ECLI:NL:RBGRO:2010:BM3926
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige na beëindiging van de relatie tussen ouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om alleen het gezag over zijn minderjarige kind te verkrijgen. De vader, die nooit gezamenlijk gezag met de moeder heeft uitgeoefend, verzocht de rechtbank om hem het eenhoofdig gezag toe te kennen, waarbij hij ook het hoofdverblijf van het kind bij de stiefvader wilde laten continueren. De moeder, die het gezag over het kind heeft, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van het kind vooropgesteld en gekeken naar de stabiliteit en veiligheid die de huidige woonsituatie bij de stiefvader biedt. De rechtbank heeft daarbij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten dat het in het belang van het kind is dat de vader alleen het gezag krijgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden impulsief heeft gehandeld en geen stabiel opvoedingsklimaat heeft geboden, wat heeft geleid tot onrust en angst bij het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om een veilige en stabiele omgeving te bieden, en dat het in het belang van het kind is dat hij bij de stiefvader blijft wonen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.