ECLI:NL:RBGRO:2010:BM0989
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over het gebruik van autogordels en de juiste wijze van dragen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene, wonende te Drachten, had beroep ingesteld tegen een sanctie die was opgelegd omdat zij als bestuurder of passagier geen gebruik had gemaakt van een autogordel. De procedure begon met een brief van betrokkene op 7 mei 2009, waarin zij haar beroep aankondigde. De zitting vond plaats op 8 februari 2010, waar de gemachtigde van betrokkene en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie aanwezig waren.
De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat zijn dochter wel degelijk een gordel droeg, maar dat deze onder haar linker oksel was geplaatst. Betrokkene stelde dat zij niet op de hoogte was van de juiste wijze van het dragen van de gordel en vond dat de verbalisant had moeten volstaan met een waarschuwing. De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat betrokkene de gordel niet op de juiste manier had gebruikt.
De kantonrechter oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, maar dat het gebruik van de gordel niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechter verduidelijkte dat onder het dragen van een gordel niet elk willekeurig gebruik kan worden verstaan, maar dat dit moet gebeuren op de voorgeschreven wijze. Aangezien betrokkene de gordel functioneel als een tweepuntsgordel had gebruikt, werd geoordeeld dat zij de verweten gedraging had verricht. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en deze beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.