Standpunt van de Raad
De Raad heeft verzocht de minderjarige kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Tevens is verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de minderjarige [minderjarige 1].
Ten aanzien van [minderjarige 1] heeft de Raad aangevoerd dat het een meisje betreft dat erg in de knel zit. Enerzijds is zij zeer loyaal aan haar ouders, doch anderzijds voelt ze de drang tot een eigen zelfstandige ontwikkeling. Het kiezen voor zichzelf staat voor [minderjarige 1] echter lijnrecht tegenover het kiezen voor haar familie. De band tussen [minderjarige 1] en haar ouders zal ernstig verslechteren, omdat zij zich verraden zullen voelen door hun dochter, die het "familiebelang" in hun ogen ondergeschikt maakt aan haar eigen belang.
Ten aanzien van [minderjarige 2] heeft de Raad gesteld dat sprake is van een gesloten meisje. Er is moeilijk contact met haar te krijgen. Ze weet niet precies wat ze wel en niet kan c.q. mag vertellen. Zij heeft een grote loyaliteit richting haar ouders.
Op school heeft zij het naar haar zin.
[minderjarige 3], het jongste meisje van het gezin, zit op de basisschool. [minderjarige 3] heeft een achterstand op taalgebied. Zij legt gemakkelijk contact met andere kinderen en heeft contact met twee meisjes uit de buurt. Op de crisisgroep kwam [minderjarige 3] verlegen binnen, maar ze heeft nu steeds vaker een weerwoord. Zij blijft beleefd, maar zegt wel wat ze vindt en wil. [minderjarige 3] maakt een stiekeme indruk.
Zij moet, net als haar beide zussen, haar weg vinden tussen twee culturen (de culturele achtergrond van haar ouders en de cultuur waarmee zij buitenshuis dagelijks geconfronteerd wordt).
[minderjarige 4] is het jongste kind in het gezin. Hij maakt een opgewekte en leeftijdsadequate indruk. Hij heeft het naar de zin op de basisschool. Hij legt gemakkelijk contact met andere kinderen. Er spelen geen gedragsproblemen bij [minderjarige 4] en hij komt overwegend zorgeloos over. Dit komt door zijn nog jonge leeftijd. [minderjarige 4] krijgt weinig mee van de gezinsproblemen. Hij zal, omdat hij een jongetje is, in de toekomst met andersoortige problemen kampen dan zijn oudere zussen. Maar ook hij zal zijn weg moeten vinden tussen twee culturen.
De Raad is van mening dat het komende jaar gewerkt dient te worden aan de volgende doelen:
- de ontwikkeling van [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] moet worden gevolgd en zonodig worden bijgestuurd;
- [minderjarige 1] wordt geplaatst op een groep, waar zij veilig kan opgroeien en wordt begeleid in haar weg richting zelfstandigheid;
- binnen het kader van de ondertoezichtstelling wordt voor [minderjarige 1] een perspectief gecreëerd en begeleiding opgestart die ook na haar 18e zal doorgaan;
- [minderjarige 1] kan op een voor haar wenselijke en veilige manier contact met haar ouders en haar broers en zussen onderhouden;
- voor [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt een veilige thuissituatie gecreëerd, waarin zij passende vrijheden en regels ontvangen;
- voordat [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] naar huis zullen gaan, is er een veiligheidsplan opgesteld;
- [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] worden voorbereid op hun terugkeer naar hun thuissituatie en worden begeleid bij de overgang;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden voldoende ondersteund en begeleid in het culturele aspect; voor [minderjarige 4] geldt op latere leeftijd hetzelfde;
- [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] krijgen voldoende ruimte geboden om toe te komen aan bij hun leeftijd passende ontwikkelingstaken;
- de veiligheid van de kinderen is in de thuissituatie gewaarborgd en zonodig gecontroleerd;
- ouders bieden zicht op hun ouderlijk handelen;
- ouders ontvangen passende opvoedingsondersteuning, gericht op het vergroten van hun probleemstelling, alsmede daaruit voorvloeiende benodigde pedagogische vaardigheden..
De machtiging uithuisplaatsing van de 3 jongste kinderen loopt op korte termijn af. De overgang naar de thuissituatie dient goed te worden begeleid en zou niet al te abrupt moeten zijn.
Er is geen sprake van een vooroordeel ten aanzien van de Marokkaanse- dan wel de Islamitische cultuur, zoals door de advocaat van de ouders is aangevoerd. De Raad accepteert de religie, c.q. de overtuigingen van ouders. De Raad onderzoekt of er sprake is van een dreiging in de ontwikkeling van kinderen. In het onderhavige geval is sprake van ernstige zorgen om de kinderen met een Islamitische achtergrond die opgroeien binnen een Westerse cultuur. Dit is zeer verwarrend voor kinderen. Dit komt duidelijk naar voren bij [minderjarige 1], maar ook bij [minderjarige 2].