ECLI:NL:RBGRO:2010:BN5865

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103510/FA RK 08-1860
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op (begeleide) omgang met minderjarige A. door de rechtbank Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over het recht op omgang met hun minderjarige kind, aangeduid als [A.]. De rechtbank heeft de man het recht op (begeleide) omgang met [A.] ontzegd, na te hebben vastgesteld dat de dertienjarige [A.] ernstige bezwaren heeft tegen omgang met zijn vader. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voortgezet ter zitting met gesloten deuren op 8 juli 2010, waarbij partijen, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de communicatie tussen de ouders niet constructief is en dat de vrouw de omgang tussen de man en [A.] frustreert. De man heeft [A.] voor het eerst na tien jaar ontmoet op 12 februari 2010, en de daaropvolgende ontmoetingen verliepen positief. Echter, de vrouw heeft eisen gesteld die de man niet kan en wil voldoen, wat heeft geleid tot een verslechtering van de situatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de psychische toestand van de vrouw een normale omgang tussen vader en zoon in de weg staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van [A.] voorop moet staan en dat de huidige situatie niet in zijn belang is. De rechtbank heeft de man het recht op omgang ontzegd, omdat [A.] zelf heeft aangegeven geen omgang met zijn vader te willen hebben, en heeft de zaak afgesloten met de beslissing om het meer of anders verzochte af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 103510/FA RK 08-1680
beschikking d.d. 20 juli 2010
in de zaak van:
de man,
advocaat mr. J. Oosterhof,
en
de vrouw,
advocaat mr. W.C. de Roos.
PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 24 februari 2009 en op 6 oktober 2009 (tussen-) beschikkingen gegeven.
Ter griffie is op 19 november 2009 een brief d.d. 16 november 2009 ontvangen van de maatschappelijk werkster van Bureau Jeugdzorg Haaglanden, mevrouw C. Nieuwpoort.
Op 25 maart 2010 is ter griffie een faxbericht van mr. Oosterhof ontvangen.
Ter griffie is op 29 maart 2010 een brief d.d. 26 maart 2010 van mr. De Roos ontvangen en op 26 mei 2010 een brief d.d. 25 mei 2010.
De rechtbank heeft het minderjarige kind van partijen A. op 8 juli 2010 gehoord.
De rechtbank de behandeling van de zaak voortgezet ter zitting met gesloten deuren van
8 juli 2010. Daarbij zijn partijen, hun advocaten en mevrouw A.I. van Dijk namens de Raad, verschenen en gehoord. Mr. Oosterhof heeft gebruik gemaakt van een pleitnota.
Terstond na de behandeling heeft de rechtbank uitspraak gedaan.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt hier over hetgeen werd overwogen en beslist in de
(tussen-) beschikkingen van 24 februari 2009 en 6 oktober 2009.
Bij laatstgenoemde beschikking is de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden.
Bepaald is dat partijen zich vóór 1 november 2009 tot Bureau Jeugdzorg Den Haag dienen te wenden, met het verzoek de omgang tussen de man en [A.] te begeleiden.
Voor het geval de vrouw zich niet voor genoemde datum tot voormeld Bureau Jeugdzorg heeft gewend met voornoemd verzoek, is de volgende voorlopige (onbegeleide) omgangsregeling vastgesteld:
De man is gerechtigd de minderjarige [A.] één zaterdagmiddag in de maand van 14.00 tot 16.00 uur bij zich te ontvangen.
Verder is bepaald, dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet ter zitting met gesloten deuren van 8 april 2010 om 13.15 uur en dat partijen de rechtbank uiterlijk twee weken voor deze datum dienen te informeren over het verloop van de begeleide omgang tussen de man en [A.].
standpunt van de man:
De man heeft [A.] op 12 februari 2010 voor het eerst na tien jaar ontmoet. Dit verliep voor beiden zeer naar tevredenheid.
Op 3 maart 2010, 19 maart 2010, 16 april 2010 en op 23 april 2010 is er wederom contact tussen [A.] en de man geweest en ook dit is erg plezierig verlopen.
Verder contact is uitgebleven, omdat de vrouw eist dat de man toegeeft dat hij haar al hetgeen zij stelt, heeft aangedaan. De man kan en wil niet aan deze eis voldoen, omdat hij de vrouw altijd heeft gerespecteerd en nooit onheus heeft bejegend.
De vrouw heeft ook geëist dat de man meewerkt aan wijziging van de geslachtsnaam. De man heeft zich tot nu toe op het standpunt gesteld alleen zijn medewerking hieraan te zullen verlenen wanneer [A.] - nadat hij zijn vader goed heeft leren kennen - zelf ook van mening zou zijn, dat genoemde wijziging van de geslachtsnaam moet plaatsvinden. Het is onduidelijk wat [A.] zelf wil.
De vrouw wilde aanwezig zijn bij het eerste gesprek tussen de begeleidster
mevrouw M. Vlieg van de Stichting Jeugdformaat en [A.]. Ondanks dat mevrouw Vlieg aangaf dat dit niet wenselijk was, heeft de vrouw dat gesprek toch bijgewoond.
Hierna werd duidelijk dat de vrouw al het mogelijke zou doen om verder contact tussen de man en [A.] te frustreren.
Mevrouw Vlieg heeft de man te kennen gegeven het begeleide omgangstraject eigenlijk niet te willen beëindigen, omdat er geen sprake is van een zorgelijke toestand en zij gezien heeft dat het goed ging tussen [A.] en de man.
Op 15 juni 2010 zou er een eindgesprek plaatsvinden tussen mevrouw Vlieg en [A.].
De vrouw heeft dit gesprek verhinderd. Vervolgens hebben mevrouw Vlieg en [A.] telefonisch met elkaar gesproken. Daarbij werd [A.] door de vrouw gesouffleerd.
Ook de afscheidsdag van de man en [A.] op 25 juni 2010 is door haar toedoen verijdeld.
De psychische toestand van de vrouw verhindert dat er normaal contact tussen vader en zoon plaatsvindt. Haar handelwijze is niet in het belang van [A.].
Er moet thans een onbegeleide omgangsregeling worden vastgesteld, desnoods onder oplegging van een dwangsom.
Wanneer [A.] het zelf echt zo belangrijk vindt, is de man thans bereid om mee te werken aan wijziging van diens geslachtsnaam.
standpunt van de vrouw:
Partijen voeren al jarenlang gerechtelijke procedures tegen elkaar.
[A.] ontwikkelt zich goed. Hij is heel goed in staat om zijn eigen mening te vormen en kenbaar te maken. De vrouw legt hem geen woorden in de mond.
De vrouw heeft [A.] nooit ingelicht over hetgeen de man haar heeft aangedaan.
[A.] lijdt erg onder de door de man bewerkstelligde geslachtsnaamswijziging.
Tot nu toe was het voor de man onbespreekbaar dat [A.] weer de naam van de vrouw zou gaan dragen.
Het belang van [A.] moet vooropstaan. Hij heeft zelf besloten verder geen omgang met de man te willen hebben.
beoordeling:
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken, op hetgeen ter zitting en door [A.] tijdens zijn verhoor is verklaard, overweegt de rechtbank het volgende.
De verhouding tussen partijen is slecht. Van enige constructieve wijze van communicatie is geen sprake. Partijen kunnen kennelijk niet loskomen van hun ervaringen met elkaar tijdens het huwelijk.
Het gevolg is dat zij elkaar al jarenlang in rechte menen te moeten bestrijden.
Voor [A.] is dit bijzonder belastend. Van partijen mag worden gevergd dat zij het belang van [A.] voorop gaan stellen en hun onderlinge strijd staken, zodat [A.] verder blijft verschoond van de hiermee gepaard gaande spanningen.
[A.] heeft tijdens zijn verhoor onomwonden te kennen gegeven verder geen omgang met de man te willen hebben. Niet alleen omdat de man vrijwel geen rol in zijn leven heeft gespeeld, maar ook omdat [A.] van de man sterk het gevoel heeft gekregen niet te worden gerespecteerd om wie hij is. Hij voerde altijd de geslachtsnaam van de vrouw en is daar aan gehecht geraakt. De man heeft juridisch zijn gelijk gehaald met als gevolg dat [A.] nu officieel de geslachtsnaam van zijn vader draagt. Op school wordt hij daar telkens mee geconfronteerd en hij ervaart dat als buitengewoon onplezierig. [A.] heeft de man herhaaldelijk verzocht eraan mee te werken voortaan niet langer de door de man gerealiseerde geslachtsnaam te hoeven dragen maar weer, net als vóór 2004, de geslachtsnaam van de vrouw. De man weigert echter zijn medewerking. Voor [A.] is dit een breekpunt.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel, dat - wat er verder ook zij van hetgeen over en weer is aangevoerd - de man het recht op (begeleide) omgang met [A.] dient te worden ontzegd, omdat de dertienjarige [A.] bij zijn verhoor heel duidelijk van ernstige bezwaren tegen omgang met de man heeft doen blijken. De rechtbank merkt daarbij op dat het ook voor haar onbegrijpelijk is dat de man, in elk geval tot aan de zitting, zo volhardt in de naamskwestie en deze kwestie nu het breekpunt vormt voor een herstel van het contact met zijn zoon na jaren en na het voeren van vele gerechtelijke procedures.
BESLISSING
ontzegt de man het recht op (begeleide) omgang met het minderjarige kind van partijen:
[A.];
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.
gdk