen een betalingsregeling met S. getroffen die d.d. 19 augustus 2009 door zijn gemachtigde aan S. schriftelijk is bevestigd.
1.3 In alinea 5 van voormelde brief staat vermeld dat "betaalbaarstelling maandelijks dient te worden gerealiseerd uiterlijk op de 25e en wel op rekeningnummer {nummer] t.n.v. de heer R.".
Standpunt R.
2.1 R. heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat S. de overeengekomen betalingsregeling niet is nagekomen. Hij verwijst hiervoor naar boven vermelde brief van 19 augustus 2009 waarin een telefonisch onderhoud van 18 augustus 209 is bevestigd. In de brief van 19 augustus 2009 is te lezen dat de betaalbaarstelling van het bedrag maandelijks dient te worden gerealiseerd uiterlijk op de 25e dag van de maand. Uit deze zin volgt dat de eerste periodieke betaling op 25 augustus 2009 plaats had moeten vinden. Nu S. pas op 7 september is overgegaan tot betaling van de eerste periodieke betaling was R. gerechtigd S. in rechte te betrekken.
2.2 R. vordert na repliek het loon vermeerderd met vakantiegeld over de maanden februari en maart 2009 ad € 1.678,07. Hij vordert tevens rente ad € 51,63, wettelijke verhoging (50%) ad € 839,04 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 382,50.
Standpunt S.
3.1 S. voert tot zijn verweer aan dat hij de betalingsregeling wel degelijk is nagekomen. Voordat de dagvaarding is uitgebracht heeft hij op 7 en 23 september twee maal een bedrag van € 200,- overgemaakt. Producties zijn bij antwoord in het geding gebracht.
3.2 Op 4 september heeft hij een telefoontje ontvangen van de werkgever van R. dat hij de betalingsregeling diende na te komen. Hij heeft deze werkgever toen verteld dat hij de schriftelijke bevestiging van 19 augustus 2009 nog niet had gelezen en toegezegd zo snel mogelijk geld over te maken. Op 4 september heeft S. R. vervolgens per sms bericht dat hij € 200,- had overgemaakt.
3.3 S. is ten onrechte in rechte betrokken terwijl R. en zijn huidige werkgever op de hoogte zijn van zijn financiële problemen (een verliesjaar van € 48.000,-) vanwege een onverzekerd ziek personeelslid en een aantal niet dan wel slecht betalende klanten.
3.4 Bij dupliek is tenslotte nog een productie in het geding gebracht waaruit blijkt dat S. na de betalingen in september 2009 ook op 20 oktober, 23 november, 22 december 2009 en 18 januari 2010 betalingen van € 200,- heeft overgemaakt naar de rekening van R.
Beoordeling
4.1 Tussen partijen is in geschil of S. terecht in rechte is betrokken omdat hij de getroffen betalingsregeling niet correct is nagekomen door pas op 4 september 2009 - volgens R. tien dagen te laat - aan de betalingsregeling te voldoen. Overigens staat in rechte vast dat S. voorafgaande aan het uitbrengen van de dagvaarding reeds de eerste twee termijnen aan R. had overgemaakt.
4.2 Ter onderbouwing van de vordering wordt verwezen naar de op 19 augustus 2009 gedateerde brief waarin met geen woord wordt gerept over de ingangsdatum van de regeling.
Voor de kantonrechter blijft onduidelijk of partijen mondeling in augustus 2009 hebben afgesproken dat S. voor 25 augustus 2009 de eerste termijn zou overmaken en deze onduidelijkheid dient naar het oordeel van de kantonrechter voor risico van R. te komen. Evenmin is duidelijk of S. de bief van 19 augustus 2009 op 4 september 2009 heeft ontvangen en niet gelezen of dat hij deze brief op 4 september 2009 nog niet in zijn brievenbus had aangetroffen. De vordering van R. valt en staat met de stelling dat met R. was overeengekomen dat hij voor 25 augustus 2009 de eerste termijn zou betalen. Nu dit niet in rechte is vast komen staan en R. van het voorgaande geen specifiek bewijs heeft bijgebracht noch aangeboden dient de vordering naar het oordeel van de kantonrechter als ongegrond te worden afgewezen.
4.3 Overigens houdt de kantonrechter het ervoor dat R. bekend was met de persoonlijke omstandigheden van S. en hij het sms-bericht op 4 september 2009 heeft ontvangen.
4.4 Hoe dan ook, ook indien de stellingen van R. in rechte waren komen vast te staan,dient R. de vordering, gelet op de omstandigheden van het geval - met name de relatieve korte termijnoverschrijding van de eerst termijn en stipte betaling van de tweede termijn voorafgaande aan het uitbrengen van de dagvaarding - naar het oordeel van de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te worden ontzegd als zijnde door het gestelde niet gerechtvaardigd.
4.5 R. zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt R. in de kosten van de procedure aan de zijde van S. tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, en op 2 maart 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FB