ECLI:NL:RBGRO:2010:BO5307

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
455394 CV EXPL 10-8665
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid in verzet tegen dwangbevel studiefinanciering

In deze zaak heeft de ex-student Q. verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), is uitgevaardigd. De ex-student heeft zijn verzet ingediend bij de Rechtbank Groningen, waar de kantonrechter zich bevoegd verklaarde om van het geschil kennis te nemen. Dit is gebaseerd op de locatie van DUO in Groningen en het feit dat de vordering minder dan € 5.000,00 bedraagt, waardoor de kantonrechter bevoegd is. De Staat heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, maar Q. heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de rechtbank Groningen mede bevoegd is, omdat de Dienst Uitvoering Onderwijs een agentschap is van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gevestigd is in Groningen. De kantonrechter heeft de proceskosten van het incident voor rekening van de Staat gesteld, aangezien Q. niet heeft gereageerd. De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting voor de Staat om een conclusie van antwoord te nemen. De beslissing van de kantonrechter is op 13 oktober 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 455394 CV EXPL 10-8665
Vonnis in het incident d.d. 13 oktober 2010
inzake
Q.,
wonende te Leeuwarden,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident, hierna Q. te noemen,
gemachtigde mr. D.J. Bomhof, advocaat te Leeuwarden,
tegen
de Staat der Nederlanden,
zetelende te 's-Gravenhage,
ten deze vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs, agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zaakdoende/gevestigd te Groningen,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident, hierna de Staat te noemen,
gemachtigde LAVG, gerechtsdeurwaarders te Groningen.
PROCESGANG
Q. is bij dagvaarding in verzet gekomen tegen een door de Staat tegen hem uitgevaardigd dwangbevel.
De Staat heeft een incidentele conclusie genomen houdende exceptie van onbevoegdheid.
Ondanks de daartoe geboden gelegenheid heeft Q. daar niet op gereageerd.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
In het incident
1. In artikel 4:123 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op de wijze als bepaald in artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tegen een dwangbevel kan worden opgekomen.
2. Lid 1 van artikel 438 lid 1 Rv luidt als volgt:
Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechtbank die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welker rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden.
3. Onder "gewone regels" wordt verstaan de bevoegdheidsregels genoemd in de artikelen 99 tot en met 109 Rv. Op grond van artikel 99 lid 1 Rv is bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij. In artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats heeft. Deze bepaling betreft zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Op grond van artikel 2:1 lid 1 BW bezit ook de Staat rechtspersoonlijkheid.
4. De Dienst Uitvoering Onderwijs is, zo staat in het dwangbevel vermeld, een agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gevestigd in Groningen. Aldus houdt de Staat mede filiaal te Groningen. Omdat de Dienst Uitvoering Onderwijs het onderhavige dwangbevel heeft uitgevaardigd, is hier sprake van een aangelegenheid die dit filiaal betreft (artikel 1:14 BW). De rechtbank Groningen is daarom mede bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
5. De kantonrechter maakt onderdeel uit van deze rechtbank en is naar zijn oordeel daarom in executiegeschillen bevoegd in zaken waarin hij naar de gewone regels (artikel 93 Rv) bevoegd zou zijn. Omdat het hier een vordering betreft met een beloop van minder dan € 5.000,00, acht de kantonrechter zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
6. Gezien de uitkomst van het incident komen de proceskosten daarvan voor rekening van de Staat. Omdat Q. in het incident niet heeft gereageerd, worden de kosten aan zijn zijde begroot op nihil.
In de hoofdzaak
7. De zaak zal worden verwezen naar de hierna te noemen rolzitting, op welke zitting de Staat een conclusie van antwoord kan nemen.
8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
in het incident
verklaart zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen;
veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van Q. tot aan deze uitspraak vastgesteld op nihil;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 10 november 2010 voor het nemen van een conclusie van antwoord door de Staat;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 13 oktober 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
Typ: MH