ECLI:NL:RBGRO:2010:BN1727

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104211 / FA RK 09-1995
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over gezag en omgangsregeling in een complexe echtscheidingszaak met verslavingsproblematiek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 20 juli 2010, is een verzoek tot wijziging van het gezag en de omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarig kind aan de orde. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.J. Lubbers, verzoekt om een eenhoofdig gezag, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.B. Flooren, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezamenlijk gezag in stand te houden, niet volledig ondersteunt. De Raad heeft in zijn rapport sterke aanwijzingen gevonden dat de man momenteel niet in staat is om het gezag uit te oefenen, mede door zijn verslavingsproblematiek en onduidelijke psychische gesteldheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in het verleden middelen heeft gebruikt en dat dit mogelijk invloed heeft gehad op zijn zorgcapaciteiten voor het kind.

De rechtbank heeft de beslissing aangehouden om de man de gelegenheid te geven om relevante informatie over zijn situatie en de gevolgen daarvan voor het gezag en de omgang te overleggen. De vrouw heeft aangegeven dat zij bang is voor de man en dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord is. De man daarentegen is van mening dat contactherstel in het belang van het kind is en is bereid om voorwaarden te accepteren voor omgang.

De rechtbank benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat er sterke aanwijzingen zijn dat de man momenteel niet in staat is om een veilige en voorspelbare omgeving te bieden. De rechtbank heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen om hun standpunten verder toe te lichten in een volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 104211/FA RK 09-1995
beschikking d.d. 20 juli 2010
in de zaak van:
[naam],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.M.J. Lubbers,
en
[naam],
wonende te [adres],
verweerder,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. F.B. Flooren.
PROCESVERLOOP
Op 17 februari 2009, 31 maart 2009 en 4 augustus 2009 heeft deze rechtbank (tussen)beschikkingen gegeven.
Op 26 januari 2010 is ter griffie het rapport en advies van de Raad voor de Kinderenbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna de Raad) ontvangen.
Op 16 juni 2010 is ter griffie een op 14 juni 2010 gedateerde brief van de advocaat van de vrouw ontvangen.
De rechtbank heeft partijen, bijgestaan door hun raadslieden, gehoord ter zitting met gesloten deuren van 24 juni 2010.
Tevens was aanwezig de heer R.C.M. Wouters, namens de Raad voor de Kinderbescherming regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt over hetgeen zij heeft overwogen en beslist in voornoemde beschikkingen.
Bij beschikking van 4 augustus 2009 zijn de beslissingen ten aanzien van het gezag over het minderjarige kind van partijen, [naam], geboren op [datum], de omgang (thans verdeling van de zorg- en opvoedingstaken), de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de partneralimentatie aangehouden en is de Raad verzocht een onderzoek in te stellen naar het gezag en de omgang.
Rapport en advies van Raad.
Ten aanzien van het gezag.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de Raad het toekennen van het eenhoofdig gezag aan de vrouw op dit moment niet aan de orde acht. Hoewel de communicatie tussen beide ouders sinds het verbreken van de relatie zeer minimaal is geweest, heeft de man de vrouw niets in de weg gelegd bij het nemen van beslissingen, die in het belang van [X] moesten worden genomen. Ook heeft hij de vrouw en [X] "met rust gelaten", hetgeen er toe heeft geleid dat [X] niet klem of verloren is geraakt of dreigt te raken.
De Raad acht het dan ook niet in het belang van [X] om de vrouw alleen te belasten met het gezag over haar.
Ten aanzien van de contactregeling
De Raad signaleert een aantal belangrijke factoren bij de man, die het contact tussen de man en [X] op dit moment belemmeren. Ten eerste is er sprake van dagelijks middelengebruik bij de man. Ook in het verleden gebruikte hij drugs, zowel voor als na de geboorte van [X], toen hij de zorg voor haar droeg als de vrouw aan het werk is. Onbekend is of dit jarenlange gebruik een hersenbeschadiging tot gevolg heeft gehad. Ten tweede is de contacten met de man ervaren dat er sprake is van een moeizaam wederzijds contact. Gelet op het feit dat de man geen hulpverleningscontacten heeft, is onduidelijk of verslavingsproblematiek hierbij een rol speelt of dat andere factoren een rol spelen. De Raad is van mening dat van een volwassene in het contact met een kind toegankelijkheid en voorspelbaarheid moet uitgaan. De Raad plaatst vraagtekens bij zijn mogelijkheden in het contact met [X] alsook bij zijn pedagogische vaardigheden. Ook is niet duidelijk hoe de man op onverwachte gebeurtenissen zal reageren. De Raad vermoedt dat [X] het contact met haar vader als "vreemd" en beangstigend zal ervaren, wat haar beeldvorming niet ten goede komt. Ook is het de vraag in hoeverre [X] haar vader kan bereiken.
De Raad is van mening dat op dit moment ook niet wordt voldaan aan de voorwaarden om door middel van begeleide omgang tot onbegeleide contacten te komen omdat er op dit moment geen perspectief is op onbegeleide contacten als de man niets aan zijn persoonlijke situatie verandert. De man zal moeten toewerken naar een situatie waarin hij aan de basisvoorwaarden kan voldoen die [X] nodig heeft. Hij zal met hulp van buitenaf aan zijn verslavingsproblematiek moeten werken. Omdat er onduidelijkheid bestaat over de psychische gesteldheid van de man is psychologische onderzoek gewenst.
De Raad denkt aan de termijn van een jaar, waarin het voor de man mogelijk moet zijn aan te tonen dat hij aan zijn problemen werkt.
Standpunt van de vrouw.
De vrouw is het niet eens met het advies van de Raad om het gezamenlijk gezag in stand te laten. De verhouding tussen haar en de man is ernstig verstoord en zij is zeer bang voor de man. De vrouw heeft de man gevraagd haar met rust te laten maar de man belt haar vaak en valt haar voortdurend lastig met sms'jes. De man heeft de vorige zitting ook toe gegeven dat hij de vrouw bij de keel heeft gegrepen. Ook heeft de man geweigerd zijn toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [X]. [X] raakt derhalve klem en verloren tussen haar ouders.
De vrouw sluit zich aan bij de conclusies van de Raad. Naar haar mening is vanwege de verslavingsproblematiek en de onduidelijke psychische gesteldheid van de man contact tussen [X] en de man niet aan de orde. De man zal eerst aan zichzelf moeten werken.
Standpunt van de man.
De man gaat akkoord met het advies van de Raad ten aanzien van het gezag.
Hij heeft ter zitting aangegeven, dat hij bereid is zijn toestemming te geven voor het aanvragen van een paspoort voor [X]. Hij had het verzoek van de vrouw niet goed begrepen.
Ten aanzien van het de contactregeling heeft hij aangegeven dat hij gedurende de relatie van partijen zijn softdruggebruik prima kon combineren met de zorg voor [X]. Hij gebruikte nooit in haar bijzijn. De vrouw maakte tijdens de relatie nooit een probleem van zijn middelengebruik. Hij was huisman en zorgde voltijds voor [X]. Er blijkt nergens uit dat [X] ooit ergens nadeel van heeft ondervonden. Het bevreemdt de man dat hij nu opeens niet meer in staat wordt geacht om voor zijn dochter te zorgen. Dat het nu niet zo goed met hem gaat, komt doordat hij [X] niet mag zien. Hij kan dat niet verdragen. Als het contact met [X] wordt hersteld zal het veel beter met hem gaan. Hij voelt zich door diverse instanties verkeerd beoordeeld.
De man is het niet eens met het advies van de Raad, dat nu er geen zicht is op onbegeleide omgang er ook geen ruimte is voor begeleide omgang. Er zijn naar zijn mening alternatieven in de vorm van een omgangshuis of Humanitas. Een ondertoezichtstelling is ook een mogelijkheid. De man is van mening dat contactherstel in het belang van [X] is.
Voor wat betreft de omgang gaat de man akkoord met welke voorwaarde dan ook.
Beoordeling.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er ernstige zorgen zijn over de psychische gesteldheid van de man. De Raad geeft dienaangaande aan dat het op dit moment onduidelijk is of het jarenlange drugsgebruik tot een eventuele hersenbeschadiging heeft geleid. Er wordt aangegeven, dat de man in een eigen wereld leeft en zich op een andere golflengte bevindt. Ook wordt door de Raad aangegeven, dat de man geen ondersteunend sociaal netwerk heeft, niet in staat is om structuur aan te brengen in zijn eigen leven, geen sprake is van een zinvolle dag- en/of vrijetijdsbesteding, geen opleiding heeft afgemaakt, geen baan heeft en niet van plan is er een te zoeken. Hij lijkt volgens de Raad alleen op de wereld, en niet in staat een contact aan te gaan en te houden.
De man voelt zich aangeklaagd en vindt dat de instanties hem onjuist beoordelen. Hij is juist door het ontbreken van het contact met zijn dochter 'gek gemaakt'. De man vindt het niet te begrijpen dat zijn dochter hem wordt onthouden omdat hij altijd goed voor haar gezorgd heeft. De visie van de vrouw is evenwel een geheel andere.
Duidelijk is geworden dat de verhouding tussen partijen erg slecht is en zij op dit moment op geen enkele wijze in staat zijn om met elkaar te communiceren. Ook door de rechtbank is ter zitting ervaren, en zoals ook de Raad heeft vastgesteld, dat er sprake is van een moeizaam wederkerig contact met de man. De rechtbank kan zich daarbij zeer wel voorstellen dat de wijze van communiceren van de man, de vrouw grote angst inboezemt.
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat er zeer sterke aanwijzingen bestaan dat de man al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen als bedoeld in artikel 246, boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft bij haar overweging betrokken dat haar ambtshalve ter kennis is gekomen dat door deze rechtbank een voorlopige machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen is verleend om de man te doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis (Wet Bopz). De rechtbank is van oordeel dat zij niet aan deze informatie voorbij kan gaan, nu bij haar beoordeling de belangen van de minderjarige de eerste overweging dienen te vormen.
De man, de vrouw en de Raad hebben zich hier evenwel niet over kunnen uitlaten omdat de rechtbank dit bericht eerst na de zitting ambtshalve bekend is geworden.
De rechtbank ziet om die reden aanleiding haar beslissing aan te houden en allereerst de man in de gelegenheid te stellen voornoemde beschikking in het kader van de Wet Bopz en de onderliggende stukken te overleggen en zich bij akte uit te laten over de informatie als voornoemd en de gevolgen die een en ander al dan niet in de visie van de man met zich brengt ten aanzien van het gezag, de omgang en ten aanzien van de vaststelling van partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Vervolgens worden ook de vrouw en de Raad in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten.
BESLISSING
stelt de man in de gelegenheid om bij akte ter rolle van 3 augustus 2010 voornoemde beschikking in het kader van de Wet Bopz en de onderliggende stukken te overleggen aan de rechtbank, de wederpartij en de Raad en zich voorts uit te laten over de informatie als voornoemd en over de gevolgen die een en ander al dan niet in de visie van de man met zich meebrengt ten aanzien van het gezag, de omgang en ten aanzien van de vaststelling van partneralimentatie en de verdeling van de huwelijks gemeenschap;
stelt de vrouw en de Raad voor de Kinderbescherming bij akte ter rolle van
17 augustus 2010 hierop te reageren.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van A.F. de Vries, griffier.
AdV
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.