RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630027-09 (promis)
datum uitspraak: 22 maart 2010
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonplaats en adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juli 2008, te Wirdum, gemeente Loppersum,
met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte meerdere malen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, tong in
de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 juli 2008 te Wirdum, gemeente Loppersum, met [slachtoffer 1],
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen,
althans eenmaal, duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die
[slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 30 november
2006, te Uithuizen, gemeente Eemsmond, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 1992), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meerdere malen, althans eenmaal,
de borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer 2]
betast en/of gestreeld en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 30 november
2006, te Uithuizen, gemeente Eemsmond, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of strelen van de
borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer 2] en/of
het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, het seksueel binnendringen, meer omstandigheden nodig zijn. In het onderhavige geval zijn die omstandigheden er niet. Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster, die toen nog 15 jaar was, een tongzoen heeft gegeven. Aangeefster, die destijds veel minder ervaren was op seksueel gebied dan verdachte, heeft zich overrompeld en ontuchtig benaderd gevoeld. Verdachte is te ver gegaan. De officier van justitie acht daarom het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw de rechtbank in overweging gegeven niet het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren. Hoewel de Hoge Raad heeft bepaald dat tongzoenen beschouwd kan worden als seksueel binnendringen, denkt men in het algemeen bij seksueel binnendringen toch aan andere handelingen die een veel grotere inbreuk maken op de lichamelijke integriteit dan zoenen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden. Verdachte heeft toegegeven dat hij aangeefster heeft gevingerd en dat hij is doorgegaan toen aangeefster niet meer wilde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
(met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde)
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 augustus 2008, opgenomen op pagina 59 e.v. van dossier nr. PL01TN/08-010178 d.d. 8 april 2009, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1].
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
(met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde)
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 maart 2009, opgenomen op pagina 112 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2].
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 maart 2009, opgenomen op pagina 121 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen. Vast staat dat verdachte aangeefster, die 15 jaar oud was, een tongzoen heeft gegeven. Overeenkomstig geldende jurisprudentie ziet de rechtbank een tongzoen als seksueel binnendringen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 juli 2008, te Wirdum, gemeente Loppersum, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 30 november 2006, te Uithuizen, gemeente Eemsmond, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 1992), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meerdere malen de borst(en) en bil(len) en schaamstreek en vagina van die [slachtoffer 2] betast en/of gestreeld en zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2. primair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psycholo-gische onderzoeksrapportage d.d. 1 september 2009, opgemaakt door drs. J. Buschman,
Gz-psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, op grond waarvan de deskundige adviseert om verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, licht verminderd toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
-een gevangenisstraf van 38 dagen met aftrek van voorarrest;
-een werkstraf van 200 uren;
-een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en deelname aan de behandelgroep Hands on bij de AFPN.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van grensoverschrijdend seksueel gedrag naar jonge meisjes, die veel minder ervaren waren dan verdachte. Verdachte was vooral gericht op bevrediging van zijn eigen behoeftes en hij begrijpt niet, ook na zijn detentie, wat hij fout heeft gedaan. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de ernst en de aard van de feiten, de intensiviteit van de Hands on training en het tijdsverloop met betrekking tot feit 2. Daarnaast heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend en dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, uitgaande van bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het van belang is dat geen sprake is van erg extreme feiten. Verdachte is voldoende gestraft. Hij heeft inmiddels 38 dagen vastgezeten en heeft zich bijna 10 maanden aan de voorwaarden van de Reclassering gehouden. Door de detentie is hij zijn woning kwijtgeraakt en vanwege de gebeurtenissen is zijn contract bij [werkgever], waar hij destijds werkte, niet verlengd. Daar komt bij dat het tweede feit dateert uit 2006 en dat verdachte geen documentatie heeft.
De raadsvrouw is van oordeel dat een voorwaardelijke straf niet nodig is omdat de kans op herhaling klein is. Verdachte heeft al veelvuldig contact gehad met de Reclassering. Hij heeft geleerd van dit alles en is inmiddels ook ouder geworden. Hij is zich bewust van de grenzen die hij heeft overschreden en heeft ook spijt getoond.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, mocht de rechtbank wel een voorwaardelijke straf opleggen, deze straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met twee jonge meisjes. De rechtbank rekent verdachte met name feit 2 zwaar aan. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat er sprake is geweest van fysieke dwang door verdachte. Het slachtoffer, destijds 14 jaar oud, heeft in een vroeg stadium aangegeven dat zij niet wilde dat verdachte haar aanraakte. Desondanks is verdachte doorgegaan met de ontuchtige handelingen, waarbij hij onder andere met zijn vinger(s) de vagina van het slachtoffer is binnengedrongen.
Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van meestal lange duur met zich kan brengen.
De rechtbank acht de oplegging van een forse vrijheidsstraf in beginsel dan ook passend en geboden.
Hier staat tegenover dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts betrekt de rechtbank in haar beoordeling de conclusie van voormeld psychologisch rapport, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, met name met betrekking tot feit 2.
Verder blijkt uit het psychologische rapport dat ter voorkoming van recidive verdachte behandeld dient te worden om zicht te krijgen op en te leren omgaan met de (seksuele) grenzen van anderen en de wijze waarop dit wordt duidelijk gemaakt. Deze behandeling, bijvoorbeeld bij de AFPN, kan plaatsvinden als bijzondere voorwaarde bij een reclasseringscontact. Dit advies wordt gedeeld door Reclassering Nederland in het rapport d.d. 8 december 2009. Verdachte is inmiddels aangemeld bij de AFPN, waar een Hands on training werd geadviseerd. Verdachte moet hiertoe extern gemotiveerd worden, waardoor nog niet met deze training is gestart.
De rechtbank zal het advies volgen en een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals geadviseerd door de psycholoog en de Reclassering.
De rechtbank zal verdachte een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij van oordeel is dat deze gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van met name feit 2.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich met betrekking tot feit 1 in het strafproces gevoegd
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] (gemachtigde [naam gemachtigde]).
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering, die voldoende is onderbouwd, zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] moet worden afgewezen omdat het causale verband ontbreekt tussen het tongzoenen en de schade. Als er al schade is, is die wellicht het gevolg van alle commotie die is ontstaan. Die schade kan niet worden toegerekend aan verdachte.
Subsidiair heeft de raadsvouw naar voren gebracht dat een gedeelte van de materiële schade, te weten de jurk, niet aan verdachte kan worden toegerekend. De jurk is door de politie meegenomen en kan wellicht gewoon terug worden gegeven. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de hoogte van het bedrag aan immateriële schade te matigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 178,24 aan materiële schade. Daarnaast is, naar het oordeel van de rechtbank, immateriële schade toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 200,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 378,24 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2008.
Ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank aan [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. Dit betreft de post “kleding (jurk)” ad € 71,90. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden;
-de veroordeelde moet zich binnen zeven dagen volgend op de start van het toezicht telefonisch melden bij Reclassering Groningen op het adres Eendrachtskade NZ 13 te Groningen;
-de veroordeelde is verplicht zich te laten behandelen door de AFPN Groningen door middel van het volgen van de Hands on training.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] (gemachtigde [naam gemachtigde]), toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 378,24 (zegge: driehonderd achtenzeventig euro en vierentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2008.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 378,24 (zegge: driehonderd achtenzeventig euro en vierentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2008, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] (gemachtigde [naam gemachtigde]), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 378,24, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2008, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en
S. Tempel, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2010.