ECLI:NL:RBGRO:2010:BO5332

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
436504 / 09-21672
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering en vakantiedagen door kantonrechter in zaak Q. tegen B&B Belegde Broodjes B.V.

In deze zaak heeft eiser Q. een vordering ingesteld tegen gedaagde B&B Belegde Broodjes B.V. ter zake van een vermeend tekort aan ziekengeld dat hij van het UWV zou hebben ontvangen. Q. stelt dat hij vanaf zijn ziekmelding op 16 juni 2008 te weinig ziekengeld heeft ontvangen, en vordert een bedrag van € 6.827,07, vermeerderd met rente en kosten. B&B heeft de vordering betwist en aangevoerd dat Q. geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij minder ziekengeld heeft ontvangen dan waar hij recht op heeft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Q. geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn vordering en dat de werkelijke grondslag voor de vordering niet bij B&B ligt, maar bij het UWV. De kantonrechter oordeelt dat Q. zich had moeten wenden tot het UWV voor zijn klachten over de uitkering.

Daarnaast heeft Q. ook aanspraak gemaakt op de uitbetaling van 22 niet opgenomen vakantiedagen. B&B heeft betwist dat deze dagen niet zijn uitbetaald en stelt dat de vakantiedagen bij de eindafrekening zijn verrekend. De kantonrechter oordeelt dat Q. onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vordering te onderbouwen, waardoor ook deze vordering wordt afgewezen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat beide vorderingen van Q. ongegrond zijn en heeft de vordering afgewezen. Q. wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van B&B zijn vastgesteld op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 16 juni 2010 door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 436504/09-21672
Vonnis d.d. 16 juni 2010
inzake
Q., wonende te [woonplaats],
eiser, hierna te noemen Q., gemachtigde mr. J.P. Schrale-Oranje, advocaat te Roden,
tegen
de besloten vennootschap B&B Belegde Broodjes B.V., gevestigd te 9723 TL Groningen, Gotenburgweg 18,
gedaagde, hierna te noemen B&B, gemachtigde mr. ing. G.J. van Egmond, juridisch medewerker van de NBOV te Gouda.
PROCESGANG
Q. heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd B&B te veroordelen tot betaling van € 6.827,07 vermeerderd met rente en kosten. B&B heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde. De kantonrechter heeft een comparitie van partijen bepaald, die in aanwezigheid van Q., [naam], namens B&B, en de beide gemachtigden heeft plaatsgevonden op 21 april 2010. Van hetgeen partijen hebben verklaard, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Hierna is vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
de feiten
1.1 Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.2 Q. is op 4 januari 2008 bij B&B in dienst getreden voor de duur van één jaar.
1.3 Op 16 juni 2008 heeft Q. zich met rugklachten ziek gemeld. Sinds die datum is door het UWV aan Q. een ziektewetuitkering toegekend.
het standpunt van Q.
2.1 Hij legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
2.2 Sinds 16 juni 2008 ontvangt hij te weinig ziekengeld van het UWV. In plaats van € 70,45 netto per dag, waar hij recht op heeft, ontvangt hij slechts € 49,31 netto per dag. Het verschil dient door B&B als loon te worden vergoed. Tot en met december 2008 maakt hij aanspraak op een bedrag van € 3.001,48 aan achterstallig loon.
2.3 Hij heeft recht op vergoeding van 22 niet opgenomen vakantiedagen. Het totaal daarvan beloopt € 1.549,90.
2.4 Aangezien B&B sinds geruime tijd in verzuim is, maakt hij aanspraak op de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten bedrage van € 2.275,69.
het standpunt van B&B
3.1 Zij voert - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende als verweer aan.
3.2 Q. heeft de status van arbeidsgehandicapte en kan daarom aanspraak maken op de No-Riskpolis van het UWV. Deze polis geeft Q. ingevolge de zogenaamde vangnetregeling recht op een uitkering bij ziekte van welke aard dan ook. De hoogte van de uitkering hangt af van de in de CAO Bakkersbedrijf aangegeven voorwaarden.
3.3 Q. heeft niet aangetoond dat het UWV hem minder ziekengeld heeft uitgekeerd dan waar hij recht op heeft. Eveneens is niet duidelijk geworden dat Q. minder ziekengeld heeft gekregen dan dat hij aan loon zou hebben ontvangen op grond van haar loonbetalingsverplichting uit hoofde van artikel 7:629 lid 1 BW.
3.4 De door Q. niet opgenomen vakantieuren (112,6) zijn door haar bij de eindafrekening uitbetaald.
de beoordeling
4.1 Nu de vordering van Q. uit meerdere onderdelen bestaat, zal de kantonrechter deze, teneinde één en ander overzichtelijk te houden, hierna afzonderlijk behandelen.
4.2 loonvordering
Onweersproken staat tussen partijen vast dat Q. vanaf zijn eerste ziektedag, 16 juni 2008, ingevolge de bepalingen van de No-Riskpolis een ziektewetuitkering van het UWV heeft ontvangen. Daargelaten dat Q. geen enkele onderbouwing heeft gegeven van zijn stelling, dat hij per dag € 21,14 netto te weinig heeft ontvangen, is de vordering op onjuiste gronden aanhangig gemaakt. Immers stelt Q. als grondslag de loonbetalingverplichting van B&B ingevolge artikel 7:629 BW, terwijl de werkelijke grondslag is gelegen in het feit dat de uitkeringsinstantie, het UWV, hem vanaf 16 juni 2008 tot en met december 2008 te weinig ziekengeld zou hebben uitgekeerd. Met B&B is de kantonrechter dan ook van oordeel dat Q. zich ter zake, bijvoorbeeld door middel van een bezwaarschrift tegen de beschikking, had moeten wenden tot het UWV en niet tot haar. Het voorgaande leidt er toe dat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
4.3 niet opgenomen vakantiedagen
Q. heeft gesteld dat hij nog recht heeft op de uitbetaling van 22 niet opgenomen vakantiedagen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van B&B - de aan Q. toekomende niet opgenomen vakantieuren zijn bij de eindafrekening uitbetaald - is de kantonrechter van oordeel dat Q. niet slechts met deze enkele stellingname kan volstaan. Om enig rechtsgevolg aan de door hem opgeworpen stelling te verbinden, had het op de weg van Q. gelegen om de gronden daarvoor nader te onderbouwen en/of inzichtelijk te maken. Nu hij dit evenwel heeft nagelaten, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht en zal worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van B&B. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.4 wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW
Nu zowel de loonvordering als de vordering ter zake van niet opgenomen vakantiedagen wordt afgewezen, hoeft over de wettelijke verhoging, zoals hiervoor bedoeld, niet meer te worden geoordeeld.
4.5 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Q. worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Q. in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van B&B tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Böttcher, kantonrechter, en op 16 juni 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: jg