ECLI:NL:RBGRO:2010:BM5226

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
438052 CV EXPL 10-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot tijdige schriftelijke klachten bij schoolvorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 juni 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting 'RSG De Borgen' en gedaagde Q. De Borgen vorderde betaling van € 780,83 van Q. voor onbetaalde schoolfacturen van haar kinderen. Q. betwistte de vordering en voerde aan dat haar zoon problemen had op school, maar de rechtbank oordeelde dat Q. niet tijdig en schriftelijk had geklaagd over de prestaties van de school. De rechtbank benadrukte dat een simpel 'welles' op een 'nietes' onvoldoende is en dat standpunten onderbouwd moeten worden. De rechtbank wees de vordering grotendeels toe, met uitzondering van een deel van de kosten voor een excursie, en veroordeelde Q. tot betaling van € 730,83, vermeerderd met rente en proceskosten. De uitspraak onderstreept het belang van tijdige en schriftelijke communicatie bij klachten over schoolprestaties.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 438052 \ CV EXPL 10-11
Vonnis van 3 juni 2010
inzake
de stichting "RSG De Borgen",
gevestigd te Groningen,
eiseres, hierna De Borgen te noemen,
gemachtigde: J.E. Blomsma van Incassobureau Blomsma te Bedum (Postbus 67, 9780 AB),
tegen
Q.,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna Q. te noemen,
in persoon procederend.
PROCESGANG
1. Op de bij dagvaarding met producties vermelde gronden heeft De Borgen gevorderd om Q. te veroordelen tot betaling van € 780,83, met rente en kosten.
Q. heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
OVERWEGINGEN
De feiten
2. In deze zaak kan van het navolgende worden uitgegaan.
2.1. De kinderen van Q., [zoon] en [dochter], zijn ingeschreven geweest bij De Borgen. [zoon] voor het schooljaar 2006-2007 en [dochter] voor het schooljaar 2008-2009.
2.2. Voor [zoon] heeft Q. een factuur van 17 juni 2006 ontvangen van € 343,00. Voor [dochter] heeft zij een factuur van 29 augustus 2008 ontvangen van € 220,00. Beide facturen laat Q. onbetaald.
De standpunten van partijen
3. De Borgen heeft zich gebaseerd op de vaststaande feiten en verder aangevoerd dat mogelijke klachten van Q. geen betrekking hebben op het schooljaar 2006-2007 van [zoon]. Verder heeft Q. geen inhoudelijke bezwaren kenbaar gemaakt tegen de factuur die betrekking heeft op [dochter].
4. Het verweer van Q. is dat [zoon] problemen heeft gehad op school, onder meer omdat hij PDD-Nos heeft. Hij zou meer dan de helft van het jaar hebben thuis gezeten. [zoon] is bedreigd en mishandeld op school waarvoor een klacht is ingediend bij de landelijke klachtencommissie te Zwolle. Deze heeft de klacht ongegrond verklaard. Met een door Q. gedane aangifte is niets gedaan.
De beoordeling van het geschil
5. De kantonrechter is van oordeel dat niet door Q. is gesteld of op een andere manier is gebleken, dat Q. De Borgen op een tekortkoming heeft aangesproken gedurende het schooljaar 2006-2007, laat staan dat zij dat schriftelijk heeft gedaan. Daarbij komt dat de door Q. beweerde problemen van [zoon], hoe vervelend ook, in haar risicosfeer vallen. [zoon]s problemen door PDD-Nos kunnen, zonder meer, De Borgen niet aangerekend worden.
6. Gelet op vorenstaande zal de vordering betreffende de factuur van 17 juli 2007 grotendeels worden toegewezen. Afgewezen zal worden het deel van € 50,00 dat betrekking heeft op de excursie. Op de stelling van Q. dat [zoon] niet heeft deelgenomen aan de excursie is de bewering van De Borgen dat hij wel heeft deelgenomen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Dat zou anders geweest kunnen zijn wanneer het bewijsaanbod van De Borgen op dit punt gespecificeerd zou zijn geweest.
7. De factuur van 29 augustus 2008 betreffende [dochter] is door Q. niet inhoudelijk betwist. Haar bewering bij dupliek dat De Borgen beide kinderen, dus ook [dochter], eind augustus 2007 heeft uitgeschreven is te laat gedaan. Bovendien volgt uit die bewering niet dat dat uitschrijven definitief is geweest. Ten slotte is gesteld noch op een andere wijze gebleken dat Q. meteen na de ontvangst van de factuur van 29 augustus 2008 om die reden bij De Borgen heeft geprotesteerd. De vordering betreffende deze factuur zal worden toegewezen.
8. De gevorderde incassokosten en rente zullen worden toegewezen. Deze zijn door Q. niet weersproken. Uit de bijlagen bij de dagvaarding maakt de kantonrechter op dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer omvatten dan een enkele aanmaning. Omdat Q. grotendeels ongelijk krijgt moet zij de proceskosten van De Borgen betalen.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Q. om tegen bewijs van betaling aan De Borgen te voldoen een bedrag van € 730,83, vermeerderd met de wettelijke rente over 563,00 vanaf 14 januari 2010 tot de algehele voldoening;
veroordeelt Q. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van De Borgen tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 158,00 aan griffierecht, € 91,93 aan explootkosten en € 200,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 6 mei 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: RTjT