ECLI:NL:RBGRO:2010:BM3950

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116149 / FA RK 10-342
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 13 april 2010, hebben partijen gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Na het verbreken van hun relatie hebben zij een regeling van co-ouderschap getroffen, waarbij de kinderen om de beurt bij elk van hen verblijven. Verzoekster heeft verzocht om wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 2], omdat zij van mening is dat de huidige regeling te onrustig is voor hem. Verweerster heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de huidige regeling vast te stellen.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, omdat zij onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de zorg- en opvoedingstaken rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de huidige regeling, die structuur en regelmaat biedt, in het belang van [minderjarige 2] is. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en heeft besloten dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij verzoekster heeft en [minderjarige 2] bij verweerster. De rechtbank heeft de huidige zorgregeling bevestigd, waarbij de kinderen om de beurt bij hun ouders verblijven in de weekenden en vakanties.

De beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 116149/ FA RK 10-342
beschikking d.d. 13 april 2010
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen [verzoekster],
advocaat mr. A.E. van Nimwegen,
en
[verweerster],
wonende te [adres],
verweerster,
hierna te noemen [verweerster],
advocaat mr. H.J.K. Wulp.
PROCESVERLOOP
[verzoekster] heeft op 8 februari 2010 een verzoekschrift ingediend met het verzoek om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, het hoofdverblijf van [minderjarige 2]] te wijzigen, in die zin dat dit bij haar zal zijn en dat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] dan gedurende ieder weekend bij [verweerster] zullen verblijven van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondag 19.00 uur, alsmede gedurende de helft van de reguliere schoolvakanties en erkende feestdagen, waarbij het weekend wat [verzoekster] betreft ook kan worden uitgebreid tot maandagochtend voor schooltijd, waarbij [verweerster] de kinderen dan naar school zou moeten brengen.
[verweerster] heeft op 22 februari 2010 een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek ingediend, waarin zij de rechtbank verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot wijziging hoofdverblijf en omgangsregeling, althans dit verzoek af te wijzen;
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] vast te stellen bij [verzoekster];
- het hoofdverblijf van [minderjarige 2] vast te stellen bij [verweerster];
- vast te stellen dat de volgende zorgregeling geldt:
de kinderen verblijven gezamenlijk het ene weekend bij [verzoekster] van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag 16.00 uur en het andere weekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verweerster]. De kinderen verblijven de helft van de reguliere schoolvakanties en erkende feestdagen bij [verweerster] en de andere helft bij [verzoekster]. [minderjarige 2] verblijft door de week bij [verweerster]; [minderjarige 1] verblijft door de week bij [verzoekster].
Op 2 maart 2010 is ter griffie een brief met bijlage van mr. Wulp binnengekomen.
De rechtbank heeft op 16 maart 2010 de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord: partijen, bijgestaan door hun advocaat.
RECHTSOVERWEGINGEN
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd [in 2001] in de gemeente [***].
- Bij beschikking van [***] 2004 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking [in 2005] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige kinderen:
* [minderjarige 1], geboren [in 2000] in de gemeente [***], en
* [minderjarige 2]], geboren [in 2002] in de gemeente [***].
- [verzoekster] is de biologische moeder van [minderjarige 1] en [verweerster] is de biologische moeder van [minderjarige 2].
- Bij beschikking van 12 augustus 2004 van deze rechtbank is uitgesproken de adoptie van [minderjarige 1] door [verweerster] en de adoptie van [minderjarige 2] door [verzoekster].
- [minderjarige 1] verblijft doordeweeks bij [verzoekster] en [minderjarige 2] bij [verweerster].
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven samen het ene weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verzoekster] en het andere weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verweerster]. De kinderen verblijven de helft van de vakanties en feestdagen bij [verweerster] en de andere helft bij [verzoekster].
Standpunt [verzoekster]
Partijen zijn bij de echtscheiding een regeling van co-ouderschap overeengekomen, die later is gewijzigd in een uitgebreide omgangsregeling tussen de kinderen en partijen. De destijds overeengekomen regeling is niet langer in het belang van [minderjarige 2], zodat sprake is van een wijziging van omstandigheden. [minderjarige 2] heeft rust en stabiliteit nodig. De huidige regeling is voor hem te onrustig, nu [minderjarige 2] na schooltijd drie dagen per week naar de oppas gaat en hij door de week ook regelmatig met [verweerster] bij haar partner verblijft. [minderjarige 2] heeft hierdoor drie woningen waar hij verblijft, naast school en de oppas. [verzoekster] acht dit te veel voor hem. Als [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijf bij [verzoekster] hebben en in de weekenden bij [verweerster] verblijven, is het voor [minderjarige 2] rustiger.
Standpunt [verweerster]
De huidige regeling waarborgt de structuur en regelmaat en ook de veiligheid in [minderjarige 2]s leven, zodat deze ook bijdraagt aan zijn welzijn. Er zijn geen zorgen geuit door de juf van [minderjarige 2]s school of de huisarts. Zij hebben juist de indruk dat het erg goed gaat met [minderjarige 2]. Wijziging van het hoofdverblijf acht [verweerster] daarom niet in het belang van [minderjarige 2]. [verweerster] heeft verzocht om de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te leggen in de beschikking.
Beoordeling
Ingevolge artikel 1:377e Burgerlijk Wetboek (BW) -voor zover hier van belang- kan de rechtbank kan op verzoek van een van de ouders een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoekster] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een wijziging van de huidige verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen partijen ten aanzien van [minderjarige 2] rechtvaardigt. [verzoekster] heeft kenbaar gemaakt dat zij vreest dat de huidige regeling te onrustig is voor [minderjarige 2], maar zij heeft niet gesteld waaruit dat blijkt. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat het niet goed gaat met [minderjarige 2] en dat dit is te wijten aan de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen.
De wijziging in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken die [verzoekster] voorstelt is ten aanzien van [minderjarige 2] een zeer ingrijpende wijziging. [minderjarige 2] zal dan niet langer doordeweeks bij [verweerster] zijn, waardoor hij niet meer naar de hem vertrouwde school in Groningen kan gaan en met zijn vriendjes van school kan spelen. Hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een dusdanig ingrijpende wijziging ten aanzien van [minderjarige 2] te rechtvaardigen. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige 2] om tot een dergelijk wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te komen.
De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] daarom afwijzen.
[verweerster] heeft bij zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht om de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen in de beschikking en daarbij te bepalen dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf heeft bij [verzoekster] en [minderjarige 2] zijn hoofdverblijf heeft bij [verweerster]. De rechtbank wijst dit verzoek toe.
BESLISSING
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] haar hoofdverblijf heeft bij [verzoekster];
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 2] zijn hoofdverblijf heeft bij [verweerster];
stelt de volgende verdeling van zorg- en opvoedingstaken vast:
[minderjarige 2] verblijft doordeweeks bij [verweerster] en [minderjarige 1] verblijft doordeweeks bij [verzoekster], waarbij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] samen het ene weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verweerster] verblijven en het andere weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.00 uur bij [verzoekster] verblijven en voorts de kinderen de helft van de vakanties en feestdagen bij [verweerster] verblijven en de andere helft van de vakanties en de feestdagen bij [verzoekster] verblijven;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 13 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
aw
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.