ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8981

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
15 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121810/KG ZA 10-390
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuurder wil woning ontruimen en sloop, huurder vordert overbrenging inboedel

In deze zaak heeft de verhuurder, woningstichting Nijestee, de wens geuit om de huurwoning van de huurder te slopen, onder de voorwaarde dat vervangende woonruimte wordt aangeboden. De huurder heeft zich verzet tegen de ontruiming, wat heeft geleid tot een kort geding. De huurder vorderde dat zijn inboedel naar de nieuwe woning zou worden overgebracht, aangezien de woning vol stond met verzamelde spullen en huisvuil. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2010 werd duidelijk dat de huurder zijn woning niet op de gebruikelijke manier bewoonde, wat leidde tot een aanzienlijke hoeveelheid inboedel die moest worden ontruimd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de huurder geclausuleerd toegewezen, waarbij werd bepaald dat Nijestee de inboedel moest overbrengen naar een door de huurder aan te wijzen opslagplaats in Groningen, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat beide partijen schuld hadden aan de ontstane situatie. De huurder had niet tijdig melding gemaakt van de omvang van zijn inboedel, terwijl Nijestee zich niet voldoende had gerealiseerd dat de inboedel veel groter was dan verwacht. De rechter benadrukte dat de huurder had moeten aangeven dat zijn woning vol stond met spullen, wat had kunnen helpen om de situatie te voorkomen. De rechter stelde ook vast dat Nijestee tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, omdat zij niet de gebruikelijke inboedel naar de nieuwe woning had overgebracht, maar slechts een willekeurige selectie had gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de huurder toegewezen, maar met de beperking dat Nijestee alleen verplicht was om de inboedel over te brengen als er voldoende zekerheid werd geboden voor de opslagkosten. De rechter heeft de kosten van de verhuizing en opslag gemaximeerd en bepaald dat de huurder verantwoordelijk was voor de extra kosten die boven de overeengekomen bedragen uitkwamen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder in het kader van een verhuizing en de gevolgen van een onduidelijke communicatie over de inboedel.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 121810 / KG ZA 10-390
Vonnis in kort geding van 15 november 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. drs. B.H. Werink te [woonplaats],
tegen
de stichting
NIJESTEE,
gevestigd te Groningen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.J.M. Janssen te Groningen.
Partijen zullen hierna betrokkene respectievelijk Nijestee worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Bij dagvaarding, waaraan gehecht producties, heeft betrokkene een vordering ingesteld als aan het slot van dat stuk omschreven.
Nijestee heeft voorafgaande aan de zitting producties overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2010.
Ter zitting heeft Nijestee een reconventionele vordering ingesteld zoals verwoord aan het slot van de overgelegde pleitnotitie van mr. Janssen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Overwegingen in conventie en reconventie
2.1. Betrokkene was woonachtig in een bovenwoning te Groningen, die hij van de woningstichting Nijestee huurde.
De woning viel in een wijkvernieuwingsgebied en Nijestee wilde, onder aanbieding van vervangende woonruimte aan betrokkene, overgaan tot sloop van de woning. Reeds in januari 2008 heeft Nijestee aan betrokkene de sloopaanzegging gedaan. Betrokkene heeft zich verzet, met name door middel van het voeren van procedures. Op 5 februari 2010 heeft Nijestee betrokkene voor de kantonrechter gedagvaard, vorderend dat betrokkene zou worden veroordeeld om de woning te ontruimen.
Nijestee had haast omdat het gehele blok al (bijna) leeg stond en de sloop was gepland.
Ten overstaan van de kantonrechter zijn partijen op 15 april 2010 overeengekomen dat Nijestee per 21 april 2010 een gestoffeerde bovenwoning elders in de stad ter beschikking zou stellen, alsmede dat betrokkene die dag zijn oude huurwoning zou verlaten. Voorts zijn partijen overeengekomen dat Nijestee de verhuizing zou organiseren, in welk verband door partijen een verhuiskostenvergoeding van € 600,00 is genoemd: alles wat de verhuizing méér zou kosten diende betrokkene zelf te betalen. Voorts zou betrokkene een vergoeding van € 5.350,00 ontvangen, die in het opgemaakte proces-verbaal ook is aangeduid verhuiskostenvergoeding.
2.2. Als bijzonderheid geldt dat betrokkene zijn huurwoning niet op de gebruikelijke wijze bewoonde. Hij had zijn huis namelijk volledig gevuld met door hem verzamelde voorwerpen, het huis was “tjok- en tjokvol”. Naar schatting is bij het ontruimen een volume van 150 m3 uit de woning gehaald, terwijl het huis slechts een vloeroppervlak van 120 m2 had.
Gelet op de op 15 april 2010 gemaakte afspraken is aannemelijk dat betrokkene toen niet kenbaar heeft gemaakt dat hij ‘iets’ meer spullen had dan een ander, terwijl Nijestee zich er niet van bewust was dat hier een probleem lag. Betrokkene had daar toen natuurlijk melding van dienen te maken. Nijestee moet het overigens zichzelf aanrekenen dat zij zich niet bewust was van de gigantische inboedel, zo overweegt de voorzieningenrechter voorts, omdat in 1998 een kantongerechtsprocedure is gevoerd vanwege de omstandigheid dat de huurwoning zó vol was dat er geen ruimte was om werkzaamheden aan de cv-installatie te verrichten; betrokkene is indertijd bij vonnis verplicht om ruimte te maken voor het uitvoeren van de werkzaamheden.
2.3. Nijestee heeft het verhuisbedrijf dat zij altijd contracteert en met hetwelk zij voordelige afspraken heeft lopen, [A] te Leek, ingeschakeld voor het verhuizen van de inboedel van betrokkene.
Op 19 april 2010 is een medewerkster van Nijestee met een medewerker van [A] bij de woning geweest voor de opname. De medewerker van [A] is met betrokkene zo goed en zo kwaad als dat ging door het huis gegaan.
Bij brief van dezelfde datum is door Nijestee aan betrokkene geschreven: “Wij hebben geconstateerd dat uw woning erg vol staat (…). Omdat niet al uw spullen in de nieuwe woning passen, zal een gedeelte van de inboedel worden opgeslagen. U moet zelf de verhuizing betalen (dit wordt verrekend met de verhuiskostenvergoeding). De kosten voor de verhuizing inclusief inpakken en vervoeren zijn ongeveer € 7.500,-. Omdat niet al uw spullen naar [de nieuwe woning] gebracht worden, moet er ook een gedeelte van uw inboedel worden opgeslagen. De kosten hiervan zijn ongeveer € 200,- per maand. Deze kosten komen ook voor uw rekening. Als u hier niet mee akkoord gaat, dan moet u dit dinsdagochtend voor 12.00 uur bij ons melden. (…) Als u akkoord bent met de offerte, dan begint [A] aanstaande woensdag 21 april om 08.00 uur met inpakken”.
Op welk moment op maandag of dinsdag betrokkene deze brief in handen heeft gekregen is niet geheel duidelijk, maar gegeven is dat hij op woensdag naar zijn nieuwe huis is gegaan; het was de uitdrukkelijke wens van Nijestee dat betrokkene niet bij het daadwerkelijke ontruimen van de woning zou zijn en hij heeft hier gevolg aan gegeven.
In zoverre betrokkene aanvoert dat hij de ‘offerte’ niet heeft geaccepteerd, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij nu het een feit is dat betrokkene de brief in handen had op het moment dat hij naar zijn nieuwe huis vertrok, de inboedel overlatend aan de verhuizers. Daarmee heeft hij feitelijk ingestemd met het voorstel van Nijestee.
2.4. Op 21 april 2010 is [A] begonnen met de ontruiming. Vanaf het eerste moment viel de enorme hoeveelheid zaken toch nog tegen; het verhuisbedrijf is vele dagen, tot half mei, bezig geweest het huis leeg te halen. In overleg met Nijestee is het volgende gebeurd:
- 30 kartonnen verhuisdozen zijn afgeleverd in de nieuwe woning van betrokkene; in die dozen bevond zich een min of meer willekeurige verzameling zaken, in ieder geval niet zaken (meubelen, kledingstukken) die eerste levensbehoeften vervullen;
- 120 m3 (780 verhuisdozen) inboedel is opgeslagen bij het verhuisbedrijf in Leek;
- ongeveer 40 m3 ernstig vervuilde zaken zonder enige waarde – waaronder ook huisvuil – is afgevoerd naar de vuilstort.
Volgens Nijestee was het onmogelijk een keuze te maken uit de over te brengen inboedel; het verhuisbedrijf is noodzakelijkerwijs begonnen met het inpakken bij de voordeur en al werkend verder het huis ingegaan.
Bij het maken van de keuzes en het bepalen van de strategie is met betrokkene geen overleg gevoerd of zelfs maar gezocht.
2.5. Nijestee heeft aan betrokkene op 17 mei 2010 bericht dat zij van oordeel is dat hij zijn eerdere woning niet overeenkomstig de bestemming en niet als een goed huurder had bewoond. De brief vervolgde: “Nijestee wil deze (gevaarlijke) situatie in uw nieuwe woning niet nog een keer. Daarom hebben wij besloten uw inboedel niet te verhuizen naar de nieuwe woning maar (tijdelijk) op te slaan”.
2.6. Ter zake van de verhuiskosten heeft het verhuisbedrijf aan Nijestee gefactureerd € 15.685,58; de stortkosten hebben € 1.581,62 bedragen. De opslagkosten bij het verhuisbedrijf in Leek bedragen € 649,99 per maand.
2.7. Partijen zijn in een impasse geraakt. Vanaf mei 2010 tot heden is men niets verder gekomen; de opslag in Leek is onaangeroerd gebleven.
2.7.1. Betrokkene stelt dat hij er vanuit mocht gaan dat Nijestee spullen naar de nieuwe woning zou brengen, voor zover die woning ruimte zou bieden. Zonder enig overleg heeft Nijestee besloten het meeste naar de opslag in Leek te brengen. Die opslag is voor hem onbereikbaar nu hij niet over een auto beschikt.
Betrokkene stelt dat hij nu al maanden in een bijna leeg huis zit. Van hem kan niet worden verwacht dat hij zijn inboedel op eigen kosten naar de nieuwe woning laat overbrengen.
Betrokkene vordert dat Nijestee wordt veroordeeld om zijn inboedel over te brengen naar zijn nieuwe huis en wat er niet in past overbrengt naar een opslag op zeer korte afstand van dat huis. Hij meent overigens dat de meeste spullen die nu in Leek staan, in zijn huis passen; de rest kan hij vlak bij zijn huis rustig uitzoeken. De kosten van deze nieuwe opslag kan en wil hij dragen. Dat geldt niet voor de opslagkosten in Leek; die kosten bedragen het drievoudige van wat was geoffreerd, daargelaten dat opslag in Leek voor hem ongepast was.
Betrokkene voert voorts aan dat Nijestee hem schadevergoeding moet voldoen. Tot de inboedel behoorden ook waardevolle en kostbare voorwerpen, waarvan de totale waarde door hem wordt geschat op € 130.000,00 tot € 150.000,00. De schade kan pas worden opgenomen als er de mogelijkheid bestaat (het restant van) de inboedel op te nemen. Dit vormt nu geen onderdeel van de vordering in kort geding.
Betrokkene verlangt dat Nijestee niet-ontvankelijk wordt verklaard in de reconventionele vordering, nu deze niet uiterlijk 24 uur voor de zitting schriftelijk bekend is gemaakt.
2.7.2. Nijestee voert aan dat het volstrekt onmogelijk is om alle zaken uit de oude woning naar de nieuwe te verhuizen, omdat die woning daarvoor veel te klein is. Nijestee heeft voorgesteld dat betrokkene in de opslag in Leek, in zijn eigen tempo, een selectie maakt van de zaken die hij nog wil hebben, maar betrokkene weigert dat, terwijl Nijestee niet in staat is die selectie voor hem uit te voeren. Zaken die betrokkene wil houden – Nijestee bestrijdt bij gebrek aan wetenschap dat opgeslagen zaken een hoge waarde hebben – kan hij op eigen kosten naar zijn nieuwe woning brengen.
Betrokkene heeft sinds mei 2010 niet meer omgekeken naar zijn spullen in de opslag te Leek. Hij laat de boel de boel en Nijestee draait op die manier op voor de kosten.
Nijestee stelt dat zij niet tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst; zij heeft zich met zorg bekommerd om de inboedelzaken en heeft zelfs de kosten van de verhuizing en de opslag tot nu toe voorgeschoten. Betrokkene is verplicht die kosten aan Nijestee te vergoeden. Door niet te voldoen aan zijn betalingsverplichting is betrokkene in (schuldeisers)verzuim, zodat hem geen vordering toekomt. Voorts is er het restitutierisico als Nijestee wordt veroordeeld om nog meer kosten te maken.
In ieder geval kan Nijestee niet doorgaan met het tegen hoge kosten opslaan van de inboedel.
In reconventie vordert Nijestee – kort weergegeven – dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat Nijestee op grond van art. 6:60 BW bevrijd is van haar verplichting de in Leek opgeslagen zaken nog langer op te slaan, alsmede veroordeling van betrokkene te voldoen € 14.488,15, te vermeerderen met € 650,00 voor elke maand dat de opslag langer voortduurt. Het genoemde bedrag van € 14.488,15 is tot stand gekomen door de som van verhuiskosten en opslagkosten tot en met september 2010, te verminderen met de overeengekomen verhuiskostenvergoeding.
2.8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat beide partijen schuld hebben aan de nu ontstane situatie.
Betrokkene is debet aan de impasse waarin partijen zijn beland. Zijn aandeel is dat hij van zijn huis een pakhuis in plaats van een woonhuis had gemaakt en bij het maken van afspraken over zijn verhuizing dat niet in herinnering van Nijestee heeft gebracht. Als betrokkene gehandeld had zoals dat in het maatschappelijk verkeer betaamt en ook past bij een fatsoenlijke omgang tussen huurder en verhuurder, had hij tijdens de onderhandelingen ten overstaan van de kantonrechter gemeld dat rekening moest worden gehouden met een extreme hoeveelheid zaken, van wisselende kwaliteit.
Het aandeel van betrokkene is voorts dat hij vanaf mei 2010 geen afdoende actie heeft ondernomen, zelfs niet één keer per openbaar vervoer naar Leek is gegaan; hij heeft vooral gewacht tot Nijestee zijn probleem zou oplossen.
Nijestee is van haar kant ernstig tekort geschoten door, nadat haar ‘offerte’ van 19 april 2010 was geaccepteerd, de tussen partijen gesloten overeenkomst niet te goeder trouw uit te voeren. De voorzieningenrechter bedenkt daarbij dat de ‘offerte’ van 19 april was opgemaakt nádat de medewerker van [A] de woning van betrokkene had opgenomen; dat die verhuizer zich volledig heeft verkeken op de omvang van het probleem, kan betrokkene niet worden tegengeworpen, dat is (slechts) een zaak tussen Nijestee en [A].
Wat betreft de plaats van opslag bedenkt de voorzieningenrechter het volgende. Nu niet gesteld of gebleken is dat Nijestee er vanuit mocht gaan dat betrokkene een auto heeft, had zij zich moeten realiseren dat opslag op een industrieterrein in Leek het vragen om problemen was; de verwachting dat betrokkene daar rustig zijn spullen zou kunnen uitzoeken en deze vervolgens distribueren, was geen reële verwachting. Nijestee had tevoren met betrokkene moeten overleggen over de meest praktische plaats van opslag.
2.9. Betrokkene mocht op grond van de door hem geaccepteerde ‘offerte’ verwachten:
(a) dat een inboedel van een gebruikelijke omvang, met de nadruk op dagelijks te gebruiken zaken (meubelen, kleding, kookgerei), naar zijn nieuwe woning zou worden overgebracht,
(b) dat het restant zou worden opgeslagen,
(c) dat de kosten van de verhuisoperatie ongeveer € 7.500,00 zouden bedragen, te verrekenen met de overeengekomen verhuiskostenvergoedingen van € 600,00 en € 5.350,00, zodat hij per saldo ongeveer € 1.550,00 zou moeten bijpassen, alsmede
(d) dat gedurende de tijd dat hij nog geen oplossing had voor het surplus van de inboedel, hij maximaal (ongeveer) € 200,00 per maand zou moeten betalen voor de opslag.
Nijestee is tekort geschoten wat betreft (a) door slechts een kleine, willekeurige selectie uit de inboedel af te leveren in de nieuwe woning; voorts kan Nijestee er jegens betrokkene geen aanspraak op maken dat hij ter zake van de verhuizing méér voldoet dan (ongeveer) € 1.550,00 en ter zake van de opslag maandelijks méér betaalt dan (ongeveer) € 200,00 per maand.
2.10. Betrokkene vordert dat de voorzieningenrechter de impasse doorbreekt door Nijestee te verplichten om op haar kosten alle opgeslagen zaken over te brengen naar zijn nieuwe woning en naar een opslag in de buurt. Die vordering is niet zonder meer toewijsbaar.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient wél het uitgangspunt te zijn dat Nijestee op haar kosten de inboedel doet overbrengen van Leek naar Groningen.
Betrokkene zou er aanspraak op kunnen maken dat dagelijks te gebruiken zaken (meubelen, kleding, kookgerei) naar zijn nieuwe woning worden overgebracht, ware het niet dat deze zaken niet zijn uitgesorteerd; betrokkene heeft de afgelopen periode niet de moeite genomen om uit te zoeken wat hij het hardst nodig heeft. Onder de gegeven omstandigheden is het onvermijdelijk dat alles wordt overgebracht naar een door betrokkene aangewezen opslag in de buurt van zijn nieuwe woning; betrokkene kan daarna zelf de inboedel uitsorteren.
Voorts geldt dat van Nijestee niet kan worden verwacht dat zij de inboedel van Leek naar Groningen doet overbrengen zonder de zekerheid te hebben (a) dat zij alles ook kwijt kan in de door betrokkene aangewezen nieuwe opslagplaats en (b) dat betrokkene garant staat voor de kosten van die opslag.
De vordering van betrokkene zal onder deze beperkende voorwaarden worden toegewezen.
Die toewijzing wordt niet afhankelijk gesteld van het door betrokkene voldoen aan een betalingsverplichting jegens Nijestee. Op enig moment evenwel dient betrokkene aan Nijestee te voldoen (1e) de extra kosten van de verhuizing, gemaximeerd tot € 1.550,00 en (2e) de opslagkosten, beperkt tot een bedrag van € 200,00 per maand, welke bedragen zijn gebaseerd op (zie hiervoor) het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter.
2.11. De voorzieningenrechter merkt naar aanleiding van de stelling van Nijestee dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de opslag in Leek nog langer financiert, het volgende op.
Nijestee heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat er voortgang wordt gemaakt. Daarom wordt de nu uit te spreken veroordeling beperkt in de tijd; als betrokkene het niet binnen korte tijd zo organiseert dat Nijestee de inboedel daadwerkelijk naar de opslag in Groningen kan overbrengen, wordt zij ontslagen van haar verplichting dat nog te doen. Nijestee kan alsdan handelen zoals zij als verhuurster gewoon is te doen in gevallen dat zij over een achtergelaten inboedel is komen te beschikken.
2.12. De tegenvordering van Nijestee is niet toewijsbaar omdat deze te laat, namelijk eerst ter zitting, kenbaar is gemaakt. De voorzieningenrechter kan niet meegaan in de gedachte van (de advocaat van) Nijestee dat nu hij enkele dagen voor de zitting aan de advocaat van betrokkene heeft meegedeeld dat ‘een’ reconventionele vordering zou worden ingesteld, die wederpartij zich daarop afdoende heeft kunnen prepareren. De voorzieningenrechter laat hierbij nog daar dat ook hij tijdig moet weten waarover hij partijen moet horen in verband met de door hem te nemen beslissing.
2.13. Hiervoor is overwogen dat beide partijen ‘boter op hun hoofd’ hebben. Daarbij past dat wat betreft de proceskosten wordt beslist dat elke partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
3.1. veroordeelt Nijestee om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de zaken van betrokkene, die zich thans nog bevinden in de opslag van [A] te Leek, voor rekening van Nijestee over te doen brengen naar een door betrokkene aan te wijzen plaats van opslag in de gemeente Groningen, met dien verstande
1. dat Nijestee hiertoe slechts behoeft over te gaan indien aan haar afdoende zekerheid is geboden dat alle zaken aldaar kunnen worden opgeslagen en betrokkene garant staat voor de kosten van die opslag,
2. dat Nijestee na ontvangst van bedoelde zekerheidstelling 14 dagen gelegenheid heeft om dat overbrengen te doen plaatsvinden en
3. dat de verplichting van Nijestee vervalt indien bedoelde zekerheidstelling niet voor 10 december 2010 in haar bezit is.
3.2. bepaalt dat Nijestee voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 3.1. bepaalde, aan betrokkene een dwangsom verbeurt van € 1.000,00, tot een maximum van
€ 20.000,00,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5. wijst de vordering in reconventie af,
in conventie en reconventie
3.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2010.?