ECLI:NL:RBGRO:2010:BO4460

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424827 CV EXPL 09-15808
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde waterschapslasten door Waterbedrijf Groningen N.V. tegen Q.

In deze zaak vorderde Waterbedrijf Groningen N.V. van gedaagde Q. betaling van onbetaalde waterschapslasten ter hoogte van € 110,18, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op een factuur van 31 januari 2009, die door Q. niet was voldaan. Q. voerde als verweer aan dat de vordering reeds was voldaan en dat Waterbedrijf een gebrekkige administratie voerde. Daarnaast stelde hij dat hij geen verontreinigingsheffing meer verschuldigd was vanwege de installatie van een IBA-systeem op het perceel.

De kantonrechter oordeelde dat Q. onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de vordering was voldaan. De rekeningafschriften die Q. overlegde, toonden niet aan dat de betreffende nota was betaald. Ook het verweer over de verontreinigingsheffing werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat het Waterschap een vrijstelling had verleend. De kantonrechter concludeerde dat de buitengerechtelijke kosten niet konden worden toegewezen, omdat deze niet meer omvatten dan een enkele aanmaning.

Uiteindelijk werd Q. veroordeeld tot betaling van € 73,18, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F.B. Böttcher op 17 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 424827 \ CV EXPL 09-15808
Vonnis d.d. 17 maart 2010
inzake
de naamloze vennootschap Waterbedrijf Groningen N.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres, hierna waterbedrijf te noemen,
gemachtigde LAVG, gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
Q.,
wonende te [adres] Rasquert, [adres],
gedaagde, hierna Q. te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
Waterbedrijf heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd Q. te veroordelen tot betaling van € 110,18 vermeerderd met rente en kosten. Q. heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde. Vervolgens hebben partijen geconcludeerd voor re- en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
de feiten
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.1 Waterbedrijf heeft gedaagde bij factuur van 31 januari 2009 de waterschapslasten over de periode januari en februari 2009 betreffende het perceel [adres] 3 te Warffum in rekening gebracht.
het standpunt van Waterbedrijf
2. Waterbedrijf legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
2.1 De nota met nummer 10016 is onbetaald gebleven.
2.2 De betalingen door Q. zien op andere factuurnummers. De betalingen zijn bij Waterbedrijf afgeboekt conform de door Q. aangegeven betalingskenmerken.
2.3 Aangezien Q. in gebreke is gebleven de vordering te voldoen is hij eveneens rente en kosten verschuldigd.
het standpunt van Q.
3. Hij voert - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende als verweer aan.
3.1 De vordering is reeds voldaan.
3.2 Waterbedrijf voert een gebrekkige administratie.
3.3 Q. heeft op het perceel [adres] 3 te Warfffum een IBA-systeem geïnstalleerd, daarom is voor dat perceel geen verontreinigingsheffing meer verschuldigd.
de beoordeling
4.1 Q. stelt zich op het standpunt dat hij de vordering reeds heeft voldaan en heeft ter onderbouwing van zijn verweer een aantal rekeningafschriften overgelegd. Uit deze afschriften kan de kantonrechter evenwel niet opmaken dat de in het geding zijnde nota met nummer 10016 is voldaan. Geen van de kenmerken die bij de betalingen staan vermeld komen overeen met de onderhavige nota. Waterbedrijf heeft dit bovendien ook betwist. Dit verweer van Q. dient daarom als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd.
4.2 De stelling van Q. dat hij in verband met de plaatsing van het IBA-systeem geen verontreinigingsheffing meer verschuldigd is, dient eveneens te worden verworpen. In dat geval zou het Waterschap hiervoor een vrijstelling hebben moeten geven, daarvan is in deze procedure niet gebleken.
4.3 Ten aanzien van de buitengerechtelijke werkzaamheden merkt de kantonrechter op dat het uitgangspunt is dat deze werkzaamheden meer moeten omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. Nu hiervan niet is gebleken, dienen deze werkzaamheden te worden aangemerkt als zijnde ter voorbereiding van de processtukken en instructie van de zaak. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen dan ook worden afgewezen.
4.4 Q. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Q. om tegen bewijs van betaling aan Waterbedrijf te voldoen een bedrag van € 73,18 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 71,04 vanaf 19 augustus 2009 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Q. in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van Waterbedrijf tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 72,25 aan dagvaardingskosten, € 90,00 aan griffierechten en € 60,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af - voor zover nodig - het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, en op 17 maart 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: jcn