ECLI:NL:RBGRO:2010:BL8939

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116031/ HA RK 10-82
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in verband met lokaalverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. van Ophoven, hebben het verzoek ingediend om feiten en omstandigheden te verzamelen ter onderbouwing van hun stelling dat verweerster, Stichting Vredewold, onrechtmatig heeft gehandeld door het uitvaardigen van een lokaalverbod aan verzoeker op 16 oktober 2009. Dit lokaalverbod was gebaseerd op beschuldigingen van dreigende taal en handtastelijkheid door verzoeker jegens een medewerkster van de stichting.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekers onvoldoende belang hebben bij het houden van een getuigenverhoor. De rechtbank oordeelde dat de feiten die verweerster aan het lokaalverbod ten grondslag heeft gelegd, door verzoekers reeds in een kort geding zijn erkend. Aangezien er geen verschil van mening bestaat over de feiten, is er geen noodzaak om getuigen te horen. De rechtbank benadrukte dat de vraag of de handelingen van verzoeker het lokaalverbod rechtvaardigen een juridische vraag is die aan de bodemrechter kan worden voorgelegd, maar niet in deze procedure kan worden beantwoord.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaringen van de betrokken partijen in lijn zijn met elkaar, en dat de waardering van de handelingen van verzoeker ter discussie staat. De rechtbank heeft verzoekers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op EUR 1.167,00. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling op 10 maart 2010.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 116031 / HA RK 10-82
Beschikking van 24 maart 2010
in de zaak van
1. [verzoekster],
wonende te Leek,
2. [verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat mr. U. van Ophoven,
tegen
STICHTING VREDEWOLD,
gevestigd te Leek,
verweerster,
advocaat mr. W. Mollema.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- de mondelinge behandeling op 10 maart 2010, waarbij [verzoeker] bijgestaan door
mr. Van Ophoven en namens verweerster [X], [Y] en [werkneemster] bijgestaan door mr. Mollema zijn verschenen.
Standpunten partijen
Verzoekers wensen dat een voorlopig getuigenverhoor gaat plaatsvinden, zodat zij kunnen bewijzen dat [verzoeker] (hierna: [verzoeker]) zich op 16 oktober 2009 niet onrechtmatig jegens verweerster dan wel haar personeel heeft gedragen. Verzoekers zijn voornemens een bodemprocedure aanhangig te maken waarin zij een verklaring voor recht willen vragen, inhoudende dat het door verweerster jegens [verzoeker] uitgevaardigde lokaalverbod van 16 oktober 2009 onrechtmatig is. Tevens zijn zij voornemens een vordering tot schadevergoeding in te dienen.
Verweerster verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Daarbij heeft zij er op gewezen dat tussen partijen weliswaar een verschil van mening bestaat over de aard en de ernst van het incident op 16 oktober 2009, maar dat hetgeen haar medewerkers hebben verklaard in essentie door [verzoeker] is erkend. Het horen van de getuigen zal derhalve niets toevoegen, hetgeen maakt dat het voorliggende verzoek misbruik van bevoegdheid dan wel strijd met de goede procesorde oplevert en zeker belang ontbeert.
De beoordeling
In artikel 186, eerste lid, Rv is bepaald dat de rechter op verzoek van een partij een voorlopig getuigenverhoor kan bevelen. Een dergelijk verzoek komt slechts in bijzondere omstandigheden voor afwijzing in aanmerking. Daarvan kan sprake zijn indien de verzoeker geen belang heeft, het verzoek in strijd is met de goede procesorde, er misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel of indien het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Bij brief van 16 oktober 2009 heeft verweerster aan [verzoeker] een lokaalverbod uitgevaardigd. In deze brief heeft verweerster onder andere geschreven:
'Wegens het uiten van dreigende taal, handtastelijkheid en gedwongen vasthouding van een medewerkster van onze Stichting Vredewold is het niet meer mogelijk om u nog langer in ons verzorgingshuis toe te laten. Wij verbieden u daarom vanaf heden de toegang tot 1 jaar in en om ons verzorgingshuis, gevestigd aan de Pulvertorenstraat 1 te Leek'.
Bij vonnis van 15 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter het lokaalverbod opgeheven per 15 februari 2010; vanaf laatstgenoemde datum heeft [verzoeker] weer vrije toegang tot het verzorgingshuis.
Het onderhavige verzoek is ingegeven door de wens van verzoekers feiten en/of omstandigheden te vergaren ter onderbouwing van hun stelling dat verweerster met de uitvaardiging van het hiervoor genoemde lokaalverbod jegens [verzoeker] onrechtmatig heeft gehandeld.
Aanleiding voor het door verweerster aan [verzoeker] uitgevaardigde lokaalverbod is een incident dat op 16 oktober 2009 heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [werkneemster], een medewerkster van verweerster. Dienaangaande heeft [werkneemster] onder andere het volgende verklaard:
'(...) [verzoeker] zocht mij enige minuten laten weer op in mijn kantoor. Hij uitte zijn ongenoegen op een misdragende, schreeuwende en intimiderende manier: "Doe gaast er verdomme voor zorgen dat het motblik en veger terug komt. En ast doe dat niet doest bin de gevolgen voor diezelf'. (...) [verzoeker] kwam voor mij staan. Ik ben vervolgens opgestaan van mijn bureaustoel. [verzoeker] duwde mij in de hoek en stond dicht bij mij te schreeuwen. (...)
Ik was alleen en stond in een hoek geduwd met een hevig verbaal agressief en intimiderend (...) heerschap. Dit heeft voor mij een gevoel gegeven van onveiligheid. Ik was op dat moment bang. (...) Cliënten reageerden hevig ontdaan en er waren een aantal cliënten, die hun appartementen niet meer durfden te verlaten (...). Op het moment dat ik naar beneden wilde lopen om een managementlid te roepen, kwam ik voorbij het appartement van mw. van der Wijk. [verzoeker] stond in de deuropening en op het moment dat ik wilde passeren, greep hij mij bij mijn vest en wilde mij het appartement ingooien. Ik heb mij los gerukt en heb mijn weg vervolgd. (...)
[verzoeker] heeft omtrent het incident onder andere het volgende verklaard:
- de dagvaarding in kort geding d.d. 10 december 2009, randnummer 17:
'(...) Wel heeft eiser 2 [[verzoeker], rb] een personeelslid (inmiddels hebben eisers uit berichten afkomstig van gedaagde begrepen, dat deze persoon [werkneemster] heet) kort bij de schouder vastgepakt. (...)',
- de pleitaantekeningen in kort geding d.d. 6 januari 2010, randnummer 4:
'Het is mogelijk dat [verzoeker] zich met stemverheffing heeft geuit. (...) [verzoeker] heeft [werkneemster] even aan haar vest vastgehouden in een verzoek om mee te komen naar de kamer van zijn moeder. [werkneemster] heeft zich toen zo bewogen dat het vest aan een kant over de arm naar beneden gleed. (...)',
- de pleitaantekeningen in kort geding d.d. 6 januari 2010, randnummer 11:
'(...) Mijn cliënt ontkent dat hij [werkneemster] in de hoek van de kamer heeft gedrukt; wel heeft hij dichtbij haar gestaan toen hij met haar sprak. (...)',
- de pleitaantekeningen in kort geding d.d. 6 januari 2010, randnummer 13:
'(...) Mijn cliënt erkent dat hij [werkneemster] bij de mouw van haar vest heeft vastgepakt, maar omdat zij doorliep zakte het vest van haar schouder en gebeurde er verder niets. (...)
De rechtbank is van oordeel dat voorgaande verklaringen en erkenningen van [verzoeker] in lijn zijn met de verklaring die [werkneemster] omtrent het incident heeft afgelegd. [verzoeker] verklaart immers dat hij met stemverheffing tegen [werkneemster] heeft gesproken, dat hij daarbij dicht tegen haar heeft aangestaan en dat hij haar bij haar vest heeft vastgepakt. In die zin verschillende partijen dan ook niet van inzicht over hetgeen zich op 16 oktober 2009 heeft voorgedaan.
Partijen verschillen wel van mening over de waardering van deze handelingen en over de vraag of die handelingen het door verweerster op 16 oktober 2009 gegeven lokaalverbod kunnen dragen, oftewel of voornoemde handelingen zijn aan te merken als 'het uiten van dreigende taal, handtastelijkheid en gedwongen vasthouding'.
De vraag of de betreffende handelingen aangemerkt kunnen worden als het uiten van dreigende taal, handtastelijkheid en gedwongen vasthouding, is een juridische en niet een feitelijke vraag, die in een bodemprocedure aan de rechter kan worden voorgelegd.
Nu partijen niet van mening verschillen over de feiten die verweerster aan het door haar gegeven lokaalverbod ten grondslag heeft gelegd, hebben verzoekers onvoldoende belang bij het onderhavige verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor om diezelfde feiten te onderzoeken. Om die reden zal het verzoek dan ook worden afgewezen.
Verzoekers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van verweerster begroot op EUR 263,00 aan vast recht en EUR 904,00 aan salaris (2 punten x EUR 452,00).
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af,
veroordeelt verzoekers in de kosten van deze procedure aan de zijde van verweerster, tot op heden begroot op EUR 1.167,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.?
type: chb
coll: