ECLI:NL:RBGRO:2010:BL9970

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108563/FA RK 09-552
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.Th. Buijtenhuijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van partneralimentatie op basis van samenwoning onder Belgisch recht

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 9 februari 2010 uitspraak gedaan over de beëindiging van de partneralimentatie tussen partijen, die in België zijn gehuwd en daar een echtscheidingsovereenkomst hebben gesloten. De man heeft verzocht om zijn alimentatieverplichting ten behoeve van de vrouw met terugwerkende kracht op nihil te stellen, omdat de vrouw samenwoont met een andere man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de alimentatieovereenkomst is opgesteld naar Belgisch recht, en dat de man zich beroept op een bepaling in de overeenkomst die stelt dat het sluiten van een huwelijk door de vrouw een grond is voor beëindiging van de alimentatieverplichting. De rechtbank overweegt dat de overeenkomst aan strengere eisen is gebonden en dat een eenzijdige wijziging van de alimentatieverplichting niet mogelijk is, tenzij dit expliciet in de overeenkomst is opgenomen. De vrouw heeft de stelling van de man betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van een economische eenheid en duurzame samenleving. De rechtbank concludeert dat het Belgische recht, dat van toepassing is op de alimentatieovereenkomst, geen mogelijkheid biedt om de alimentatieverplichting te beëindigen enkel op basis van samenwoning. De rechtbank heeft de man in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen verder te onderbouwen en heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling. De beslissing om hoger beroep toe te laten is ook genomen, zodat partijen de mogelijkheid hebben om tegen deze beschikking in beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 108563/FA RK 09-552
beschikking d.d. 9 februari 2010
in de zaak van:
de man,
advocaat mr. C.L.M. Gommers,
en
de vrouw,
advocaat mr. A.M. Crouwel.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 17 maart 2009 een verzoekschrift ingediend ertoe strekkende, dat zijn onderhoudsplicht ten behoeve van de vrouw met ingang van 1 september 2008 op nihil wordt gesteld, kosten rechtens.
De vrouw heeft op 11 mei 2009 een verweerschrift ingediend.
Daarbij heeft zij primair verzocht om het verzoek van de man op grond van het Belgische recht af te wijzen.
Subsidiair heeft de vrouw verzocht het verzoek op grond van het Nederlandse recht af te wijzen en meer subsidiair heeft zij verzocht tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek met ingang van 16 maart 2009 tot en met 31 augustus 2009.
Ter griffie is op 1 oktober 2009 een brief met bijlagen d.d. 30 september 2009 van
mr. Gommers ontvangen. Daarbij is - geheel subsidiair - verzocht bij beschikking de achterstand in alimentatiebetaling per 3 februari 2009 vast te stellen op € 4.329,21, te verminderen met de betalingen van € 3.205,59, althans op € 10.267,68, te verminderen met de betalingen van € 3.205,59 en met veroordeling van de vrouw om hetgeen zij teveel heeft ontvangen aan de man terug te betalen.
Op 2 oktober 2009 is ter griffie een brief met bijlagen van dezelfde datum van mr. Crouwel ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 13 oktober 2009. Daarbij zijn de man en de advocaten verschenen en gehoord.
Beide advocaten hebben gebruik gemaakt van pleitnotities.
RECHTSOVERWEGINGEN
rechtsmacht
Ingevolge artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, omdat de man in Nederland zijn woonplaats heeft.
Partijen verschillen hierover ook niet van mening.
toepasselijk recht
Partijen verschillen van mening over het recht, dat op het onderhavige verzoek moet worden toegepast. Volgens de man is primair het Nederlandse recht van toepassing, volgens de vrouw het Belgische recht.
De man heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- de indertijd tussen partijen gesloten alimentatieovereenkomst is opgesteld naar Belgisch recht;
- de overeenkomst omvat geen (rechts-) keuze voor het Belgische recht;
- de man woonde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al in Nederland;
- partijen hebben tijdens hun huwelijk gedurende drie jaar in de Verenigde Staten gewoond, zodat een verdere internationale levenswandel geenszins ondenkbaar was en deze zich ook heeft voorgedaan;
- het was de intentie van partijen dat hun verdere rechtsverhouding zou worden bepaald door het land, waarin zij feitelijk zouden verblijven;
de man heeft geen maatschappelijke band meer met België; hij is sinds
18 september 2004 getrouwd met een Nederlandse vrouw en is niet voornemens naar België terug te keren;
- partijen zijn beiden nauw verbonden geraakt met Nederland en de Nederlandse rechtssfeer, hetgeen mag blijken uit de volgende feiten en omstandigheden:
- twee van de drie kinderen van partijen - A en B - wonen sinds april 2007 in Nederland en volgen hier hun opleiding;
- de vrouw heeft vanaf maart 2008 een relatie met een Nederlandse man, waarmee zij in ieder geval per augustus 2008 is gaan samenwonen;
- de vrouw heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland, ondanks dat zij zich op 1 juli 2009 in Den Haag heeft laten uitschrijven;
- C., de zoon van partijen, is met de vrouw meegekomen naar Nederland;
hij is op 30 juni 2008 aangemeld voor 5VWO in Den Haag, maar is nadien in het eindexamenjaar geplaatst; met ingang van het nieuwe studiejaar is C. in Leuven (België) geneeskunde gaan studeren; hij woont daar op kamers en verblijft in de weekenden bij de vrouw in Nederland.
Daartegenover heeft de vrouw het volgende aangevoerd:
- partijen hebben een convenant naar Belgisch recht doen opstellen; op verschillende plaatsen in het convenant wordt expliciet naar Belgische wetsartikelen verwezen, bijvoorbeeld in de paragraaf over de alimentatie naar art. 1288 van het Gerechtelijk Wetboek, waarin onder meer de mogelijkheid voor partijen is geregeld om met betrekking tot partneralimentatie een zogenaamde EOT (Echtscheiding door Onderlinge Toestemming) op te maken;
- hieruit kan worden opgemaakt, dat partijen in ieder geval impliciet het Belgische recht van toepassing hebben doen zijn op hun echtscheiding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen, zoals overeengekomen in de akte EOT;
- alle bedragen in de akte EOT zijn in Belgische Francs vermeld;
- tot op heden indexeren partijen de kinder- en de partneralimentatie volgens het Belgische indexeringssysteem;
- de vrouw heeft tijdelijk in Nederland gewoond en is - nadat zoon [C.] in België is gaan studeren en wonen - weer naar België teruggekeerd.
Overeenkomsten tussen ex-echtgenoten over onderhoudsverplichtingen worden niet zonder meer bestreken door het Haags Alimentatieverdrag, zodat - meer bepaald artikel 8 - van dat Verdrag in dezen toepassing mist.
Partijen hebben de Belgische nationaliteit. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst woonden beiden in België.
In de akte EOT zijn de alimentatiebijdragen overeengekomen in Belgische Francs en hetzelfde geldt voor de indexering.
De echtscheiding is in België naar Belgisch recht uitgesproken en datzelfde recht is toegepast op de verzochte nevenvoorzieningen, waaronder de partneralimentatie.
De indexeringen worden toegepast volgens het Belgische recht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat op grond van het beginsel van de nauwste verbondenheid, het Belgische recht op de alimentatieovereenkomst van toepassing is.
Naar aanleiding van de stellingen van partijen, de geraadpleegde wetteksten en relevante jurisprudentie overweegt de rechtbank verder nog het volgende:
Op 1 september 2007 is bij Wet van 27 april 2007 (Burgerlijk Wetboek, Belgisch Staatsblad van 7 juni 2007), het echtscheidingsrecht in België ingrijpend gewijzigd.
De onderhavige alimentatiebijdrage is niet gebaseerd op een rechterlijke uitspraak, maar op de tussen partijen gesloten overeenkomst in de akte EOT van 24 november 1999 en
wordt beheerst door de regels van het verbintenissenrecht.
In beginsel kan een dergelijke overeenkomst niet eenzijdig worden gewijzigd, tenzij partijen dat in de overeenkomst zelf hebben afgesproken, hetgeen niet het geval is.
Artikel 301 paragraaf 7 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op overeenkomsten, die na 1 september 2007 zijn gesloten.
Er is geen specifieke overgangsbepaling met betrekking tot voormeld artikel.
Krachtens een beginsel van overgangsrecht blijven de overeenkomsten, die op geldige wijze onder de gelding van de oude wet zijn gesloten, bestaan en blijven deze onder gelding van die wet vallen. Dit geldt ook voor overeenkomsten, die aan de basis liggen van de procedure echtscheiding door onderlinge toestemming.
Dit betekent dat op alle vóór 1 september 2007 gesloten overeenkomsten, het beginsel van de principiële onwijzigbaarheid van de overeengekomen onderhoudsuitkering onverminderd van toepassing blijft, zelfs wanneer de echtscheidingsprocedure nog niet werd ingeleid op de datum van inwerkingtreding van het Burgerlijk Wetboek van 27 april 2007.
In de onderhavige zaak is de akte EOT opgemaakt op 24 november 1999, hetgeen impliceert dat de overeengekomen alimentatiebijdrage onder het oude - vóór 1 september 2007 geldende - recht valt.
vaststaande feiten:
Partijen zijn op 19 april 1990 in Brugge (België) met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- A. op 18 mei 1993 te Hinsdale in de Verenigde Staten en
- B. op 29 september 1996 in de gemeente Edegem in België.
Partijen hebben ten overstaan van notaris F. de Baecker te Antwerpen op 24 november 1999 een overeenkomst voorafgaande echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT) gesloten.
Daarbij zijn zij onder meer het volgende overeengekomen:
- de man zal bijdragen in de kosten van de kinderen die bij de vrouw verblijven met een maandelijks bedrag van 8.000 Belgische francs per kind, te verhogen tot een bedrag van 10.000 Belgische francs, zodra het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en te verhogen tot 12.500 Belgische francs, zodra het kind de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt; voormelde bedragen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 24 december 1993, Belgisch Staatsblad van 31 december 1993;
- voor het geval de kinderbijslag wordt overgemaakt aan de man, verbindt hij zich ertoe deze over te maken aan de vrouw;
- de man zal tijdens de proefperiode en na het definitief worden van de echtscheiding aan de vrouw een onderhoudsuitkering betalen van 58.000 Belgische francs per maand; de betaling en de indexatie geschiedt op dezelfde wijze en op dezelfde tijdstippen als de bijdragen ten behoeve van de kinderen;
- de uitkering kan worden verminderd of opgeheven, indien de toestand van de uitkeringsplichtige ingrijpend is gewijzigd en indien de man de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
- de uitkering blijft verschuldigd ondanks eventuele andere inkomsten van de vrouw, maar is niet langer verschuldigd wanneer de vrouw hertrouwt;
- de regeling inzake uitkering na echtscheiding is tussen partijen louter conventioneel en kan dus niet worden gewijzigd wegens andere oorzaken of omstandigheden dan degene, waarvan uitdrukkelijk sprake is in deze overeenkomst.
Op 26 juni 2000 is tussen partijen door de derde B kamer van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen de echtscheiding uitgesproken en hun huwelijk is op 16 augustus 2000 ontbonden door inschrijving van die echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Bij vonnis d.d. 19 december 2007 van de achtste kamer van de Jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen is onder meer beslist, dat de financiële regeling van de akte EOT voor wat betreft het thans meerderjarige kind van partijen [C.] behouden blijft.
Verder is voor recht gezegd, dat de vrouw gehouden is een onderhoudsbijdrage te betalen voor [A.] en [B.] van € 150,- per kind per maand vanaf april 2007, draagbaar ten huize van de man en gekoppeld aan de schommelingen van het Belgische indexcijfer der kleinhandelsprijzen, met aanpassing om de twaalf maanden volgens de evenredigheidsformule.
Bij arrest d.d. 11 juni 2008 heeft het Hof van Beroep te Antwerpen, zestiende bis-kamer- jeugd, rechtdoende in burgerlijke zaken onder meer beslist, dat het basisbedrag van de onderhoudsbijdrage die de vrouw aan de man voor elk van de kinderen [A.] en [B.] dient te voldoen, € 150,- bedraagt. Als gevolg van de wettelijke indexatie bedraagt deze bijdrage momenteel in totaal € 313,16 per maand.
De bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw bedraagt als gevolg van de wettelijke indexatie momenteel € 1.756,23 per maand.
Bij vonnis van de kort gedingrechter in deze rechtbank van 3 april 2009 is het verzoek van de man tot schorsing van gelegde beslagen c.q. opheffing van die beslagen c.s. afgewezen.
samenwonen met een ander als waren zij gehuwd
De man heeft gesteld dat hij de ten behoeve van de vrouw opgelegde onderhoudsbijdrage niet langer is verschuldigd, omdat de vrouw al geruime tijd samenleeft met een andere man als ware zij gehuwd.
De vrouw heeft deze stelling uitdrukkelijk bestreden. Zij erkent de samenwoning, maar stelt dat er geen sprake is van een economische eenheid en duurzame samenleving.
Van belang is artikel 1288 van het Belgische Gerechtelijk Wetboek en het in de akte EOT opgenomen niet-wijzigingsbeding. Daaruit kan onder meer worden afgeleid, dat de overeenkomst over alimentatie in beginsel niet eenzijdig gewijzigd kan worden, tenzij partijen dat in die overeenkomst hebben afgesproken.
De overeenkomst strekt partijen tot wet en wordt ook als dading aangemerkt in het Belgische recht.
Partijen zijn in de akte EOT expliciet overeengekomen, dat het sluiten van een huwelijk door de vrouw een grond is voor beëindiging van de alimentatieverplichting van de man.
Impliciet kan daaruit worden afgeleid, dat partijen wettelijke samenwoning en feitelijke samenleving niet als een zodanige beëindiginggrond hebben willen doen opnemen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het toepasselijke oude Belgische recht geen mogelijkheid biedt tot beëindiging van de alimentatieverplichting op grond van het feit, dat de alimentatiegerechtigde samenwoont met een ander als waren zij gehuwd.
Artikel 1134 BW bepaalt dat in beginsel alle overeenkomsten de partijen tot wet strekken. Volgens de artikelen 2052 en 2053 BW is de overeenkomst, dus ook een echtscheidingsovereenkomst - als een vorm van dading - zelfs aan strengere eisen gebonden.
Op grond van artikel 2053 BW kan een dading worden vernietigd, wanneer er dwaling heeft plaatsgevonden in de persoon over het voorwerp van het geschil en ook wanneer er sprake is (geweest) van bedrog of geweld.
beoordeling
De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is overwogen aanleiding om alvorens verder te beslissen, de man in de gelegenheid te stellen zich bij akte schriftelijk uit te laten over het leveren van het bewijs van een of meer voormelde vernietigingsgronden.
Daartoe wordt de zaak verwezen naar na te noemen rolzitting. De man dient dan tevens duidelijk te maken of hij zijn stellingen wenst te handhaven, dan wel wenst aan te passen en ook of hij bewijs van zijn stellingen wil leveren en zo ja, op welke wijze.
Verder dient de man zich uit te laten over de aanvulling op zijn verzoek (geformuleerd in de op 1 oktober 2009 ter griffie ontvangen brief d.d. 30 september 2009 van mr. Gommers) om, indien zijn primaire verzoek wordt afgewezen, de achterstand in de alimentatiebetalingen per 3 februari 2009 vast te stellen op een bedrag van € 4.329,21, verminderd met de betalingen van in totaal € 3.205,59, althans op een bedrag van € 10.267,68, verminderd met voormeld bedrag van € 3.205,59 en met veroordeling van de vrouw om hetgeen zij teveel heeft ontvangen aan de man terug te betalen.
De vrouw heeft vervolgens de gelegenheid om schriftelijk bij akte hierop te reageren.
Gelet op de strekking van hetgeen hiervoor is overwogen over met name het toepasselijke recht en de samenleving van de vrouw als ware zij gehuwd, dient naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid om hoger beroep tegen deze beschikking in te stellen te worden toegelaten.
BESLISSING
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag, 23 februari 2010 en bepaalt dat de man dan zich schriftelijk bij akte dient uit te laten, zoals hiervoor is overwogen;
bepaalt dat de vrouw ter rolle van dinsdag 9 maart 2010 hierop schriftelijk bij akte dient te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.Th. Buijtenhuijs en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.
gdk