RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670045-10 (promis)
datum uitspraak: 26 april 2010
raadsvrouw: mr. L.G. Mellens
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, buiten de als zodanig aangeduide
bebouwde kom van Foxhol, gemeente Hoogezand-Sappemeer, in ieder geval in de
gemeente Hoogezand-Sappemeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder
van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, het fiets-
bromfietspad langs de Energieweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
te gaan rijden terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank
aldaar, bij het naderen van een bocht(en) en/of afbuiging(en) naar rechts en
naar links, ter hoogte van de afslag met de Scheepswervenweg, te rijden met
een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en/of geen, althans
onvoldoende, snelheid te minderen en/of niet, althans onvoldoende, te
anticiperen op (een) mogelijk hem tegemoetkomende fietser(s) en/of niet zoveel
als mogelijk rechts te houden en/of (vervolgens) met de door hem bestuurde
bromfiets te geraken op de rijstrook welke bestemd was voor het hem
tegemoetkomende verkeer, (daarbij) een doorgetrokken streep overschrijdend,
waarna (vervolgens) een botsing is ontstaan tussen de door hem bestuurde
bromfiets en een hem tegemoetkomende fietser
waardoor een ander, die/een hem tegemoetkomende fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudige kaakbreuk en
oogkasbreuk, een breuk en wond aan een teen, een breuk en wond aan een vinger
en/of een hersenschudding, werd toegebracht, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte,
verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, buiten de als zodanig aangeduide
bebouwde kom van Foxhol, gemeente Hoogezand-Sappemeer, in ieder geval in de
gemeente Hoogezand-Sappemeer, als bestuurder van een voertuig (bromfiets),
daarmee rijdende op de weg, het fiets- bromfietspad langs de Energieweg, is
gaan rijden terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank
aldaar, bij het naderen van een bocht(en) en/of afbuiging(en) naar rechts en
naar links, ter hoogte van de afslag met de Scheepswervenweg, heeft gereden
met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en/of geen, althans
onvoldoende, snelheid heeft geminderd en/of niet, althans onvoldoende, heeft
geanticipeerd op (een) mogelijk hem tegemoetkomende fietser(s) en/of niet
zoveel als mogelijk rechts heeft gehouden en/of een doorgetrokken streep heeft
overschreden en/of (vervolgens) met de door hem bestuurde bromfiets is geraakt
op de rijstrook welke bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer
waarna (vervolgens) een botsing is ontstaan tussen de door hem bestuurde
bromfiets en een hem tegemoetkomende fietser, genaamd [slachtoffer],
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
B.
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, buiten de als zodanig aangeduide
bebouwde kom van Foxhol, gemeente Hoogezand-Sappemeer, in ieder geval in de
gemeente Hoogezand-Sappemeer, als bestuurder van een voertuig, (bromfiets),
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat
het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 470 microgram, in
elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft daarbij gelet op het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse en de verklaringen van verdachte en het slachtoffer. De officier van justitie is van mening dat verdachte niet roekeloos, maar zeer onvoorzichtig heeft gereden en zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Bovendien was verdachte bestuurder van een bromfiets terwijl hij onder invloed van alcohol was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet is door onderzoek vastgesteld dat verdachte met een dergelijke snelheid heeft gereden als hij zelf heeft verklaard. Bovendien heeft verdachte zoveel mogelijk geprobeerd de aanrijding te voorkomen door een heftige ontwijkingmanoeuvre uit te voeren waardoor hij in de sloot terecht kwam. De raadsvrouw heeft bepleit dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden aangezien wel vaststaat dat verdachte op de verkeerde weghelft reed en onder invloed van alcohol was.
De rechtbank leidt uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
Op 18 augustus 2009 reed verdachte als bestuurder van een bromfiets over het (brom)fietspad van de Energieweg te Foxhol in de richting van Groningen.(1) [slachtoffer] en [getuige] reden hem op dat (brom)fietspad op de racefiets tegemoet.(2)
Kort voor de afslag Scheepswervenweg buigt het (brom)fietspad af van de Energieweg en kort na de afslag buigt het (brom)fietspad weer terug. De bromfiets en de racefiets van de heer [slachtoffer] botsten op het (brom)fietspad tegen elkaar. Uit de aangetroffen sporen is gebleken dat deze aanrijding plaatsvond op de voor de fietser bestemde rijstrook, in één van de bochten nabij die afslag Scheepswervenweg. De rijstroken zijn ter plaatse van elkaar gescheiden door een ononderbroken streep.(3) Tengevolge van deze aanrijding raakte de fietser zwaar gewond, te weten een meervoudige kaakbreuk, een oogkasbreuk, een wond en breuk van de vierde teen van de linkervoet, een breuk en wond van de tweede vinger van de linkerhand en een hersenschudding.(4) Het slachtoffer kon hierdoor enkele maanden niet naar zijn werk en ondervindt nog steeds dagelijks hinder van de gevolgen van het ongeval.(5)
Op het (brom)fietspad is de toegestane maximum snelheid 40 kilometer per uur.(6) Verdachte reed volgens zijn eigen verklaring op dat moment 55 kilometer per uur. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij vóór het ingaan van de bocht de fietsers al had gezien.(7) Verdachte is aangehouden terzake van rijden onder invloed en op het politiebureau is hem een ademanalyse afgenomen. Het resultaat van deze ademanalyse was 470 µg/l.(8) Verdachte heeft daarover verklaard dat hij 's middag twee glazen bier had gedronken en later die dag nog eens vier glazen en daarna weer als bestuurder op de bromfiets is gestapt.(9) Bovendien is gebleken dat verdachte niet in het bezit was van een bromfietscertificaat.(10)
Aan verdachte is primair tenlastegelegd dat hij door roekeloos rijgedrag een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Uit de stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte reed met een geleende bromfiets, terwijl hij niet in het bezit was van een bromfietscertificaat, onder invloed van alcohol was en reed op een (brom)fietspad waar de toegestane maximumsnelheid 40 kilometer per uur bedroeg. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij ongeveer 55 kilometer per uur reed. Vaststaat dat verdachte te snel heeft gereden, zeker gezien de situatie ter plaatse. Verdachte heeft, naar hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard, uit gewoonte de dubbele bocht afgesneden en reed daarbij op de verkeerde weghelft. Juist bij het naderen van zo'n dubbele bocht, en zeker nu verdachte tegemoetkomende fietsers had gezien, zou verdachte vaart hebben moeten minderen en daarbij op zijn eigen weghelft hebben moeten blijven rijden. Door dit niet te doen heeft verdachte de aanrijding niet meer kunnen voorkomen. Voor zover verdachte heeft verklaard bij het zicht last te hebben gehad van de ondergaande zon is de rechtbank van oordeel dat dit gegeven voor verdachte juist een extra reden had moeten zijn om extra voorzichtig door de naderende bochten te rijden en zijn snelheid te matigen.
De rechtbank beoordeelt het hiervoor omschreven rijgedrag van verdachte als roekeloos en is van oordeel dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en komt daarmee tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Tevens komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het feit dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 augustus 2009, buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Foxhol, gemeente Hoogezand-Sappemeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, het fiets- bromfietspad langs de Energieweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te gaan rijden terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank
en
aldaar, bij het naderen van bochten naar rechts en naar links, ter hoogte van de afslag met de Scheepswervenweg, te rijden met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en geen snelheid te minderen en niet te anticiperen op hem tegemoetkomende fietsers en niet zoveel
als mogelijk rechts te houden en vervolgens met de door hem bestuurde bromfiets te geraken op de rijstrook welke bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer, daarbij een doorgetrokken streep overschrijdend,
waarna vervolgens een botsing is ontstaan tussen de door hem bestuurde bromfiets en een hem tegemoetkomende fietser
waardoor een ander, die hem tegemoetkomende fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudige kaakbreuk en oogkasbreuk, een breuk en wond aan een teen, een breuk en wond aan een vinger en een hersenschudding, werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte vanwege het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid van verdachtes handelen, de gevolgen van het feit voor het slachtoffer [slachtoffer], met de persoon van de verdachte zoals deze blijkt uit het reclasseringsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 9 april 2010 en het verhandelde ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf matigt, aangezien zij tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit komt.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich de gevolgen van zijn handelen zeer bewust is en oprecht heeft meegeleefd met het slachtoffer. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevolgen van het ongeval voor verdachte ook groot zijn geweest. Het pleit voor verdachte dat hij, met zijn verslavingsachtergrond, niet in zijn oude verslaving is teruggevallen, maar juist hulp heeft gezocht en zijn leven nu aardig op orde heeft. Na het ongeval heeft verdachte een klinische behandeling ondergaan voor zijn drugsverslaving en sindsdien heeft hij geen alcohol meer gedronken.
De geëiste ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zou voorwaardelijk opgelegd moeten worden zodat verdachte rijlessen kan nemen en zijn kansen op een baan daarmee kan vergroten.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank neemt hierbij en bij het bepalen van de omvang van de op te leggen straf in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag waardoor bij een ander zwaar lichamelijk letsel is teweeggebracht.
De rechtbank overweegt dat verdachte door zwaar onder invloed van alcohol en zonder in het bezit te zijn van een bromfietscertificaat op een geleende bromfiets aan het verkeer deel te nemen, de overige weggebruikers ernstig in gevaar heeft gebracht. Daarbij komt dat verdachte met te hoge snelheid een dubbele bocht op het (brom)fietspad wilde afsnijden terwijl hij al twee tegenliggers had zien aan komen rijden. De rechtbank verwijt verdachte dat hij veel te snel reed, zeker gezien de situatie ter plaatse, en uit gewoonte op de verkeerde weghelft is gaan rijden om de bochten af te snijden. Daarbij heeft hij een aanrijding, die hij met de gegeven omstandigheden had moeten zien aankomen, niet meer kunnen voorkomen.
Door het ongeval is bij [slachtoffer] ernstig letsel veroorzaakt. Hij heeft een operatie in het ziekenhuis moeten ondergaan, heeft maanden niet kunnen werken en heeft nog dagelijks last van de gevolgen van het ongeval. De rechtbank houdt rekening met deze gevolgen die de aanrijding heeft gehad voor [slachtoffer] en rekent verdachte deze gevolgen aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank dat uit het reclasseringsrapport van de VNN blijkt dat verdachte op 20-jarige leeftijd op straat kwam te staan en is begonnen met het dagelijks gebruik van cocaïne, speed en overmatige hoeveelheden alcohol. Verdachte heeft zich op eigen initiatief gemeld bij de VNN om van zijn verslaving af te komen. De kans op recidive wordt, nu hij zich inzet om niet terug te vallen in middelengebruik, als laag gemiddeld ingeschat.
Gelet op de inhoud van genoemd reclasseringsrapport is de rechtbank van oordeel dat aan veroordeelde, als stok achter de deur, een voorwaardelijke straf opgelegd moet worden van na te melden duur. Daarmee beoogt de rechtbank te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst niet andermaal zal schuldig maken aan een dergelijk strafbaar feit en dat verdachte niet zal terugvallen in middelengebruik.
De rechtbank heeft eveneens gelet op het feit dat uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister ten aanzien van verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder ten aanzien van een verkeersdelict met justitie in aanraking is geweest. Vanwege de ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 2 jaren op zijn plaats omdat verdachte de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht.
Gelet op de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de aanrijding zou op basis van de oriëntatiepunten voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een rijontzegging voor de duur van 3 jaar geïndiceerd zijn. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in het onderhavige geval niet passend en geboden is. Dit is gelegen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank ziet in de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit wel aan aanleiding om verdachte een werkstraf van de maximale duur op te leggen alsook een voorwaardelijke gevangenisstaf en een rijontzegging van na te melden duur.
De rechtbank legt aan verdachte een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist aangezien zij tot bewezenverklaring komt van een hogere verwijtbaarheid dan waar de officier van justitie haar eis op heeft gebaseerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 jaren
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, F.J. Agema en E.W. van Weringh, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2010.
Voetnoten:
(1) Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 augustus 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 8-10 in dossier nr. 2009082137-1 d.d. 12 oktober 2009.
(2) Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 november 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], opgenomen op pagina 11-12 in het onder noot 1 genoemde dossier.
(3) Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 31 oktober 2009, nr. 18082009.2100.2393/0248, inhoudende het relaas van verbalisanten.
(4) Een schriftelijk bescheid, zijnde een medische verklaring opgemaakt door huisarts [naam] d.d. 21 december 2009, inhoudende de beschrijving van het letsel van [slachtoffer], opgenomen op pagina 26 in het onder noot 1 genoemde dossier.
(5) Een schriftelijk bescheid, zijnde een schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] d.d. 2 april 2010, inhoudende een beschrijving van de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval.
(6) Zie onder noot 3.
(7) De verklaring door verdachte afgelegd ter terechtzitting.
(8) Een afdruk van de ademanalyse, nr. 8483, opgenomen op pagina 28 in het onder noot 1 genoemde dossier.
(9) Zie onder noot 7
(10) Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 augustus 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 8-10 in het onder noot 1 genoemde dossier.