ECLI:NL:RBGRO:2010:BN7267

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
465239 BU VERZ 10-292
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.R. van Baak-Klijnsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlichtingseisen voor fietsers en handhaving daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 30 augustus 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij betrokkene een sanctie was opgelegd wegens het niet voldoen aan de verlichtingseisen voor fietsers. Betrokkene had beroep ingesteld tegen deze beslissing, die was genomen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Tijdens de zitting op 16 augustus 2010 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie, vertegenwoordigd door A.J. Rijks, was wel aanwezig.

De gedraging waar het om ging, was dat betrokkene geen zichtbaar wit of geel licht aan de voorzijde en geen zichtbaar rood licht aan de achterzijde voerde. Betrokkene voerde wel een wit voorlicht dat hij met zijn hand vasthield en een rood licht dat op zijn rugtas was bevestigd. Hij voerde aan dat andere fietsers op dezelfde wijze hun verlichting voerden, maar deze niet waren staande gehouden, wat volgens hem duidde op willekeur.

De kantonrechter oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, maar dat de gedraging een overtreding was van de artikelen 35 en 35a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De rechter benadrukte dat verlichting op armen of benen van de fietser niet is toegestaan, omdat dit leidt tot onvoldoende zichtbaarheid. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, omdat de sanctie terecht was opgelegd en er geen sprake was van willekeur. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. G.R. van Baak-Klijnsma.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 123456 \ BU VERZ 10-123
CJIB-nummer: [nummer]
d.d. 30 augustus 2010
inzake
naam: betrokkene
adres: 123-straat 1, Groningen
hierna te noemen betrokkene.
Verloop van de procedure
Bij brief van 8 maart 2010, ontvangen op 11 maart 2010, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is behandeld ter zitting van
16 augustus 2010. Betrokkene is niet verschenen. Namens de officier van justitie is verschenen A.J. Rijks, werkzaam bij de CVOM.
De gedraging
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd ter zake van de gedraging: geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtbaar wit of geel licht aan de voorzijde voeren en/of voortdurend van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren.
De standpunten van partijen
Betrokkene heeft (zakelijk weergegeven) aangevoerd dat hij een wit voorlicht voerde dat hij met zijn hand vasthield omdat het schuifje waar het licht op bevestigd kan worden was afgebroken. Tevens voerde betrokkene van achteren rood licht dat op zijn rugtas was bevestigd.
Ten tijde van de staandehouding zijn er meerdere fietsers gepasseerd die hun licht op dezelfde wijze voerden als betrokkene dat deed. Deze fietsers zijn niet door de verbalisanten aangehouden terwijl zij daar wel de mogelijkheid toe hadden. Er is dan ook sprake van willekeur in het opleggen van beschikkingen.
De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie heeft de kantonrechter verzocht het beroep van betrokkene ongegrond te verklaren en ter zitting aangevoerd dat op grond van artikel 35 en 35 A van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) de verlichting voortdurend zichtbaar moet zijn. De verbalisant heeft verklaard dat dit niet het geval was. Er was geen sprake van willekeur. Het is immers niet mogelijk om iedereen staande te houden. Een verbalisant kan maar één beschikking tegelijk opleggen.
De beoordeling
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Het beroep is ontvankelijk nu het tijdig is ingesteld en zekerheid is gesteld.
De bij onderhavige feitcode behorende gedraging is een overtreding van het voorschrift van artikelen 35 en 35a RVV 1990.
Artikel 35 RVV 1990 bepaalt:
1. Fietsers voeren tijdens het rijden bij nacht of bij dag indien het zicht ernstig wordt belemmerd, verlichting overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid.
2. Een fiets op twee wielen en een fiets op drie wielen met één voorwiel moeten zijn voorzien van een wit of geel licht dat aan de voorzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst.
3. Op een fiets op meer dan twee wielen met twee voorwielen moeten aan de voorzijde twee witte of twee gele symmetrisch links en rechts van het midden bevestigde lichten worden gevoerd.
4. Een fiets moet zijn voorzien van een rood achterlicht dat aan de achterzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder of een achter de bestuurder gezeten passagier een rood licht voert op zijn rug.
5. Een fiets mag zijn voorzien van twee ambergeel licht stralende richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde.
6. Er mogen niet meer lichten worden gevoerd op een fiets, door de bestuurder daarvan of door een achter de bestuurder gezeten passagier dan de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde lichten.
Artikel 35 A RVV 1990 bepaalt:
(…)
3. De in artikel 35, eerste tot en met vierde lid, bedoelde verlichting moet:
a. aan de voorzijde voortdurend zichtbaar zijn voor tegemoetkomende weggebruikers;
(…)
Uit de toelichting op artikel 35 RVV blijkt dat fietsverlichting op armen en benen van de fietser of de persoon die achterop zit, als gevolg van bewegingen, tot onvoldoende zichtbaarheid van de fietser leiden en derhalve niet is toegestaan. Gedurende het fietsen zal deze verlichting op armen en benen te veel bewegen om door andere verkeersdeelnemers goed gezien te worden.
Voorts blijkt uit de toelichting dat fietslampjes mogen worden bevestigd op de kleding, op een tas of op een ander door de fietser aan de voor- of achterzijde en door de passagier achterop aan de achterzijde van de romp gedragen constructie.
Door betrokkene is aangegeven dat hij het licht in zijn hand vasthield. Gelet op voorgaande overwegingen was het niet toegestaan om op een dergelijke wijze licht te voeren. De sanctie is dan ook terecht opgelegd. Dat andere fietsers niet zijn staande gehouden kan aan voorgaande niet af doen. Van willekeur is niet gebleken.
De kantonrechter zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als volgt.
Beslissing
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.R. van Baak-Klijnsma, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2010.
eh
Verzonden op:
Indien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard of de opgelegde administratieve sanctie bedraagt meer dan € 70,00, kan tegen de beslissing hoger beroep worden ingesteld door binnen zes weken na de hiervoor vermelde datum van verzending een beroepschrift in te dienen bij dit gerecht (correspondentieadres: postbus 933, 9700 AX Groningen).
Het hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof te Leeuwarden.
Die procedure verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling kunt toelichten.