RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630022-10 (promis)
datum uitspraak: 26 augustus 2010
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de P.I. [naam P.I.].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 augustus 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2010
in de gemeente Groningen
op of aan de openbare weg de Kerklaan, althans op of aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon (merk/type Nokia N97),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte tezamen met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of
geslagen, en/of
- tegen die [aangever 1] heeft gezegd: "Geef je portemonnee" en/of
"Je moet je bek houden", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte, de verklaring van [getuige] en de resultaten van het onderzoek naar de telefoon van aangever waaruit is gebleken dat de SIM-kaart van verdachte twee uur na de beroving in het toestel van aangever heeft gezeten en met deze telefoon vervolgens een telefoonmast is aangestraald in de nabijheid van de woning van verdachte. Verder is op de broek van aangever DNA-materiaal van verdachte aangetroffen dat overeenkomst met de verklaring van aangever dat een van de overvallers zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak heeft gehaald.
Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Verdachte begrijpt niet hoe het mogelijk is dat zijn SIM-kaart kort na de beroving in de telefoon van aangever heeft gezeten en ook begrijpt hij niet hoe het mogelijk is dat zijn DNA-materiaal is aangetroffen op de broek van aangever. Voor het standpunt van verdachte pleit dat het door aangever gegeven signalement niet van toepassing is op verdachte. Bovendien is de foto van verdachte niet herkend door aangeefster [aangever 2]. De verklaring van [getuige] dat hij de telefoon van verdachte heeft gekocht wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Subsidiair is er geen bewijs voorhanden dat verdachte aangever heeft geslagen of gestompt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 11 januari 2010 , opgenomen in dossier nr. 2010002965
d.d. 6 mei 2010, waarin opgenomen de verklaring van aangever (p. 13 t/m 17), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op maandag 11 januari 2010 ben ik met twee vrienden in [naam café] geweest. Na een laatste rondje ben ik met de twee vrienden mee naar huis gelopen en vanaf hun huis weer op mijn fiets gestapt. Vanaf het Noorderplantsoen ben ik linksaf, de Kerklaan, in gefietst. Ik wilde de tunnel in fietsen maar voor ik er erg in had werd ik vanaf mijn rechterkant in mijn gezicht geslagen. Ik zag op dat moment sterretjes voor mijn ogen. Ik zag en hoorde een jongen rechts van mij tegen mij zeggen: ‘geef je portemonnee”. Ik heb toen gezegd: “pak maar, pak maar”. Ik hoor de jongen aan de rechterkant zeggen: “ je moet je bek houden”. Ik voelde dat de jongen links van mij mijn portemonnee uit mijn broekzak pakte. Deze portemonnee had ik in mijn broekzak, linksvoor zitten.
Ik kreeg tussentijds klappen op mijn hoofd. Ik voelde dat ik hard op mijn neus werd geslagen en zag dat daardoor mijn neus begon te bloeden. Ik voelde dat de jongen die aan mijn rechterkant stond met zijn hand in mijn voorste broekzak graaide. In deze broekzak zat mijn telefoon. Ik zag dat het de jongen veel tijd kostte maar dat het hem uiteindelijk lukte om mijn telefoon uit mijn broekzak te halen. Ik hoorde en zag dat de jongen aan de rechterkant klappen in mijn gezicht gaf. Mijn telefoon die door de jongens is meegenomen was een zwarte Nokia, type N97.
Een medische verklaring ten behoeve van [aangever 1], d.d. 11 januari 2010, opgemaakt door B. The, AIOS Orthopedie mede namens A.L. Boerboom, orthopedisch chirurg, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Contusie rechter aangezichtshelft.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2010 opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten Ramroep en Oudman (p.22 en 23), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op maandag 11 januari 2010 kregen wij verbalisanten het verzoek om naar de Bessemoerstraat 11a te Groningen te gaan alwaar een slachtoffer van een straatroof zich zou bevinden. Wij, verbalisanten, zagen dat [aangever 1] onder andere een bloedneus had.
Wij, verbalisanten, hoorden [aangever] zeggen dat het voelen in zijn broekzakken door de genoemde personen met enige kracht ging omdat de opening van zijn broekzakken vrij nauw is. Wij, verbalisanten, hebben toen de conclusie getrokken dat het wel heel goed mogelijk zou kunnen zijn dat de personen die met de handen in de broekzakken van [aangever 1] hadden gevoeld dit zonder handschoenen hebben gedaan gezien de nauwe opening van de zakken. Hierop hebben wij, verbalisanten, [aangever 1] meegedeeld dat wij zijn broek in beslag moesten nemen in verband met de mogelijke aanwezigheid van DNA sporen. Wij, verbalisanten, zijn toen samen met [aangever 1] naar zijn huisadres gereden. [aangever 1] kwam even later met de bewuste spijkerbroek naar buiten. Ik, verbalisant Ramroep, heb toen een papieren zak, bestemd voor het bewaren van in beslag genomen en veilig te stellen DNA houdend bewijsmateriaal, opengehouden en zag dat [aangever 1] hierin zijn spijkerbroek deponeerde. Ik, verbalisant Ramroep, heb de papieren zak vervolgens afgesloten en in mijn bezit gehouden en op een later tijdstip, aan het politiebureau, ter beschikking gesteld voor verder onderzoek.
Proces-verbaal van motivering DNA-onderzoek, d.d. 11 januari 2010 (p. 26 en 27), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Door agent R.A. Ramroep is de broek veiliggesteld en in beslag genomen. De broek is op maandag 11 januari 2010 overgedragen aan de Regionale Technische Recherche. Alle tot dusver aangetroffen sporen werden voorzien van een identificatienummer: broek, kleur blauw, SIN AAAU8343NL.
Een proces-verbaal aanwezigheid opsporingsambtenaar bij afname celmateriaal ter bepaling DNA-profiel d.d. 18 maart 2010 (p. 115 en 116), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant Dirk Wiegmink, verklaar dat in mijn aanwezigheid op donderdag 18 maart 2010 op verzoek van de officier van justitie en met schriftelijke toestemming van de donor,
[verdachte], geboren op 7 januari 1990, wangslijmvlies is afgenomen. Het celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van een identiteitszegel met nummer RAAK9544NL. Een identieke identiteitszegel is op dit proces-verbaal aangebracht.
Een NFI rapport nr. 2010.03.03.009 d.d. 15 april 2010, opgemaakt door ing. M.J.M. Pouwels, opgenomen in voornoemd dossier, (p. 140 t/m 143) voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Het DNA-profiel van de verdachte (RAAK9544NL) is vergeleken met de DNA-(meng)profielen van het celmateriaal in de bemonsteringen [AAAU8343NL]#01 tot en met #06 van de broek van het slachtoffer. Er is een match tussen het DNA-profiel van verdachte en het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering van de buitenzijde van de rand van de grote rechtersteekzak, [AAAU8343NL]#01, en de bemonstering van de buitenzijde van de rand van de kleine rechtersteekzak, [AAAU8343NL]#03, van de broek van het slachtoffer.
Overzicht van het telefoonverkeer met het toestel van [aangever 1] in de periode
9 tot en met 12 januari 2010 opgenomen in voornoemd dossier (p. 63), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op 11 januari 2010 is het toestel gebruikt met het nummer 06-24795442, op naam van, Radiumstraat 65 te Groningen. Vanaf 05:09:21 uur staan zeven sms-contacten geregistreerd, waarbij het toestel heeft aangestraald met de telefoonmastlocatie Metaallaan 1 te Groningen.
Een proces-verbaal aanvraag vordering verkeersgegevens mobiele telefonie d.d. 27 januari 2010, opgenomen in voornoemd dossier, (p.54), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Vervolgens is het (weggenomen) toestel gebruikt middels nummer 06-23373793 en 06-53785087 van [getuige].
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 maart 2010 opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] (p.73/74), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik heb een Nokia 97 gekocht van een jongen uit de stad Groningen. De jongen heet [verdachte]. U toont mij een foto. Ik kan u zeggen dat dit [verdachte] is.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2010, PL01KG 2010002965-55, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 5 maart 2010 heb ik verdachte [getuige] gehoord. Tijdens het verhoor werd hem door mij een foto getoond. Abusievelijk werd door mij in dit verhoor niet vermeld dat de persoon op de getoonde foto betrof: [verdachte], geboren op [geboortedatum].
Een proces-verbaal d.d. 16 maart 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte (p. 88), voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is 06-24795442. Mijn toestel wordt alleen door mijzelf gebruikt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ten laste gelegde op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft geen enkele verklaring kunnen of willen geven voor het feit dat zijn DNA-materiaal op de broek van aangever is aangetroffen en zijn SIM-kaart twee uur na de beroving in de telefoon van aangever heeft gezeten.
Ter terechtzitting heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het DNA-materiaal van verdachte alleen op de broek van aangever terecht kan zijn gekomen op de wijze zoals door aangever is verklaard.
Nog afgezien van het feit dat uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij ook door verdachte is geslagen, is verdachte, anders dan de raadsman heeft betoogd, strafrechtelijk ook aansprakelijk voor de handelingen van zijn medeverdachte(n) aangezien er door hun nauwe en bewuste samenwerking sprake is van medeplegen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 januari 2010 in de gemeente Groningen
op de openbare weg de Kerklaan,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee (met inhoud) en een mobiele telefoon (merk/type Nokia N97),
toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
verdachte tezamen met zijn mededaders,
- die [aangever 1] meermalen heeft gestompt en
geslagen en
- tegen die [aangever 1] heeft gezegd: "Geef je portemonnee" en
"Je moet je bek houden".
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij het formuleren van haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit. Het betreft een brute overval met letsel die niet alleen grote impact heeft gehad op het slachtoffer maar ook angst heeft teweeggebracht in Groningen. Verdachte heeft door zijn zwijgen bovendien geen inzicht gegeven in zijn motieven. De officier van justitie heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een werkstraf omdat verdachte dan in staat zal zijn in september 2010 met een opleiding te starten. De raadsman heeft verder gewezen op de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Voor zover een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf door de rechtbank passend wordt geacht, heeft de raadsman de beperking daarvan tot de duur van het voorarrest bepleit.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 22 juli 2010, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. In de nacht van 11 januari 2010 heeft hij samen met een of meer mededaders [aangever 1] bij de fietstunnel aan de Kerklaan in Groningen beroofd. Daarbij is grof geweld toegepast. [aangever 1] heeft bij deze beroving letsel aan zijn gezicht opgelopen. Hij heeft daardoor enkele weken hoofdpijn gehad en moeilijkheden ondervonden met eten. Van langduriger en mogelijk blijvende aard zijn de psychische gevolgen die de brute beroving voor hem heeft. Dergelijke strafbare feiten plegen niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook in de samenleving gevoelens van angst teweeg te brengen.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op geen enkele manier verantwoording heeft willen afleggen voor zijn daad, noch inzicht heeft willen geven in zijn motieven.
Voor het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook passend en geboden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De door de officier van justitie gevorderde vrijheidsstraf is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met de aard en de ernst van het strafbare feit en zij zal daarom overeenkomstig de eis deze straf opleggen
Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten plegen zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], domicilie kiezende te Groningen. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte het ten laste gelegde niet heeft begaan. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het materiële deel afwijzing van de vordering bepleit omdat het denkbaar is dat de gevorderde schade (deels) door de verzekering wordt vergoed. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot het gevorderde bedrag van
€ 530,50.
Anders dan de raadsman meent betreffen de materiële schadeposten kosten die juist niet zijn vergoed door de verzekering van de benadeelde partij.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2010.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, domicilie kiezende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 530,50 (zegge vijfhonderd dertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 januari 2010.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 530,50 (zegge vijfhonderd dertig euro en vijftig eurocent ) ten behoeve van de benadeelde partij, domicilie kiezende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 530,50 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, H.J. Bastin en
S. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Horn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2010.