ECLI:NL:RBGRO:2010:BO3239
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verzet en verzettermijn bij derdenbeslag op periodieke betalingen
In deze zaak heeft Q. verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Groningen, uitgesproken op 28 januari 2009, waarbij Univé als eiseres en Q. als gedaagde betrokken waren. Q. heeft gevorderd om ontheven te worden van de veroordeling die tegen hem was uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vraag of Q. tijdig in verzet is gekomen. Volgens artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een gedaagde verzet doen binnen vier weken na betekening van het verstekvonnis of na enige daad die aantoont dat het vonnis hem bekend is. In dit geval is de verzettermijn echter ook van belang in het licht van derdenbeslag op een vordering tot periodieke betaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor verzet aanvangt op de dag van de eerste uitbetaling aan de beslaglegger, zoals bepaald in artikel 144 sub b Rv.
Q. heeft aangevoerd dat hij pas op 22 februari 2010 een kopie van het vonnis heeft ontvangen en meent dat hij tijdig in verzet is gekomen. Univé daarentegen heeft gesteld dat er op 25 november 2009 loonbeslag is gelegd en dat er op 31 december 2009 een inhouding van € 9,75 heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat als het waar is dat er na het gelegde derdenbeslag een bedrag is uitbetaald, de verzettermijn op 31 december 2009 is begonnen. Dit zou betekenen dat de verzetdagvaarding van 8 maart 2010 niet tijdig is uitgebracht. Aangezien Q. ontkent dat er een bedrag van zijn salaris is ingehouden, moet Univé bewijs leveren van haar stellingen.
De zaak is verwezen naar de rolzitting van 19 augustus 2010, waar Univé zich kan uitlaten over de wijze van bewijslevering. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden en Univé toegelaten tot bewijs van de feiten die relevant zijn voor de datum van de uitbetaling aan de beslaglegger. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. de Jong op 22 juli 2010.