ECLI:NL:RBGRO:2011:BP7516

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120482 / FA RK 10-1978
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • J.P. Evenhuis
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht van nauwe persoonlijke betrekking tussen biologische vader en minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man die verzocht om te verklaren dat er tussen hem en zijn in Honduras geboren minderjarige dochter sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, zoals bedoeld in artikel 1:204, eerste lid, aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek. De man, die in de periode van juni 2002 tot maart 2003 in Honduras verbleef, had daar een affectieve relatie met de moeder van de minderjarige. Uit deze relatie is de minderjarige geboren, en uit DNA-onderzoek is vastgesteld dat de man de biologische vader is. De man heeft de minderjarige financieel onderhouden en heeft haar op school ingeschreven. Hij heeft ook meerdere keren Honduras bezocht, waar de minderjarige bij hem verbleef.

De moeder van de minderjarige heeft bij notariële akte de voogdij aan de man toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de minderjarige in Honduras ook in Nederland als rechtsgeldig kan worden erkend, mits dit niet in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strijdigheid met de Nederlandse rechtsorde is, en heeft het verzoek van de man toegewezen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vrouw niet is verschenen, ondanks dat zij op de juiste wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft de beschikking op 11 januari 2011 uitgesproken, met mr. M.M. Verbeek als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknr.: 120482 / FA RK 10-1978
beschikking d.d. 11 januari 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
verzoeker,
hierna te noemen [verzoeker],
advocaat mr. J.G. Brands,
en
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
PROCESVERLOOP
[verzoeker] heeft op 11 augustus 2010 een verzoekschrift ingediend, waarin hij heeft verzocht voor recht te verklaren dat er tussen hem en zijn minderjarige dochter een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, zoals bedoeld in artikel 1:204, eerste lid, sub e, Burgerlijk Wetboek (BW).
Op 16 september 2010 is ter griffie een brief met bijlage van mr. Brands ontvangen.
Bij beschikking van 28 september 2010 is mr. F.B. Flooren benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige.
De rechtbank heeft de zaak op 4 januari 2011 behandeld ter zitting met gesloten deuren. Hierbij zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Brands, en mr. Flooren.
De vrouw is - hoewel daartoe op de wettelijke voorgeschreven wijze opgeroepen - niet verschenen.
RECHTSOVERWEGINGEN
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
* de man is [in 1964] gehuwd met [echtgenote];
* de man heeft in de periode juni 2002 tot maart 2003 in Honduras verbleven en daar een affectieve relatie gehad met de vrouw;
* uit deze relatie is geboren de t[minderjarige]minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen [minderjarige]), geboren [in 2003] te [geboorteplaats] in Honduras;
* uit DNA-onderzoek is gebleken dat de man de biologische vader is van de minderjarige;
* de man heeft de minderjarige in Honduras als zijn dochter erkend;
* de geboorteakte van de minderjarige, afgegeven te [geboorteplaats] (Honduras) op
19 februari 2010 vermeldt de man als de vader van de minderjarige;
* bij getuigschrift d.d. 16 maart 2010, opgemaakt door [naam notaris], notaris te San pedro Sula. heeft de vrouw de man gemachtigd de voogdij over de minderjarige uit te oefenen;
* de minderjarige verblijft sinds 7 juli 2010 op een toeristenvisum bij de man en zijn echtgenote in Nederland.
Standpunt van de man
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij in de periode juni 2002 tot maart 2003 voor zijn werkzaamheden in Honduras heeft verbleven. In die periode heeft hij een korte verhouding gehad met de vrouw. Medio 2008 heeft de man vernomen dat uit deze relatie een dochter was geboren. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat de man de biologische vader is. Hij heeft [minderjarige] in Honduras als zijn dochter erkend en is door de moeder gemachtigd om het gezag over haar uit te oefenen. Naar Hondurees recht is aan alle formele vereisten dienaangaande voldaan.
Vanaf 2009 heeft de man [minderjarige] meerdere malen bezocht en financieel onderhouden. [minderjarige] woonde met nog drie kinderen in een zeer kleine woning van oma. De verblijfplaats van de moeder van [minderjarige] is onbekend. De man is van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij ook naar Nederlands recht door hem wordt erkend. Het is in haar belang dat zij bij de man in Nederland kan opgroeien. Het toekomstperspectief van [minderjarige] ligt in zijn gezin.
Standpunt mr. Flooren
[minderjarige] heeft van haar moeder niets te verwachten. Het is duidelijk dat de moeder niet voor haar kan en wil zorgen en dat zij instemt met het feit dat de minderjarige in Nederland verblijft. Het is in haar belang dat de man haar ook in Nederland kan erkennen.
Beoordeling
De rechtbank begrijpt het verzoek van de man aldus dat hij verzoekt voor recht te verklaren dat er tussen hem en de minderjarige sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking als bedoeld in artikel 1:204, eerste lid, aanhef en onder e BW, opdat de erkenning van de minderjarige in Honduras in Nederland als rechtsgeldig zal gelden.
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd, en waar mogelijk met officiële schriftelijke stukken onderbouwd, dat uit DNA-onderzoek is gebleken dat hij de biologische vader is van de minderjarige. De man heeft de minderjarige vervolgens financieel onderhouden en heeft haar op een school ingeschreven. De man is meerdere malen voor de minderjarige in Honduras geweest, en de minderjarige heeft gedurende deze bezoeken ook bij de man verbleven. De vrouw heeft bij notariële akte de voogdij over de minderjarige aan de man toegekend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en de minderjarige sprake is, zodat zijn verzoek zal worden toegewezen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt.
Op de door de man in Honduras gedane erkenning zijn de in artikel 10 Wet Conflictenrecht Afstamming (Wca) neergelegde regels van toepassing. Dit betekent dat, nu vaststaat dat de erkenning in Honduras is neergelegd in een door de bevoegde instantie opgemaakte akte, die erkenning hier als rechtsgeldig kan worden erkend, tenzij dat kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Een erkenning is in strijd met de openbare orde indien de man naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen op grond van artikel 1:204 lid 1 BW.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat er tussen de man en de minderjarige sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, zodat ook naar Nederlands recht sprake is van een rechtsgeldige erkenning. Dat de rechterlijke vaststelling van de nauwe persoonlijke betrekking niet vooraf, zoals vereist in lid 1 sub e, heeft plaatsgevonden heeft, zoals door de Hoge Raad overwogen in zijn arrest van 28 april 2006, LJN:AU9237, niet tot gevolg dat de erkenning strijdig is met de fundamentele beginselen of waarden van de Nederlandse rechtsorde.
BESLISSING
verklaart voor recht:
dat tussen [verzoeker], geboren op 26 juni 1944, en [minderjarige] geboren [in 2003], een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, als bedoeld in artikel 1:204, eerste lid, aanhef en onder e, BW;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, J.P. Evenhuis en
J.H.H.M. Dorscheidt en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van
11 januari 2011, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verbeek als griffier.
mmv
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.