vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 114164 / KG ZA 09-369
Vonnis in kort geding van 8 januari 2010
[A]
gevestigd te Groot-Ammers,
eiseres,
advocaat mr. R.S.A. Essed,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGENBORG PASSAGIERSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
advocaat mr. W.F.W. Timmer.
Partijen zullen hierna [A] en Wagenborg genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [A]
- de pleitnota van Wagenborg.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A], handelend onder de naam 'Tranz', is eigenaar van een onderneming waarvan de handelsactiviteiten betrekking hebben op de bouw van watertaxi's. In 2006 heeft [A] de rechten verworven van het model van de 'Rotterdamse watertaxi'. Enig aandeelhouder en bestuurder is [B], waarvan de aandelen worden gehouden door de heer [C] (hierna: [C]).
2.2. Wagenborg exploiteert een onderneming op het gebied van personen- en vrachtgoederenverkeer via de zee en binnenwateren, met name met een tweetal veerdiensten op de Waddenzee. Enig aandeelhouder en bestuurder van Wagenborg is Koninklijke Wagenborg B.V. De directeur van Wagenborg is de heer [D] (hierna: [D]).
2.3. Wagenborg heeft, op aangeven van de gemeente Ameland en de gemeente Schiermonnikoog, plannen ontwikkeld om naast de veerdiensten een taxiservice te exploiteren.
2.4. In april 2008 hebben [C] en [D] gesprekken gevoerd over de mogelijkheden tot het bouwen en leveren van zeewaardige watertaxi's, geschikt voor het vervoer van twaalf passagiers.
2.5. [A] heeft aan Wagenborg meegedeeld dat het door haar geëxploiteerde model watertaxi niet geschikt was voor gebruik op de Waddenzee. Het bestaande model watertaxi zou daarom verder ontwikkeld moeten worden. Wagenborg van haar kant heeft aangegeven dat zij, naast de eisen betreffende de zeewaardigheid, ook eisen stelt aan de uitrusting van de schepen. Gevraagd naar de prijs van de bestaande watertaxi, heeft [C] aan [D] meegedeeld dat de vorige eigenaar van de watertaxi hier een bedrag van € 160.000,- voor heeft berekend.
2.6. Bij emailbericht van 28 april 2008 heeft [C] aan [D] onder meer het volgende gemeld: "Zoals ik heb verteld is het voor de Maastaxi wenselijk om de boeg scherper te maken (…). Het vaarcomfort speelt voor gebruik op de Waddenzee een net zo'n belangrijke rol, zodat deze nieuw te ontwikkelen romp ook voor Wagenborg van belang kan zijn (…)."
2.7. In mei 2008 hebben partijen hun gesprekken voortgezet. De technische expert van Wagenborg, de [F] (hierna: [F]), heeft uitgebreid de technische aspecten van de Waddentaxi doorgenomen. Meer in het bijzonder is gekeken naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van de bestaande watertaxi naar een Waddentaxi.
2.8. Op 20 mei 2008 vervolgt [C] in een emailbericht aan [F]: "Zoals je weet is het mijn bedoeling dat deze maand begonnen wordt met het ontwerp van een beter onderwaterschip, zowel t.b.v. Maastaxi en voor zover Wagenborg doorpakt met mij, ook voor de Waddentaxi. Nu moet ik daarbij reeds in de ontwerpfase rekening houden met de motorisering. Voor Maastaxi Rotterdam ga ik absoluut een boot bouwen maar zij hebben (nu nog) voorkeur voor 1 motor (…)."
2.9. Bij e-mailbericht van 23 mei 2008 heeft [F] meegedeeld: "We moeten alvorens we een definitieve overeenkomst aan kunnen gaan een ondernemingsplan maken om de toestemming van de hoofddirectie te krijgen. Hier wordt momenteel aan gewerkt door de heer [D]. De keuze van de motoren en levertijd hiervan is inderdaad een punt waar we goed over moeten nadenken (…)."
2.10. [A] heeft diverse voorbereidende werkzaamheden verricht, zoals het maken van schetsontwerpen en het laten verrichten van onderzoek door het Marin Instituut te Wageningen.
2.11. Medio september 2008 heeft [D] een [A] meegedeeld dat het watertaxiproject intern door de concerndirectie was goedgekeurd. Wagenborg zou de benodigde specificaties eind september 2008 aanleveren. [A] is vervolgens verder gegaan met de ontwikkeling van de watertaxi.
2.12. Bij emailbericht van 20 november 2008 deelt [C] aan [D], onder meer, het volgende mee: "Tijdens mijn bezoek aan Ameland gaf u aan dat eind september de specificaties voor de watertaxi zouden zijn opgesteld door Wagenborg. Deze zijn van belang om een adequate prijs te kunnen offreren. Wellicht kunnen wij t.a.v. deze specs nog even overleggen."
2.13. [D] heeft op dezelfde dag gereageerd met de mededeling: "Goed nieuws! We moeten zeker de zaken vast gaan leggen tussen partijen (…). De specs vanuit Wagenborg zullen vóór het einde van het jaar klaar zijn (…). Ik zou graag de uitgangspunten van het project bespreken op vrijdag 5 december. Dit kan ook desgewenst aan wal. Wagenborg zal de specs aanleveren op 16 december. Hierna kunnen we de overeenkomst vastleggen en ondertekenen op 19 december."
2.14. Naar aanleiding van moeizaam contact met Wagenborg heeft [A] gevraagd of het project werkelijk doorgang zou vinden. [C] heeft hierbij in zijn emailbericht van 15 december 2008 het volgende opgemerkt: "(…)…kan ik mij niet langer aan de indruk onttrekken dat, wellicht naar aanleiding van de kredietcrisis of anderszins, op dit moment bij Wagenborg de animo om watertaxi's in de vaart te brengen is verminderd (…). Bestaat de mogelijkheid dat deze thans door Wagenborg wordt afgenomen dan heb ik te maken met twee motoren en twee jets, maar haakt Wagenborg af dan ga ik deze thans voorzien van één grote motor met één grotere jet, zodat ik deze thans in operationele lease ga geven bij de Rotterdamse Maastaxi."
2.15. [D] heeft gereageerd bij emailbericht van 15 december 2008, waarin hij onder meer het volgende heeft meegedeeld: "Geen zorgen! We gaan er vól voor. Maar enkele buitenlandse projecten hebben bij mij wat roet in het watertaxi eten gegooid (…). April moeten we nog steeds varen. Graag een conceptovereenkomst of intentieverklaring, zodat jij verzekerd bent en verder kunt. (…)."
2.16. Op 13 januari 2009 heeft [D] een conceptovereenkomst ('Letter of Intent') naar [A] gestuurd, waarin onder meer Engels recht van toepassing wordt verklaard. In de 'Letter of Intent' wordt geen prijs vermeld.
2.17. [C] reageert bij emailbericht van 14 januari 2009 en stelt daarin onder meer het volgende: "(…) Ik zal het stuk tegen het licht houden. Mijn technische/juridische engels is helaas niet van dien aard dat het voor mij gesneden koek is, de strekking is mij wil duidelijk maar voor de goede orde wil ik het vertaald zien (…)."
2.18. Bij emailbericht van 28 januari 2009 heeft [C] onder meer het volgende laten weten: "(…) De verlangde leverdata welke Ger voorstaat gaat helaas niet lukken. Voor de jets heb ik reeds in december 2008 productiecapaciteit bij Hamilton gereserveerd en deze worden in april geleverd (…). "
2.19. Op 5 februari 2009 hebben partijen een bespreking gevoerd. Bij emailbericht van 7 februari 2009 heeft [D] het volgende meegedeeld: "In navolging van ons prettig onderhoud (en heerlijke lunch) van donderdag 5 februari jongstleden, hierbij bevestiging van de gemaakte afspraken:
- WPD zal de gewenste uitrusting / kleurenstellig en specificaties toezenden vóór 20 februari;
- Tranz zal op basis van de bekende gegevens zorg dragen voor een richtprijs per taxi op basis van een afnamen van 4 stuks met optie voor een nader te bepalen aantal;
- Levering en plaatsing van de hoofdmotoren zal via Tranz lopen;
- Er zal een conceptcontract worden opgesteld tussen Tranz en WPD door Tranz op basis van een betalingsschema van 30% bij ondertekening en 70% bij levering;
- er zal een tijdsplanning worden toegevoegd aan het contract waarbij uitgegaan wordt van levering van de 1e taxi op Lauwersoog vóór 1 juni 2009;
- Op dinsdag 3 of woensdag 4 maart zal ondertekening van het contract plaatsvinden op Ameland. Voorafgaande hieraan zal er gezamenlijk een persbericht worden gemaakt;
NB: transfer Groot Ammers - Lauwersoog wordt verzorgd door Wagenborg.
Vertrouw er op dat bovenstaand correct is weergegeven en dat we hiermee concrete afspraken hebben vastgelegd (…). "
2.20. Wagenborg heeft de definitieve specificaties op 18 februari 2009 aan [A] geleverd. Naar aanleiding van deze specificaties is [A] de kostprijs van de watertaxi gaan berekenen.
2.21. Bij emailbericht van 27 februari 2009 heeft [D] het volgende laten weten: "(…) ik benadruk met klem de noodzaak om een afspraken formeel te gaan vastleggen! De beste methode is een bedrag per schip neer te leggen op basis van de standaard uitrusting. Wanneer we gaan verfijnen komen er meer- en minderwerk posten op het door aangeboden bedrag."
2.22. Op 23 maart 2009 heeft [A] een concept-overeenkomst (conform HISWA-model en voorwaarden) aan Wagenborg verstuurd. De uiteindelijke prijsopgave en prijscalculatie zijn op respectievelijk 24 en 27 maart 2009 toegezonden, waarbij Tranz de richtprijs heeft berekend op een bedrag van € 300.000,- (exclusief btw) per Wadden taxi. Op 30 maart 2009 en 1 april 2009 heeft [C] laten weten mogelijkheden te zien om de boot enigszins aan te passen en zo de prijs te verminderen.
2.23. Wagenborg heeft vervolgens te kennen gegeven dat zij de boot wil afnemen voor een richtprijs van € 250.000,-. [C] laat bij brief van 9 april 2009 laten weten dat hij de kosten kan verlagen naar € 270.000,- per watertaxi. In de daaropvolgende periode hebben partijen onderhandeld over de prijs en de uitvoering van de watertaxi.
2.24. Bij emailbericht van 27 april 2009 meldt [D] onder meer het volgende: "Wij zijn van mening dat de verschillen in opvatting voor dit moment te groot zijn. Onze wijze van benadering is duidelijk anders. (…). Wij zullen tot nader bericht de contacten inzake de mogelijke levering door Tranz opschorten."
2.25. Bij emailbericht van 4 mei 2009 deelt [D] het volgende mee: "Er is geen padstelling wat ons betreft. Het verschil tussen wat jij rekent en wat wij willen betalen is gewoonweg te groot. Wij hebben meerdere malen gevraagd om de letter of intend te tekenen en op basis van de specificaties en de letter of intend een offerte te doen. De letter of intend is nooit getekend en de offerte niet voldoende gebaseerd op de door ons aangeleverde specs. De mailwisseling is duidelijk. Wij hebben besloten pas op de plaats te maken en ons te bezinnen op de toekomst. Daarmee is wat ons betreft de zaak duidelijk weergegeven."
3.1. [A] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Wagenborg te veroordelen om
1. primair: de met [A] overeengekomen overeenkomst van opdracht tot het afnemen van minimaal vier boten na te komen, door
(i) binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis een bedrag van € 360.000,- vermeerderd met de daarover verschuldigde 19% btw aan [A] te voldoen, zulks ten titel van de overeengekomen aanbetaling van 30%, zijnde het bedrag van € 68.400,- van de door [A] berekende richtprijs voor de bouw van vier boten en door
(ii) mee te werken aan de verdere uitwerking en vastlegging van de afspraken d.d. 5 februari 2009 in een standaardovereenkomst (model HISWA);
Subisidair: de onderhandelingen met [A] binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis voort te zetten, met het doel om binnen 14 dagen nadien een overeenkomst tot stand te brengen en daarbij te bepalen dat
(i) Wagenborg een aanbod tot de bouw van vier boten tegen kostprijs redelijkerwijs niet mag weigeren en
(ii) dat indien na het verstrijken van de periode van 14 dagen geen overeenkomst tot stand zal komen, Wagenborg alsdan gehouden is om binnen 7 dagen na het verstrijken van bedoelde periode een bedrag van € 201.459,- aan [A] zal betalen, zijnde een voorschot op de door Wagenborg aan [A] te betalen vergoeding voor gemaakte kosten en geleden schade in verband met het afbreken van de onderhandelingen c.q. op grond van onrechtmatige daad.
Meer subsidiair: om binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [A] te betalen een bedrag van € 201.459,-, zijnde een voorschot op de door Wagenborg aan [A] te betalen vergoeding van gemaakte kosten en geleden schade in verband met het afbreken van de onderhandelingen c.q. op grond van onrechtmatige daad.
2. betaling van de kosten van dit geding.
3.2. Wagenborg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter dient eerst te beoordelen of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Hierbij dient een voorshands oordeel te worden gegeven over de vraag of sprake is van een overeenkomst tussen partijen. [A] heeft zich op het standpunt gesteld dat tussen haar en Wagenborg een overeenkomst (tot aanneming van werk) tot stand is gekomen. [A] stelt dat zij er van uit mocht gaan dat de overeenkomst tot opdracht tot de bouw en levering van vier watertaxi's expliciet is bevestigd bij (onder meer) het emailbericht van 7 februari 2009. Volgens [A] heeft Wagenborg in dit emailbericht verklaard dat zij de boten zou afnemen tegen de door [A] berekende richtprijs, met een aanbetaling van 30%.
Wagenborg daarentegen stelt zich op het standpunt dat er geen overeenkomst is, omdat dit niet gedistilleerd kan worden uit de overgelegde emailberichten en omdat partijen nimmer formeel een overeenkomst hebben getekend.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. In het emailbericht van 7 februari 2009 heeft Wagenborg aan [A] toegezegd dat zij nadere specificaties zal toezenden, welke nodig zouden zijn voor de prijsberekening. Deze toezegging is echter onvoldoende om te concluderen dat er op dat moment al een overeenkomst tot stand is gekomen. Hetzelfde geldt voor de constatering dat de levering en plaatsing van de hoofdmotoren via [A] zou plaatsvinden. Wagenborg heeft in het emailbericht gesteld dat [A] een richtprijs zou gaan berekenen en dat er een conceptcontract opgesteld zou worden. Beide aspecten duiden er op dat er nog geen definitieve overeenstemming is bereikt over de essentialia van de overeenkomst. Dat Wagenborg tevens heeft gesteld dat de ondertekening van het contract op 3 of 4 maart zal plaatsvinden, dient in samenhang met het voorgaande te worden gelezen: indien partijen nadere afspraken hadden gemaakt over de prijs en andere aspecten, dan zou deze ondertekening plaatsvinden.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat partijen op een aantal belangrijke punten geen wilsovereenstemming hebben bereikt. Zo hebben zij weliswaar gesproken over een leveringsdatum, maar hebben zij hierover geen concrete afspraken gemaakt. De wens van Wagenborg om in het voorjaar van 2009 met de Waddentaxi te gaan varen, kon, gelet op het emailbericht van [C] van 28 januari 2009, niet worden waargemaakt, waarna definitieve afspraken over een leveringsdatum zijn uitgebleven. Daarnaast hebben partijen geen overeenstemming bereikt over welk recht op de te ondertekenen overeenkomst van toepassing zou moeten zijn. Immers, Wagenborg heeft de 'Letter of Intent' verstuurd naar [A], waarbij Engels recht van toepassing wordt verklaard. [A] heeft hierop gereageerd door te stellen dat hij de 'Letter of Intent' eerst wil laten vertalen en advies wil inwinnen alvorens akkoord te gaan. [A] is hier vervolgens niet op terug gekomen. Ook zijn partijen het niet eens geworden over de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden. [A] heeft, zonder overleg, een zogenaamd 'HISWA'-model voor de overeenkomst aan Wagenborg doen toekomen met de daarbij behorende algemene voorwaarden. Wagenborg heeft gesteld dat zij nimmer met deze voorwaarden akkoord zou gaan en heeft op haar beurt de (concept)overeenkomst van [A] niet getekend. Tenslotte hebben partijen geen overeenstemming bereikt over de prijs van de Waddentaxi. Wagenborg heeft de onderhandelingen uiteindelijk afgebroken omdat het verschil tussen de geoffreerde prijs
(€ 300.000,-) en de door Wagenborg geboden prijs (€ 250.000,-) te groot was. Gelet op het voorgaande, is de voorzieningenrechter van oordeel dat partijen geen wilsovereenstemming hebben bereikt op een aantal essentiële punten zoals de leveringsdatum, het toepasselijke recht, de algemene voorwaarden en de prijs.
4.3. Met betrekking tot de stelling van [A] dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:750 BW in verbinding met artikel 7:752 BW kan een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand komen, ook indien partijen geen prijs, of enkel een richtprijs, hebben afgesproken. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat partijen ook geen wilsovereenstemming hebben bereikt over een overeenkomst tot aanneming van werk, omdat naast de prijs op tal van andere essentiële punten geen overeenstemming is bereikt.
4.4. Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is overigens niet (slechts) afhankelijk van de vraag op welke punten er tussen partijen overeenstemming is bereikt, maar ook -en vooral - of partijen de bedoeling tot uitdrukking hebben gebracht, zich te (willen) verbinden. Echter, [A] heeft de door Wagenborg toegezonden 'Letter of Intent' niet ondertekend en geretourneerd en Wagenborg heeft de conceptovereenkomst (HISWA-model) van [A] niet ondertekend en geretourneerd. Gelet hierop, kan niet worden geconcludeerd dat partijen uitdrukkelijk naar voren hebben gebracht zich te willen verbinden.
4.5. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, kan naar voorlopig oordeel niet worden geconcludeerd dat partijen terzake de (kern van de) overeenkomst volledige wilsovereenstemming hebben bereikt. Gelet hierop is er naar voorlopig oordeel geen sprake van een overeenkomst tussen partijen. De voorzieningenrechter zal de primaire vordering tot nakoming van de overeenkomst dan ook afwijzen.
4.6. Nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen, dient de vraag te worden beantwoord of Wagenborg de onderhandelingen mocht afbreken zonder de betaling van schadevergoeding. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 augustus 2005 (NJ 2005, 467) moet vooropgesteld worden dat als maatstaf voor de beoordeling van de schade¬vergoedings¬plicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden, dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.
4.7. [A] heeft naar voren gebracht dat zij heeft aangeboden om samen met Wagenborg een Waddentaxi te ontwikkelen op basis van het bestaande model watertaxi, zulks tegen kostprijs. Vanaf september 2008 is volgens [A] bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaan dat er op korte termijn een overeenkomst tot stand zou komen. Afspraken over betalingsschema's, keuze en levering van de hoofdmotoren, het aantal af te nemen watertaxi's, levertijden, perspublicatie, het aanleveren van het definitieve bestek door Wagenborg, de met instemming van Wagenborg in gang gezette productie van de plug en de mal, de afstemming met Wagenborg over de bestellingen van de diverse onderdelen van de watertaxi en de geplande formele ondertekening van het contract onderschrijven dat partijen er beiden van uit gingen dat [A] watertaxi's voor Wagenborg zou bouwen. Daarnaast heeft [A] er, gelet op haar gedane investeringen en het daarmee samenhangende belang voor de toekomst van haar bedrijf, een gerechtvaardigd belang bij de overeenkomst. Het afbreken van de onderhandelingen op grond van prijsverschil is volgens [A] in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De verstrekte prijsopgaaf was niets anders dan de uitvoering van de op 5 februari 2009 gemaakte afspraak dat [A] een richtprijs zou berekenen. Het stond Wagenborg dan ook niet vrij om de onderhandelingen af te breken, zonder daarbij de gemaakte kosten en investeringen te vergoeden.
4.8. Wagenborg heeft naar voren gebracht dat het uitgangspunt nimmer is geweest dat zij samen met [A] de Waddentaxi zou ontwikkelen. Volgens Wagenborg wilde [C] zelf de watertaxi ontwikkelen en zou deze ontwikkeling niet specifiek ten behoeve van Wagenborg plaatsvinden. Bovendien stelt Wagenborg dat zij steeds duidelijk is geweest over het feit dat de richtprijs afgegeven diende te worden, waarna onderhandeld kon worden. Voorts zijn de facturen van Marin, die [A] heeft overgelegd ter onderbouwing van haar vordering tot betaling van schadevergoeding, gedateerd voor half december 2008, het moment waarop [A] zelf nog expliciet heeft aangegeven niet te weten of Wagenborg werkelijk geïnteresseerd was. De facturen van AMW hebben betrekking op bestellingen die zijn gedaan in december 2008 dan wel begin januari 2009 en daarvoor geldt hetzelfde. Bovendien is geenszins gebleken dat de materialen bestemd waren voor de watertaxi's van Wagenborg; [A] was immers ook bezig voor de Maastaxi.
4.9. De voorzieningenrechter overweegt dat er enerzijds sprake is van de ontwikkeling van een nieuw model watertaxi en anderzijds dat er onderhandelingen zijn geweest over de aankoop van dit nog te ontwikkelen product.
De ontwikkeling van de nieuwe watertaxi heeft plaatsgevonden op initiatief van [A]. Immers, [A] wilde een nieuw (basis)model voor watertaxi's ontwikkelen dat te gebruiken was door zowel Wagenborg als door de Rotterdamse watertaxi, hetgeen blijkt uit de emailberichten van 28 april 2008, van 20 mei 2008 en van 15 december 2008. [A] en Wagenborg hebben overlegd over de aanpassingen van het nieuwe (basis)model, zodat de watertaxi op de Waddenzee zou kunnen varen. Echter, overleg op technisch niveau betekent nog niet dat sprake is van onderhandelingen over het uiteindelijke product, de Waddentaxi. Afspraken over keuze en levering van de hoofdmotoren vallen onder technisch overleg. De afstemming met Wagenborg over de bestellingen van de diverse onderdelen van de watertaxi zijn posten waarover nog onderhandeld zou worden en waarover geen definitieve afspraken zijn gemaakt; hiervan is althans niet gebleken. Het aanleveren van het definitieve bestek door Wagenborg was nodig voor [A] om de prijs te kunnen berekenen. Het aanleveren van deze gegevens houdt echter niet in dat [A] er op mocht vertrouwen dat Wagenborg zonder voorbehoud akkoord zou gaan met de door [A] berekende prijs. De productie van de plug en de mal behoort -voor zover Wagenborg hiervoor al instemming heeft gegeven - tot de ontwikkeling van het nieuwe model watertaxi, die overigens niet op basis van exclusiviteit voor Wagenborg ontwikkeld zou worden. Immers, deze plug en mal zouden tevens gebruikt worden voor de Rotterdamse watertaxi. Daar komt bij dat, op het moment dat [A] opdracht heeft gegeven aan Marin voor nader onderzoek, [A] nog geen zekerheid had van Wagenborg over de afname van vier watertaxi's, zoals blijkt uit het emailbericht van [A] van 15 december 2008. Het risico voor de ontwikkeling van een nieuw model watertaxi dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op al deze omstandigheden dan ook voor rekening van [A] te komen.
4.10. Na de afstemming over de technische details hebben partijen onderhandeld over het te bouwen model watertaxi. De onderhandelingen zagen onder meer op de levertijd van de Waddentaxi, welk recht en welke algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn en op de prijs. Over deze punten hebben partijen, zoals hierboven reeds is overwogen, geen overeenstemming bereikt. Dat partijen wel overeenstemming hadden bereikt over betalingsschema's, het aantal af te nemen watertaxi's, mogelijke perspublicatie en de geplande formele ondertekening van het contract betekent niet dat de onderhandelingen in een zover gevorderd stadium zijn dat afbreking van de onderhandelingen onaanvaardbaar is. Immers, perspublicatie en formele ondertekening zijn afhankelijk van de vraag of partijen werkelijk tot overeenstemming zouden komen, hetgeen ook voor [A] duidelijk moest zijn. Een betalingsschema en de afspraak dat Wagenborg mogelijk vier watertaxi's zou afnemen, zijn onvoldoende om te concluderen dat [A] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Wagenborg zeker tot het sluiten van een overeenkomst zou overgaan. Toen de richtprijs duidelijk werd, heeft Wagenborg een tegenaanbod gedaan van
€ 250.00,- en vervolgens heeft [C] alternatieven voorgesteld betreffende de uitvoering en de prijs. Partijen hebben derhalve de onderhandelingen niet zonder meer afgebroken. Wagenborg heeft de onderhandelingen vervolgens wel afgebroken omdat Wagenborg meende dat het prijsverschil niet te overbruggen was. Alles in aanmerking nemende, is het afbreken van de onderhandelingen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar.
4.11. Gelet op het voorgaande, zal de voorzieningenrechter de vordering van [A] om Wagenborg te veroordelen om de onderhandelingen met [A] te hervatten en een overeenkomst tot stand te laten komen, afwijzen.
4.12. Tenslotte overweegt de voorzieningenrechter met betrekking tot de meer subsidiaire vordering het volgende. Zoals hierboven reeds is overwogen, is het afbreken van de onderhandelingen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar. Hieruit ontstaat derhalve geen verplichting tot het vergoeden van kosten of schade. De stelling van [A] dat sprake is van een onrechtmatige daad is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd met argumenten. Gelet hierop, zal ook de vordering tot het betalen van een voorschot op de vergoeding van gemaakte kosten en geleden schade worden afgewezen.
4.13. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wagenborg worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Wagenborg tot op heden begroot op EUR 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B.M. Keurentjes en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2010.?