ECLI:NL:RBGRO:2010:BO3239

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
448229 / 10-5046
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verzet en verzettermijn bij derdenbeslag op periodieke betalingen

In deze zaak heeft Q. verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Groningen, uitgesproken op 28 januari 2009, waarbij Univé als eiseres en Q. als gedaagde betrokken waren. Q. heeft gevorderd om ontheven te worden van de veroordeling die tegen hem was uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vraag of Q. tijdig in verzet is gekomen. Volgens artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een gedaagde verzet doen binnen vier weken na betekening van het verstekvonnis of na enige daad die aantoont dat het vonnis hem bekend is. In dit geval is de verzettermijn echter ook van belang in het licht van derdenbeslag op een vordering tot periodieke betaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor verzet aanvangt op de dag van de eerste uitbetaling aan de beslaglegger, zoals bepaald in artikel 144 sub b Rv.

Q. heeft aangevoerd dat hij pas op 22 februari 2010 een kopie van het vonnis heeft ontvangen en meent dat hij tijdig in verzet is gekomen. Univé daarentegen heeft gesteld dat er op 25 november 2009 loonbeslag is gelegd en dat er op 31 december 2009 een inhouding van € 9,75 heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat als het waar is dat er na het gelegde derdenbeslag een bedrag is uitbetaald, de verzettermijn op 31 december 2009 is begonnen. Dit zou betekenen dat de verzetdagvaarding van 8 maart 2010 niet tijdig is uitgebracht. Aangezien Q. ontkent dat er een bedrag van zijn salaris is ingehouden, moet Univé bewijs leveren van haar stellingen.

De zaak is verwezen naar de rolzitting van 19 augustus 2010, waar Univé zich kan uitlaten over de wijze van bewijslevering. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden en Univé toegelaten tot bewijs van de feiten die relevant zijn voor de datum van de uitbetaling aan de beslaglegger. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. de Jong op 22 juli 2010.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 448229/10-5046
Vonnis d.d. 22 juli 2010
inzake
Q.,
wonende te [postcode] Sappemeer, [adres],
opposant, hierna Q. te noemen,
gemachtigde mr. G.B. de Jong, advocaat te Hoogezand,
tegen
de naamloze vennootschap N.V. Univé Schade,
gevestigd en kantoorhoudende te Assen,
geopposeerde, hierna Univé te noemen,
gemachtigde J.L. Werkman, gerechtsdeurwaarder te Winschoten.
PROCESGANG
Bij verzetdagvaarding heeft Q. gevorderd te worden ontheven van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij verstekvonnis van de kantonrechter te Groningen van 28 januari 2009 in de procedure tussen Univé als eiseres en Q. als gedaagde (zaak-/rolnummer 390843 CV EXPL 08-19177). Univé heeft geantwoord in oppositie, waarna Q. heeft gerepliceerd in oppositie. Het vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. Partijen houdt allereerst verdeeld het antwoord op de vraag of Q. tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 28 januari 2009.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een gedaagde partij verzet doen binnen vier weken na de betekening van het verstekvonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Buiten deze gevallen vangt op grond van het bepaalde in artikel 143 lid 3 Rv. de termijn waarbinnen verzet moet worden gedaan aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. In artikel 144 Rv is bepaald wanneer het vonnis geacht wordt ten uitvoer te zijn gelegd. In geval van derdenbeslag op een vordering tot periodieke betaling, is dat na de eerste uitbetaling aan de beslaglegger (art. 144 sub b Rv).
3. Q. voert aan dat hij eerst bij brief van 22 februari 2010 een kopie van het vonnis heeft ontvangen. Hij is naar zijn mening tijdig in verzet gekomen.
4. Univé heeft gesteld dat op 25 november 2009 door de gerechtsdeurwaarder Werkman & Lulofs loonbeslag is gelegd. Voorts voert Univé aan dat Werkman & Lulofs eenmaal een inhouding van € 9,75 heeft ontvangen van de werkgever van Q. en wel op 31 december 2009. Bovendien blijkt volgens haar uit de overgelegde beslagexploten dat Q. op de hoogte was van een veroordeling.
5. De kantonrechter is van oordeel dat indien komt vast te komt te staan dat na het gelegde derdenbeslag gedeeltelijk (€ 9,75) is uitbetaald, ingevolge het bepaalde in art. 143 lid 3 Rv. jo art. 144 sub b Rv. de verzettermijn op 31 december 2009 is aangevangen. Hetgeen zou betekenen dat de verzetdagvaarding (van 8 maart 2010) derhalve niet tijdig is uitgebracht.
5. Nu Q. echter heeft ontkend dat er middels executoriaal loonbeslag enig bedrag van zijn salaris is ingehouden, zal Univé de juistheid van haar stellingen op dit punt dienen te bewijzen.
6. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rolzitting van 19 augustus 2010, op welke zitting Univé zich kan uitlaten omtrent de wijze waarop zij het haar opgedragen bewijs wenst te leveren. Voor het geval Univé getuigen wenst te horen, dient zij alsdan de namen van de te horen getuigen op te geven alsmede haar verhinderdata in de periode van twee maanden volgende op die rolzitting. Q. dient op deze rolzitting eveneens schriftelijk zijn verhinderdata in deze periode op te geven. Indien een getuigenverhoor dient plaats te vinden, zal op die zitting een datum voor het verhoor worden vastgesteld.
7. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
laat Univé toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat en zo ja, op welke datum door middel van executoriaal beslag Werkman & Lulofs een bedrag van € 9,75 heeft ontvangen van de werkgever van Q.;
verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 19 augustus 2010 te 11.00 uur voor uitlating door partijen als bedoeld in overweging 6;
bepaalt dat voor de uitlating door partijen en het mogelijk te houden getuigenverhoor in beginsel geen uitstel zal worden verleend;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 22 juli 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
coll.:
typ: TvdB