ECLI:NL:RBGRO:2010:BO7134
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondercuratelestelling met als doel dwangbehandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondercuratelestelling van een vrouw, R., geboren op 10 april 1946, die lijdt aan chronische schizofrenie. De verzoekende partij, Q., heeft verzocht om haar zus onder curatele te stellen, met als doel haar een hogere dosis medicatie toe te dienen. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een verzoek tot verlening van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ), dat op 22 april 2010 was geweigerd. De kantonrechter heeft overwogen dat dwangbehandeling alleen kan worden toegepast binnen de kaders van de BOPZ en dat het verzoek tot ondercuratelestelling in feite een poging is om deze zware toets te omzeilen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verslechtering van de gezondheidssituatie van de rechthebbende is aangetoond sinds de eerdere afwijzing. R. heeft ter zitting verklaard geen hogere medicatie te willen en er is geen bewijs dat haar situatie zo ernstig is dat ondercuratelestelling gerechtvaardigd zou zijn. De rechter benadrukt dat de wet BOPZ waarborgen biedt voor de rechten van patiënten en dat het doel van de wetgever niet kan zijn dat iemand die vrijwillig in een zorginstelling verblijft, slechter af is dan iemand die onder de BOPZ-maatregel valt.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen, met de overweging dat indien er wel sprake zou zijn van een verslechterde situatie, de weg van een hernieuwd verzoek in het kader van de BOPZ openstaat. De beschikking is gegeven door mr. F. de Jong en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze eindbeschikking is hoger beroep mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.